Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[In het huis van koning Arturs kamerheer]Ferguut was van alle gemakken voorzien. Het ontbrak hem aan niets. Hij zat bij een groot vuur met die kostbare mantel om de schouders. Met het meisje kon hij het uitstekend vinden. Ze vond hem wel stoer. Ze kon zich niet herinneren ergens ooit een knappere ridder gezien te hebben. Jammer alleen dat hij er | |
[pagina 22]
| |
aant.niet uitzag! Hij droeg een witte broek, zo ruig als een haren pij, en twee achterlijke schoenen die hij van zijn vader moest aantrekken en die hij, sinds hij zijn ouderlijk huis verliet, niet meer had uitgetrokken.
Zo zaten ze bij elkaar totdat het eten bereid was. Er werd bronwater gebracht voor de jongelieden. Ze wasten hun handen en gingen zitten op een met witte stof beklede bank. Voor hen was een tafel opgezet met daarop een kom die veel licht uitstraalde, want in die kom was menige edelsteen verwerkt die bij nacht helder scheen.o Men serveerde hen wijn en clareito en heerlijke gerechten, te veel om op te noemen. Ze zaten nog te eten toen de kamerheer van het hof thuiskwam en daar zijn dochter aan tafel zag zitten eten met een jongeman. Hij was stomverbaasd want dat had ze nog nooit eerder gedaan. Toen het meisje hem opmerkte, bloosde zij en stond ze dadelijk op, en Ferguut deed hetzelfde. De kamerheer was een verstandig man en zei hen twee vriendelijk te gaan zitten.
Beiden gingen zitten en de kamerheer zette zich bij hen neer. Hij was een door en door hoffelijk man en vroeg de knaap of hij op onoorbare manier de toegang tot zijn huis had afgedwongen. ‘Nee heer, die gedachte is geen moment bij mij opgekomen. Ik heb nog nooit iemand kwaad gedaan of een misdaad begaan! Ik mocht binnenkomen en ik mocht blijven op voorwaarde dat u het ermee eens zou zijn als u zou thuiskomen. Maar als u het vervelend vindt dan stap ik meteen op. Zo heb ik het met uw dochter afgesproken.’ ‘Ik zal u mijn gastvrijheid niet ontzeggen. Ik wil dat mijn personeel uw wensen vervult. Mijn dochter ben ik dankbaar dat zij u onderdak verleende. Ik wil dat zij u alle eer bewijst. Maar, was u niet die knaap die ik vandaag voor de koning zag?’ ‘Ja, dat was ik, heer,’ sprak de jongeman. ‘Een ridder bespotte mij daar. Hij zal er, bij mijn leven, nog spijt van krijgen! U | |
[pagina 23]
| |
aant.kunt hem vertellen dat ik hem uitdaag, en dat hij, bij zijn leven, zijn verdiende loon zal ontvangen uit handen van de boerenzoon, omdat hij de spot met hem dreef.’ Aldus sprak de knaap tot zijn gastheer.
De tafels werden afgeruimd en opgeborgen. Ze waren gelukkig en maakten plezier. Er werd water gebracht en zij wasten hun handen. Daarna bracht men hen de desertwijn, waar elk wat van dronk, en ook de specerijen werden gebracht. Het meisje nam ervan, evenals Ferguut, en ook de heer des huizes, en vervolgens gingen zij met hun drieën bij elkaar zitten en praatten ze over van alles en nog wat. De kamerheer vroeg de knaap hoe hij het hof gevonden had en of hij al tot ridder geslagen was? De knaap zwoer: ‘Bij het licht van mijn ogen, heer, zeker weten dat ik ridder ben! De boer Somilet heeft mij gewapend toen ik naar het hof ging om daar te dienen en mij zijn paard gegeven. Er is geen beter paard tussen hier en Marquette.o Hij gaf mij een helm, een zwaard en een schild. Ik geloof niet dat een koning ooit een betere wapenrusting droeg. Zo kwam ik hier, heer. Voorwaar, ik weet zeker dat ik een ridder ben. Er is geen ridder in de grote zaal van de koning waar ik een biet om gaf als wij beiden even goed gewapend zouden zijn, en als ik op Grauwtjeo zou zitten, en mijn bijl en mijn werpspies zou hebben.’ De goede man, die begreep dat hij met een onnozele hals te maken had, nam hem in zijn armen en sprak: ‘Lieve jongen, mag ik u van advies dienen? Ik meen het goed met u. U zult nooit ergens komen zonder daar veel profijt van te hebben.’
Ferguut zei tegen de kamerheer: ‘Als u iets van mij wenst dat in mijn vermogen ligt, dan zal ik dat altijd doen. Wilt u iets van mij? Zeg het! Ik zal zwijgen en naar u luisteren.’ ‘Daar doet u heel verstandig aan, en u zult daar veel baat bij hebben. Morgen zult u tot ridder gemaakt worden. Daarbij zal men uw kleren innemen en u andere kleren geven, die beter | |
[pagina 24]
| |
aant.zijn, en geloof me, ook veel mooier. Daarna zullen wij tot voor de koning gaan en hij zal u de ridderslag geven en u eigenhandig het zwaard omgorden. Dan zult u een ridder zijn volgens de gewoonte van dit land. Zelf zal ik morgen, ten overstaan van menig goed ridder, met mijn eigen handen de sporen aan uw voeten binden. Wees verstandig en zorgzaam, en God zal uw lof vermeerderen.’
Ferguut was zwaar aangeslagen dat hij de kleren die hij van huis had meegebracht moest uittrekken. Hij was er echt bedroefd om. ‘Op mijn woord van trouw, heer, had ik die belofte van vandaag maar nooit gedaan! Nu moet ik mij van de kleren laten beroven die mijn vader mij aantrok.o Het is alsof de duvel ermee speelt. De boer Somilet maakte mij ridder, mijnheer de gastheer, toen ik hierheen kwam. Nu zal ik twee keer ridder gemaakt worden.’ ‘Echt niet, geloof me nou. Men kan alleen maar de ridderslag geven als men zelf ridder is. Ook hebt u mij beloofd dat u zult doen wat ik wil. Als u niet doet wat ik wil en uw belofte intrekt dan houd ik u voor een leugenaar.’ ‘Nee heer, ik zal het doen, het is al te laat, en uw advies opvolgen.’ De heer des huizes riep twee dienaren tot zich om hem bij te lichten, want hij wilde gaan slapen. Zij stonden op en kwamen in een kamer waar zij muurschilderingen van allerlei dieren zagen. ‘Ferguut,’ sprak zijn gastheer, ‘blijf hier en slaap zacht.’ Die avond leerde hij de jongeman een hoop zaken, waarmee hij later veel eer zou behalen. In die kamer stond een bed met een linnen sprei en twee linnen lakens. Men legde de knaap daarop en hij sliep binnen de kortste keren. Ook de kamerheer wilde gaan slapen. Hij riep zijn dochter en droeg haar op kleren voor de knaap te zoeken en hem die de volgende morgen te brengen als hij op zou staan. ‘Heer,’ sprak zij, ‘ze liggen klaar.’ | |
[pagina 25]
| |
Allen gingen slapen, de hele nacht door tot de volgende ochtend vroeg. De kamerheer stond bijtijds op en gaf opdracht hun beider paarden op te tuigen en te zadelen. Het meisje liep een kamer in die als garderobe dienstdeed en haalde daar kostbare kleding uit een kist. Ze ging naar de slaapkamer van de knaap, wekte hem en gaf hem de kleren. Hij nam ze in ontvangst en heeft ze aangetrokken. Nadat hij zich gekleed en geschoeid had verliet hij de kamer. De kamerheer schiep er behagen in hoe hij eruitzag. Hun paarden werden gebracht om naar het hof te lijden. Van alle bagage die Ferguut had meegenomen was alleen zijn paard overgebleven. Hij wilde absoluut geen ander paard dan het paard dat hij van huis had meegebracht. Hij nam afscheid van het meisje, en samen gingen zij op weg naar het hof. |
|