[De verslagenen aan het hof van koning Artur]
Zwijgt allen! Nu zult u horen wat kort hiervoor gebeurd is! De zeerover, die gewond geraakt was, vond dat het tijd was. Hij wilde niet langer wachten. Hij reed naar het hof en zocht de koning net zo lang tot hij hem vond in Oxford in Engeland. Er waren een hoop ridders en vrouwen aanwezig. Hij steeg af, ging de grote zaal binnen en ging voor de koning staan. ‘Heer,’ zei hij, ‘ik geef mij over. Leg mij in uw gevangenis. Ik zal u zeggen, heer, waarom. Wij waren met zijn tienen, en zijn zeventien jaar of langer zeerovers geweest. Men zou een hoop lelijks over ons kunnen vertellen. Wij hebben veel kwaad gedaan! Daar is nu een eind aan gekomen. We zouden een ridder overvaren, maar eenmaal op zee wilden wij hem van zijn wapenrusting beroven. Dat liep echter slecht voor ons af. Negen van ons sloeg hij er dood! Noodgedwongen vroeg ik om genade. Hij beval mij naar u toe te gaan. Ferguut luidt zijn naam. Hij droeg mij op alle ridders te groeten, behalve Keie. Die staat bij hem in de schuld omdat die hem beledigd heeft. Heer koning, ik ben gereed mij aan uw vonnis te onderwerpen.’
‘Vriend, maak u geen zorgen. Omwille van de ridder vergeef ik u. En beter vanaf nu uw leven!’
De machtige koning Galarant wilde ridder noch dienaar als reisgezel. Hij trok zijn wapenrusting aan, besteeg zijn paard en reed alleen naar het hof. Hij vond de koning in Londen. Galarant was niet gewoon af te stijgen. Hij reed tot voor Artur. ‘Heer,’ zei hij, ‘wees zo goed mij aan te horen, en ik zal u vertel-