Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De tien zeerovers]Ferguut voerde zijn paard aan de teugel het schip in. Het schip werd van de wal geduwd en zeilde weg. Ferguut wist niet beter of ze hadden het beste met hem voor. Totdat zij zeiden: ‘Ridder, trek uw wapenrusting uit en geef hem aan ons, anders zullen wij u van het leven beroven en u overboord gooien!’ ‘Luister heren,’ sprak Ferguut, ‘zo waarlijk helpe mij de heilige Allene,o ik bezit niets anders dan wat u mij aan ziet hebben! Mijn wapenrusting geef ik u niet. Ik heb geen andere kleren! En God weet, ik kom net zo makkelijk aan de maan als aan geld.’ ‘Wat zeg je me nou!’ zei een van de zeerovers. ‘Ben je gek geworden! Wat zijn dat voor smoesjes? Dat zal je de kop kosten!’ En hij pakte een roeiriem en gaf de ridder een kleun van jewelste. Ferguut sprak: ‘Moge Onze Heer je in het ongeluk storten! Waarom sla je mij? Zo helpe mij God in mijn nood, dat zal ik je betaald zetten!’
Ferguut greep hem bij zijn kop en gaf hem een beuk dat zijn ogen loensden! Daar werd die rover niet vrolijk van... Hij zakte bewusteloos in elkaar. Daarop kwamen de anderen met man en macht overeind en gingen Ferguut met stokken en roeiriemen te lijf. Zoveel slaag ontving Ferguut dat hij op de grond moest neerknielen. Ferguut trok zijn zwaard en ging gul om zich heen houwen. De rovers konden zich niet uit de voeten maken. Sommigen hakte hij handen en voeten af, anderen kliefde hij de schedel tot op hun tanden! Hij sloeg er zes dood. Ferguut sprak: ‘Ik zal jullie krijgen. Jullie zullen me niet ontsnappen. Verzuipen zal ik jullie!’ | |
[pagina 66]
| |
aant.Met de moed der wanhoop kwamen de overige vier op Ferguut af en staken hem met pieken. Daar was Ferguut niet blij mee, want zijn halsberch had menige malieo verloren. Hij werd boos, want hij zag zijn eigen bloed, dat door de maliën (van zijn halsberch) heen sijpelt. Hoewel hij nagenoeg uitgeput was, klemde hij het schild tegen zich aan, en met het zwaard in zijn hand beroofde hij de man die voor hem stond van het leven door hem zijn hoofd af te slaan.
De anderen zagen dit met lede ogen aan. Ferguut dreef hen op, hakte erop in en sloeg hen allen dood, op één na. Die ene begon erbarmelijk te huilen en vroeg uit naam van Onze Lieve Vrouw genade. Ferguut sprak: ‘Op mijn woord van trouw, dief, ik maak u af tenzij u zich naar Londen wilt begeven, om u daar aan de koning gevangen te geven.’ De dief sprak: ‘God gunne mij dat ik er kom!’ ‘Zeg hem dat ik hem groet en alle ridders aan zijn hof, behalve Keie. Zeg hem naar waarheid dat zo ik al liefde voor hem voel, die zeer afstandelijk is. En dat het lang zal duren voordat wij goede vrienden zijn... Maar gooi nu eerst maar eens het roer om en breng ons aan land, want ik heb genoeg water gezien!’ De zeerover sprak: ‘Ik kan geen kant op, ik doe vrijwillig wat u mij beveelt!’o Vervolgens maakte hij het schip weer zeilwaardig en koerste naar de overkant. Ferguut ging aan land, zette zich in het zadel en ging ervantussen. |
|