Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De wonderbron]Nu zal ik u verder vertellen hoe Ferguut, de arme stakker, in het woud omwille van Galiëne een miserabel leven leidt. Ik denk niet dat men ergens ter wereld een man kon aanschouwen die er beroerder uitzag dan Ferguut. De Liefde kwelde hem zeer. Hij at alleen nog maar wortels, die hij uit de grond opgroef.o Wat verkeerde hij in een slechte conditie! Ook zijn paard was uitgemergeld en als gevolg daarvan ziek. Het beest had het allerminst naar zijn zin. Vaak bleef het stilstaan. Ferguut, die er altijd op bleef zitten, gaf het dan de sporen zodat het paard onder het bloed zat. Hij had door Galiëne zijn verstand verloren.
Aldus dwaalde Ferguut twee jaar lang door het woud. Toen zag hij een springbron. Van blijdschap barstte hij in gezang uit! Wat had hij daar een trek in. Hij had al twaalf dagen niet gedronken... Vindt u het gek dat hij dorst had? De jongeman ging drinken. Bij de fontein stond een kaneelboom.o Bijzonder kostbaar waren de (half)edelstenen die in het bassin lagen. Ik denk dat niemand ooit een bron zag die half zo kostbaar en rijkelijk versierd was. De bron was rondom uitgegraven en prachtig betegeld, en het water liep daar via kanalen uit. Daar lagen topazen, robijnen, smaragden en safieren en menig ander edelsteen met magische krachten. Het was daar dag en nacht even licht.o Ook zal ik u naar waarheid vertellen welke kracht het bronwater bevatte. Al was iemand van zijn zinnen beroofd, als hij van die | |
[pagina 63]
| |
aant.bron dronk dan was hij van al zijn gebreken verlost en weer bij zijn volle verstand. Waar iemand ook aan lijdt, en of het nu psychisch is of fysiek, als je wat water uit die bron zou drinken, word je weer helemaal beter en ben je van al je klachten verlost!
Ferguut was in een klap genezen. Hij zei: ‘Here God, wat overkomt me nou? Dit is een wonderbron! Al die tijd ging het heel slecht met me en was ik er beroerd aan toe, en nu ben ik opeens van al mijn ellende verlost!’ Zijn paard liet hij ook drinken, het werd weer gezond en was heel erg blij! Het was nog vroeg op de dag. De zon was op, het was helder weer. Hij zag wat verderop een kapelletje staan, opgetrokken uit marmer. Ervoor zat een dwerg die Ferguut toeriep: ‘Ridder, wat zoek je hier? Wat wil je hier uitrichten? Denk je Galiëne hier te vinden? In dat geval ben je dom bezig. Zo waarlijk helpe mij God, je kunt hier eeuwig blijven huilen voordat je Galiëne vindt, want zij is niet in dit woud.’ Ferguut sprak: ‘Moge de Heilige Geest u beschermen, lieve dwerg! Waar hebt u deze schoonheid ontmoet, wier naam u zo goed kent?’ ‘Ferguut, op mijn woord van eer, in de Andere Wereld, nog voordat u werd geboren.o Ik adviseer u dringend te vertrekken en haar te zoeken waar zij wél is. Ook dient u te weten dat u eerst in het bezit moet zien te komen van het Witte Schild. Nooit droeg iemand een beter schild! Het Schild is van wit ivoor, goed gepolijst en bezet met edelstenen. U moet weten dat het Schild zo'n kracht in zich heeft dat het rond middernacht, als het op zijn donkerst is, de omgeving tot drie mijl ver kan verlichten. Nooit zag men een vergelijkbaar schild! Wie dat Schild om zijn nek draagt, hoeft zich over weinig zaken zorgen te maken. Wie dat Schild draagt, is onoverwinnelijk. Al was je dodelijk gewond, je geneest weer. Wie dat Schild draagt, licht elke ridder die hij tegenkomt uit het zadel. Maar het Schild heeft ook menigeen een hoop ellende bezorgd: niemand heeft het ooit kun- | |
[pagina 64]
| |
aant.nen bemachtigen. De burchtstad waar het Schild zich bevindt, kan niet door uithongering tot overgave gedwongen worden. Niemand zou de kwaliteiten van het Schild adequaat kunnen beschrijven! De behoeftige maakt hij vrijgevig. De lafaard maakt hij dapper. Wie het Schild draagt, wordt niet ouder, maar blijft altijd veertig jaar.o Ook zeg ik u naar waarheid dat hij nooit zonder licht komt te zitten. Wie het Schild bezit, gaat het voor de wind. Hij is alle uren van de dag in een uitstekend humeur. Hij wordt overal met respect tegemoet getreden en is altijd in het gezelschap van mooie vrouwen. Ik zou de kwaliteiten van het Schild niet onder woorden kunnen brengen, en daarom zwijg ik erover. Vaarwel, en houd de moed erin!’ De dwerg ging de kapel binnen, sloot de deur en deed hem op slot. Ferguut sprak: ‘Lieve dwerg, luister, zeg mij waar ik het Schild kan vinden. Ik zal er graag op uit gaan om het te zoeken! Zeg nou wat, lieve dwerg. Doe de deur open, en laat mij binnen!’ Ferguut had het net zo goed kunnen laten, want de dwerg geeft geen antwoord. Toen Ferguut dat inzag, was hij zeer terneergeslagen. Hij vervloekte de dwerg omdat die niet met hem wilde praten en hem vertellen waar hij het Schild kon vinden, reden waarom hij zwaar gedesillusioneerd was.
Ferguut verliet de kapel en reed het woud in. Hij reed tot het vallen van de avond en riep toen uit: ‘Dwerg, moge u voor altijd vervloekt zijn! Waarom hebt u mij niet uitgelegd waar het Schild zich bevindt? De Almachtige Vader helpe mij en wijze mij de weg naar waar ik het Schild kan vinden. Het Schild is mijn redding, mijn lust en mijn leven. Ik zal het zoeken zolang als ik leef, dag en nacht, in stad en land. Met Gods hulp zal ik het Schild te pakken krijgen of anders sterven.’ Zo lang heeft Ferguut het Schild gezocht dat vrouwe Fortuna hem bij een zeearm bracht. ‘Bij God,’ zei hij, ‘nu weet ik echt niet meer waar ik het Schild kan vinden!’ | |
[pagina 65]
| |
aant.Hij zag een schip dat voor anker lag, waar tien rovers op zaten. Ferguut sprak: ‘Het ga u goed! Wilt u mij overvaren?’ ‘Dat zullen we doen,’ sprak een dienaar. ‘Kom aan boord, dan hijsen wij het zeil!’ In gedachten verdeelden de dieven al de opbrengst van Ferguuts paard. |
|