vertrouwen en die ik tot man zou kunnen nemen. Graag zou ik in dezen uw advies inwinnen. Ook als de gegadigde niet echt in goeden doen zou zijn - ik heb genoeg van mijzelf - ik zou hem desondanks aan het hoofd van mijn land plaatsen. Wie zich in zijn keuze door geld laat leiden, en niet door zijn hart, God geve hem schande! Moge zo iemand er doodongelukkig van worden.’
Allen antwoordden: ‘Majesteit, had u maar die dappere ridder die u uit de nood hielp. Hij zag er niet rijk uit, maar hij is sterk en onverschrokken. Zo'n ridder is elke vrouw waard! Maar wij weten niet wie hij is, waar hij vandaan komt en wat er sedertdien met hem gebeurd is.’
Galiëne sprak grappend: ‘Met uw goedvinden, ik wou dat ik hem had. Mijne heren, maakt u reisvaardig! Morgen wil ik naar het hof trekken om Artur te vragen of hij zo goed wil zijn mij een echtgenoot te geven, die mijn land tot voordeel zij.’
Toen zeiden haar ridders: ‘Majesteit, dat is een weloverwogen en verstandig plan. Het lijkt ons allen een goed idee dat u naar de koning toegaat om met hem daarover te spreken.’