Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De overnachting op kasteel Idel]Ferguut nam afscheid van de koning en van al zijn ridders. Daarna nam hij afscheid van mijnheer Gawein, die hem in de bescherming van de Moedermaagd aanbeval. Vervolgens verliet Ferguut het koninklijk hof en ging op weg. Ferguut reed fier als een leeuw en in hoog tempo de hele dag door tot het vallen van de avond, toen hij bij een rivier kwam waar hij moest oversteken. Het duurde hem allemaal veel te lang. Toen zag hij naast een woudzoom een groot en sterk kasteel, omringd door een breed water. Hij reed naar dat mooie kasteel toe, Idel geheten, en vond daar een lange brug en een ridder die een pracht van een valk - even edel als kostbaar - op zijn hand droeg en zich langs de waterkant vermaakte met valkenjacht. In zijn gezelschap was een mooi meisje, zo mooi zie je ze nergens. Moeder Natuur had haar volmaakt geschapen. Zo'n creatuur hebt u nog nooit gezien! Ik denk niet dat ik u verveel door haar te beschrijven, en wie er niet naar wil luisteren die gaat maar koeien hoeden. Ik zal u de schoonheid van dit meisje naar waarheid beschrij- | |
[pagina 29]
| |
aant.ven. Het meisje was Galiëne geheten. Wie heel het land Aliëneo door zou rijden, zou geen mooier meisje vinden. Ook was zij zeer welgemanierd. Ze zou bij wijze van spreken een keizerin kunnen zijn. Het was dus niet ten onrechte dat de Godin van de Liefde in haar hart kwam en haar verliefd maakte. Als ik Venus was, die mensen verliefd maakt, dan zou ik haar met liefde verzadigen. Venus zou zich nergens beter thuis voelen dan in haar hart! Het meisje heeft heldere lichtblauwe ogen, bruine wenkbrauwen in twee mooie ronde boogjes, niet te groot, niet te klein, een hoog voorhoofd, heel mooi glad, een slank ovaal gezicht en een sneeuwwitte huid met rode blosjes op de wangen. Men kon zich in haar gelaat spiegelen! Ze had rode lippen en een bescheiden mond, zoeter dan dauw, en witte tanden, die mooi aaneengesloten stonden en niet te groot waren. Haar adem rook als een oosterse specerij. Ze was tenger maar prachtig gebouwd, met slanke armen en blanke, niet van die grote handen. Niemand zag ooit een mooiere vrouw, en evenmin is er iemand die haar schoonheid tot in detail beschrijven kan, want Moeder Natuur richtte al haar aandacht op haar toen zij geboren werd, met als gevolg dat zo'n honderd andere vrouwen tekortkwamen...o Galiëne was in gezelschap van haar oom en gedroeg zich voorbeeldig. Ferguut begroette het meisje en de heer des huizes uiterst beleefd en vroeg om onderdak voor die nacht. De edelman was een man van de wereld en sprak: ‘Vriend, wees welkom. U zult van alle gemakken voorzien worden en van alles wat u nodig hebt, en uw paard zal voldoende haver krijgen.’ Ferguut was verheugd dat te horen, en wilde afstijgen. Galiëne greep zijn stijgbeugel en hield die vast. Ferguut schaamde zich dood, want Moeder Natuur schiep nimmer een mooiere vrouw dan Galiëne. Zijn gastheer van de vorige avond had hem voorgehouden vrouwen en meisjes altijd met respect te bejegenen, en Ferguut volgde zijn geboden op. | |
[pagina 30]
| |
Ferguut en het meisje namen elkaar bij de hand, en er kwam een dienaar aan die hem zijn wapenrusting afdeed. Daar stond Ferguut in zijn nauwsluitend zijden onderkleed. Hij was prachtig geschapen. Het meisje keek haar ogen uit op de ridder, die haar erg sympathiek overkwam. Ze vond dat hij een innemend gezicht had. De Godin van de Liefde, die aandachtig toekeek, begreep dat het de hoogste tijd was om in haar hart te komen en haar verliefd te maken. Ze zette een pijl op haar boog en schoot het meisje via het oog een pijl zo diep in haar hart, dat zelfs een arts die nooit meer zou kunnen verwijderen. Hij zou voor altijd in haar hart blijven zitten. Ter zijde: ik wil niet dat iemand het mij kwalijk neemt dat ik zeg dat de Godin van de Liefde pijlen kan afschieten. Al bevond een man zich in een kasteel, en al droeg hij een ijzeren of een stalen wapenrusting, dan nog doorschoot ze hem met haar pijlen! De Godin van de Liefde is zo vindingrijk en haar pijlen zijn zo giftig, wie zij ook schiet, hij of zij komt het niet te boven. Zo'n pijl heeft het mooie meisje in haar hart, en hij zal daar blijven zitten zolang als zij leeft.
Galiëne zucht van verliefdheid, maar probeert dat te verhullen omdat ze bang is dat haar oom in de gaten krijgt dat ze verliefd is op de ridder. Er werd hem een bontmantel gebracht en zijn paard werd op stal gezet. Men heeft het drooggewreven en geroskamd. Het paard kreeg een kribbe vol haver voorgezet en ging er gretig van eten. Nu wijdde de gastheer zijn aandacht aan zijn gast. Ferguut heeft goede zin, want hij weet dat zijn paard niets tekortkomt. Ze zijn de grote zaal binnen gegaan. Galiëne, die door de liefde bevangen was, vreesde zeer voor haar oom, maar die had niets in de gaten. Er werd een kleed uitgespreid en daarop zetten zij zich neer, Ferguut en het meisje, dat hem oprecht beminde. Maar ze durfde het hem niet te bekennen, omdat ze bang was dat ze zich | |
[pagina 31]
| |
aant.belachelijk zou maken. De ridder zei er ook geen eentje, en zo zaten ze zwijgend naast elkaar, zo lang als men nodig heeft om één grote mijl te gaan. Zij durfde niets te zeggen, terwijl hij niet wist wát te zeggen, en dus werd er daar gezwegen.
Zij werden verzocht hun handen te wassen en te gaan eten. Ze wasten hun handen en gingen aanzitten. Hen werden allerlei spijzen en wijn voorgezet. Toen ze gegeten hadden werd het bevel gegeven af te ruimen. Er kwam een dienaar aangelopen die het tafellaken wegnam. De tafel was van houtsnijwerk voorzien, met afbeeldingen van wilde beesten en draken. Ik weet zeker dat men tot aan de Donaulandeno geen tafel vond die zo mooi gemaakt was! De man die die tafel maakte kon er wat van. Het tafelblad werd opgenomen en daarna de schragen. De gastheer vroeg Ferguut waar hij vandaan kwam en wat zijn reisdoel was? Ferguut, die er niet over piekerde te liegen, vertelde hem hoe hij zijn wapens gekregen had, hoe hij aan het hofkwam, en hoe heer Keie hem in de grote zaal met zijn spotternij schoffeerde. Daarna vertelde hij hem naar waarheid dat hij naar de Rots wilde rijden om daar de hoofdsluier en de hoorn te halen. ‘En als ik de Zwarte Ridder op mijn pad vind,’ dan zal ik hem slag leveren - ik zeg het u zonder gekheid! Als ik erin slaag hem te overwinnen en hem tot overgave te dwingen dan zal hij een hele hoge prijs voor (het behoud) van zijn hoofd moeten betalen.’
De gastheer, die een verstandig man was, begreep heel goed dat het Ferguut aan lef niet ontbrak. Hij vond het verschrikkelijk dat Ferguut de uitdaging had aangenomen en sprak: ‘Lieve jongen, de koning die u op dit avontuur afstuurde, wat menigeen bezuurd heeft, kan onmogelijk veel om u geven. Niemand komt daar levend vandaan. De Ridder heeft allen die daar kwamen van het leven beroofd. Dat zal ook uw lot zijn. U zult daar sterven. Hij zal weer een schedel klieven. Doe het niet! Ga niet naar | |
[pagina 32]
| |
aant.die Rots toe, dat raad ik u dringend aan. De duivel hebbe die Rots! U begaat een stommiteit. De Zwarte Ridder is zo kwaadaardig. Hij zal u het hoofd afslaan, ik weet het zeker. Allen die hier langsgekomen zijn voor die hoorn hebben hun leven verloren. Er is in de hele wereld geen ridder die een schijn van kans heeft tegen hem!’ Ferguut begreep heel goed wat zijn gastheer hem duidelijk wilde maken, maar hij bleef optimistisch en sprak: ‘Lieve heer, laten we erover ophouden. Ik kan niet anders. Een stormwind gaat vaak liggen na een korte regenbui.o Wie bang is, moet zich maar verschuilen in het haverveld. Ik ga de leeuwin die hoorn en die hoofdsluier afpakken!’ ‘Lieve gastheer, vraag mij niet dat ik mijn schild ongeschonden terugbreng naar het hof. Men zou mij daar belachelijk maken. Mijnheer Keie dreef de spot met mij, en hij zou, zo helpe mij God, nog gelijk hebben ook! Die hoorn is een kwestie van leven of dood.’ Omdat zijn gastheer hoorde dat hij tegen dovemansoren sprak, zei hij: ‘Vriend, ik zei het niet om u te kwetsen. Doe wat uw hart u ingeeft. Moge God uw redding zijn, want u verkeert in groot gevaar!’
Terwijl ze zo zaten te eten en te praten werden de bedden opgemaakt. Een dienaar kwam hen uitnodigen om te gaan slapen. Ferguut stond op - hij tolde van de slaap - en ging snel te bed. Daarna gingen de anderen slapen. Het meisje, dat met heel haar gedachten bij Ferguut was, kon de slaap niet vatten. Ze lag maar te draaien, wist niet wat ze tegen hem zou moeten zeggen. Ze zuchtte en verschoot van kleur:o ‘O Ferguut, lieve vriend, je zou eens moeten weten hoe ik om jou lijd... Vriend!? Wat zeg ik, gekkin? Ik heb hem nooit eerder gezien!o Ik ben nog erger dan een crimineel dat ik iemand wil lief hebben die ik nooit eerder zag of sprak. Morgenvroeg zal hij af- | |
[pagina 33]
| |
aant.scheid nemen en wegrijden. Daarna zal hij nooit meer iets van mij horen en mij snel vergeten zijn. Wat zou hij er wel niet van denken? Als hij op elk meisje verliefd werd waar hij kwam, dan zou hem dat misstaan. Maar als hij morgenochtend vroeg weggaat, hoe zal hij ooit weet krijgen van mijn liefdesklacht en hoeveel ik van hem zou kunnen houden? Hij zal mijn dood nog worden.o Als hij zou weten hoe ik er door hem aan toe ben, dan zal hij nooit zo bot zijn om mijn liefde af te wijzen. Als ik het hem niet vertel dan komt hij het nooit te weten. Maar als ik het hem wél vertel dan roep ik een hoop ellende over mij af... Wat haal ik mij in mijn hoofd!? Ik zou mijn familie te schande maken. Ik ga nog liever gewoon dood dan dat hij het uit mijn mond zou horen. Maar wat zal ik dan doen? Ik zal weggaan en een ander zoeken. Ik wil hem nooit meer zien. Mijn vader zal mij een belangrijke prins geven of een koning, veel mooier dan deze jongen. Mooier, o wat heb ik gezegd? Ik zal nooit een mooiere jongen krijgen. Zo mooi vind je ze nergens! Als hij zou weten hoe ik over hem denk en dat ik zulke lelijke dingen over hem zeg, dan zou hij nooit meer van mij houden. Maar hij houdt helemaal niet van me. Gisteren zat hij alleen naast me en hij sprak geen woord! Dat zou hij zeker gedaan hebben als hij van mij hield. Nee, ik denk dat hij het niet uiten kan. Maar waarom zou ik dan van zo'n man houden? Morgenvroeg, bij het krieken van de dag, zal hij vertrekken. Zijn schoonheid zal hier niet blijven, die ben ik kwijt! Maar wat heb ik aan zijn schoonheid? Waar heb ik het eigenlijk over? Zal ik hem zijn schoonheid afnemen, en zijn kracht? Nee, dat doe ik niet, bij de heilige nacht! Zijn welzijn gaat mij zeer ter harte. Ik geef hem liever dan ik van hem neem.’o | |
[pagina 34]
| |
Zo ligt het meisje met zichzelf te worstelen. Ze zucht diep en denkt dat ze gek wordt. Zo gaat dat als je liefdesles krijgt. En maar woelen en maar draaien in bed. Aldus beloont de Godin van de Liefde haar volgelingen. Het meisje heeft haar deel gekregen en dat zal zij de rest van haar leven weten! Vreselijk vond ze het dat Ferguut van dit alles niets wist. Ze zou beter tegen deze kwelling opgewassen zijn als ook de ridder zijn deel zou hebben. Daarom had ze het des te zwaarder. Uiteindelijk besloot ze op te staan en naar Ferguut te gaan, die absoluut niet aan haar denkt en echt niet weet dat zij verliefd op hem is. Ze trok een zijden hemd aan en daaroverheen een hermelijnen mantel. Zonder geluid te maken is zij voetje voor voetje - ze moest er niet aan denken dat iemand haar zou horen - naar zijn kamer geslopen, opende de deur en liep naar het bed. Ze zag dat Ferguut sliep...o Lang stond zij daar in gedachten: ‘In hemelsnaam,’ zei ze, ‘wat moet ik tegen die ridder zeggen als hij wakker wordt?’ Ze stond op het punt terug naar haar eigen bed te gaan toen de Godin van de Liefde haar overreedde om de ridder zachtjes wakker te maken en haar hart uit te storten. Galiëne bleef te bang om het de ridder te vertellen.o De Godin van de Liefde ging haar wederom opjagen en drong erop aan haar gevoelens en gemoedstoestand aan de ridder kenbaar te maken: zelfs de grootste botterik zou medelijden krijgen met de pijn die zij leed! Ze wrong haar handen in grote rouw, weende en zuchtte diep, want het leek haar een enorme blamage. Ze tastte met haar hand over zijn borst waar zijn hart zat.
Ferguut schrok wakker en vond Galiëne knielend voor zich, tranen met tuiten huilend. Hij greep haar beet en zei: ‘Jonkvrouw, u bent gevangen!’ Zeg mij, wat zoekt u hier?’ Galiëne sprak: ‘Ik ben naar u gekomen, mijn lief, omdat mijn | |
[pagina 35]
| |
liefde voor u mij gevangen houdt. Als u mij niet troost dan zal ik sterven. Mijn liefde voor u doet mij veel pijn. Ik heb mijn hart verloren, dat naar u is toegegaan. Waar is mijn hart, lief? Zeg me waar het is, lieverd. Geef me mijn hart terug, alstublieft!’ Ferguut sprak: ‘Houdt u mij voor de gek, jonkvrouw? Ik heb uw hart nooit gezien. Het is hier niet geweest! Maar ik zeg u, als ik het had dan gaf ik het u niet terug. Maar ik heb het echt niet gezien. Maak dat u wegkomt, jonkvrouw!’ ‘Ach heer ridder, zeg dat nooit meer! U hebt mijn hart wel degelijk, al hebt u er niet naar omgekeken. U doet mij pijn door mij weg te sturen. Mijn hart is altijd tot uw dienst. En met mij mag u doen wat u wilt. Zonder u zal ik nooit meer gelukkig zijn. Door u voel ik mij zo ellendig. U beschikt over mijn leven en mijn dood...’
Ferguut sprak vriendelijk: ‘Jonkvrouw, ik heb hele andere dingen aan mijn hoofd dan dat soort zaken. Ik heb een tweegevecht op mij genomen, waar ik niet onderuit kan. Maar, jonkvrouw, als ik aan het langste eind trek dan zal ik terugkeren, en dan mag u mij in de liefde onderwijzen. Dan zult u over mijn liefde kunnen beschikken en God weet, over alles wat verder in mijn macht ligt. Maar ik bid u dat u mij uitstel verleent totdat ik met de Ridder van de Zwarte Rots gesproken heb, wat daarvan ook moge komen. Zelfs een keizerin zou ik mijn liefde weigeren als ik niet eerst met Gods goedvinden de Ridder overwonnen heb!’
Na dit antwoord is het meisje terug naar haar bed gegaan. Ze voelde zich doodongelukkig en schaamde zich diep dat ze de jongeman haar liefde verklaard had, en dat hij die haar geweigerd had. Het spijt haar dat ze leeft. Ze vond het intens slecht van zichzelf dat ze deze misstap had gezet. Ze zou, zei ze het ene moment, zichzelf van kant maken, om zo haar verdriet kwijt te raken. Het andere moment zei ze dat in haar familie nog nooit | |
[pagina 36]
| |
aant.een vrouw zichzelf omwille van de liefde van kant had gemaakt. Dat zou zij ook niet doen, hoezeer ze ook van streek was. Toen zei ze: ‘Morgenochtend vroeg zal ook ik eropuit trekken, naar mijn vader, en zonder afscheid te nemen. Ik wil de liefde kwijtraken.’o |
|