Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De Zwarte Ridder]Allen waarschuwen Ferguut voor de Zwarte Ridder, dat die hem niet dood zou slaan.o Nog nooit was een man tegen hem opgewassen gebleken... Ferguut was nergens bang voor. Hij dacht echt dat hij zonder te hoeven vechten terug naar het hof zou kunnen rijden. Hij daalde van de steile Rots af en vond de olijfboom terug, waaraan zijn paard stond vastgebonden. Verheugd sprong hij in het zadel, pakte zijn schild en lans en riep: ‘Waar is nou die Ridder die mij van het leven zou beroven? Laat hem komen, al nam hij vier ridders mee. Op mijn woord, ik zal niet vluchten!’ Terwijl hij dat zei, hoorde hij lawaai in het bos: al was al het woudwild in de bronst dan nog had het zoveel lawaai niet kunnen maken! Ferguut bleef onder de boom staan. Wat een | |
[pagina 40]
| |
aant.lawaai! Hij vermoedde dat er een jacht aan de gang was, en dacht dat het daarom verstandiger was onder die olijfboom te blijven staan. Toen zag hij de Ridder, die als een bliksemschicht op hem af kwam. Het leek wel een duivel. Het enige witte aan hem waren zijn tanden. Alles wat hij aanhad was zwart. Hij leek als twee druppels water op Barlebaan!o Zijn paard was zo zwart als inkt. Sneller dan de wind kwam hij aangerend, zag Ferguut onder de olijfboom en riep: ‘Vuile dief, vieze hoerenloper! Wat moet jij met die hoorn en die hoofdsluier? Ben je een ridder uit Duitsland of kom je van het hof van Brittannië? Heeft koning Artur je hierheen gezonden? Het is een schande dat hij nog op de troon zit! Waarom komt hij hier zelf niet om die hoorn te halen? Altijd stuurt hij hier sukkels naartoe waar hij van af wil als hij ze niet meer aan zijn hof wil houden. Hun soldij heb ik hen snel uitbetaald. Waarom kwam hier niet Gawein, Lanceloot, Erec, Iwein of Sagremort, waar iedereen het over heeft, of Pertseval, die denkt dat hij goed is, of beul Artur zélf? Laat hem twintig ridders meenemen, of heel zijn leger. Deed hij het maar! De man deugt niet dat hij mij zo ontwijkt. En dat terwijl ik zoveel voor hem wil doen. Ik zal morgen een onooglijke knecht naar zijn hof zenden met uw hoofd op een stok gespietst, om hem te schande te maken. U had er verstandiger aan gedaan thuis te blijven.’
Ferguut hoorde wat de Zwarte Ridder zei en werd daarover erg boos, want het raakte hem diep dat de man zo weinig eerbied voor de koning en voor zijn ridders had. Hij zou zijn zelfrespect verliezen als hij deze belediging aan het adres van de koning niet wreekt. Hij gebood de Ridder zich gereed te maken, klemde het schild tegen zich aan en reed met gevierde teugel op hem af. De Zwarte Ridder reed op Ferguut af: één van de twee gaat dat bekopen. Elk deed wat in zijn vermogen lag. Ferguut hield zijn lans horizontaal en stak de Ridder op zijn borst. Hij doorboorde | |
[pagina 41]
| |
diens schild en halsberch, maar de punt ging langs zijn zij en raakte hem niet. De Zwarte Ridder stak Ferguut terug, brak diens schild in tweeën, en doorsneed zijn halsberch. Wel een vadem diep ging de lans door Ferguuts halsberch, maar hij verwondde hem niet. Toen zei de Ridder tot Ferguut: ‘Ridder, wat moest je hier? Morgen zal uw hoofd naar het hof gebracht worden. U kunt zich niet verweren tegen mijn slagen. Uw halsberch biedt geen bescherming meer. Ik doorstak hem met mijn lans een vadem diep langs uw zij. De lanspunt was alleen zo hoofs u niet te kwetsen.’ Ferguut ergerde zich aan die woorden en sprak: ‘Ridder, met praten alleen kunt u mij niet verslaan! Wat wint u ermee dat u een gat in mijn halsberch ziet zitten? Ik weet zeker dat ik u beter raakte. U voelt het koude ijzer van mijn lanspunt nog. De duivel moet wel erg veel van u houden dat u het overleefd hebt!’ Beiden maakten rechtsomkeert, grepen hun lansen vast en stormden op elkaar af. Muurvast zaten ze in hun zadels. Beiden waren fantastische ridders om daar niet uit te vallen! Hun paarden moesten op de grond knielen. Ferguut plaatste een voltreffer op de Ridder. Diens schild en halsberch hielpen de Ridder evenveel als een vel perkament: de lans stak bijna een el diep in zijn lichaam! Ook brak hij af.
De Zwarte Ridder leek in het geheel niet onder de indruk en zat op zijn paard alsof hij totaal geen last had van dat stuk lans in zijn lichaam. Hij stak Ferguut zo hard op diens schild dat hij zijn lans kliefde en in tweeën brak! Ferguut zag dat de ridder gewond was en sprak: ‘Ridder, u was nodig aan een aderlating toe! Uw bloed is groen... Heeft een onervaren arts u soms adergelaten? Volgens mij liet hij een slagader, een ader bloedt niet zo hard. Het bloed zit tot op uw rug! Volgens mij heeft hij u voor de gek gehouden. Ik zou er maar mee stoppen, het lijkt me zo wel genoeg. Dat stuk lans in uw | |
[pagina 42]
| |
aant.lichaam, heer Ridder, mag u wel houden. U hebt er last van. Het einde van uw boosaardigheid is in zicht. Ik zal ú het hoofd afhakken!’ Het was de Ridder een gruwel wat Ferguut allemaal tegen hem zei. Fier als een leeuw trok hij zijn zwaard en kwam op Ferguut af. Ferguut zag hem aankomen en trok het zijne. Nu gaat er daar tussen die twee vreselijk gevochten worden! Nooit waren er zulke goede ridders. Het leken wel twee leeuwen! Zij sloegen elkaar de stukken van de helm zodat zij vooroverbogen in het zadel. Nooit sloeg een smid met grotere regelmaat op een aambeeld dan zij tweeën!o Vrijgevig waren zij in het uitdelen van slagen. Hun schilden lagen in stukken. Ze waren van hun lang zal ze leven niet eerder uit elkaar gegaan dan voordat de een de ander doodgeslagen zou hebben!
De Zwarte Ridder hief zijn zwaard en sloeg het in tweeën. Zijn hart voelde alsof er een rotsblok op lag. Hij slaakte een diepe zucht, niet wetend wat te doen. Was hij maar in Lyon!o Hij begrijpt heel goed dat hij niet kan ontkomen. Wil hij niet doodgeslagen worden dan zal hij om genade moeten smeken. Hij steeg af, knielde wenend neer voor de jongeman en vroeg hem om genade.
Ferguut zag de ridder te voet en dacht bij zichzelf: als je deze geweldenaar doodt, zul je daar weinig profijt van hebben. Sterft hij dan is dat een gemis. Hij vraagt om genade. Het is beter dat hij in leven blijft en zich gevangen geeft aan de koning, hem de hoorn geeft die zoveel overlast bezorgd heeft, en dat hij vertelt dat ik hem gestuurd heb. Het zou zonde zijn als ik hem doodsloeg. Hij boog zich voorover, greep diens handen en deed hem opstaan. Ferguut sprak: ‘Zult u zich gevangen geven aan koning Artur, en hem vertellen wat u overkomen is, en hem de hoorn en de hoofdsluier brengen? Zo ja, dan kunt u daarmee uw leven redden. Maar doet u dat niet, dan sla ik u dood!’ | |
[pagina 43]
| |
‘Sla mij dan maar dood, ridder. Wees mij genadig! Daarheen durf ik niet, ik heb er vriend noch verwant. De koning heeft zoveel klachten over mij ontvangen, en ik heb zoveel ridders van hem gedood. Als hij mij te pakken krijgt, hij zou mij voor geen goud laten gaan. Hij zou me laten radbraken! Ik word liever door u gedood dan dat ik daarheen ga. Hij is razend op me! Ik heb zoveel ridders van hem gedood met het zwaard dat hier in twee stukken ligt. Maak mij nu maar dood, want daar zal ik zeker sterven.’ ‘Er zal u daar geen haar gekrenkt worden. Wees maar niet bang. Ga gerust naar het hof toe en zeg dat ik u daarheen gestuurd heb. Ik ken de koning. Overhandig hem de hoorn en de hoofdsluier. Hij zal u vriendelijk ontvangen en u zijn boosheid vergeven. Ik weet het zeker. Het spreekwoord zegt: een klein uitstel is veel waard! Ga naar het hof en groet hem als mijn koning, en ook de andere ridders, behalve Keie, die de spot met mij dreef. Bij mijn leven, daar zal hij nog voor boeten.’
Toen de Zwarte Ridder hoorde dat Ferguut zo goed lag aan het hof, besloot hij er toch maar heen te gaan. Hij wilde blijven leven. ‘Heer,’ sprak hij, ‘ik beloof te doen wat u van mij wilt. Ik wil mijn hoofd nog niet kwijt. Geef mij de hoorn en de hoofdsluier. Ik zal erheen gaan, wat mij daar ook moge gebeuren, en mij als overwonnene gevangen geven. God geve mij dat ik het er levend afbreng!’ Hij zwoer Ferguut een eed dat hij zijn belofte zou houden en te paard naar het hof zou gaan in de wapenrusting die hij op dat moment droeg. Ferguut overhandigde hem de hoorn en de zijden hoofdsluier. Toen liet hij hem weggaan, na hem op het hart gedrukt te hebben de koning op te zoeken zodra zijn wonden genezen waren. Ferguut reed daarna nog wat rond door die wildernis daar, maar er viel verder niets meer te beleven, en hij besloot daarom | |
[pagina 44]
| |
terug te keren naar zijn gastheer van de vorige nacht. Die had het hem zo gevraagd toen hij van hem vertrok. |
|