Ferguut, of De Ridder met het Witte Schild
(2002)–Anoniem Ferguut– Auteursrechtelijk beschermd[De roofridders in het bos]Toen de knaap de roofridders zag, was hij in het geheel niet onder de indruk en volstrekt niet bang. Een van hen kwam op hem af gereden en riep: ‘Afstijgen, jonkheer! U moet ons uw paard en uw kleding afgeven. Ik wil niet dat u nog langer op dat paard rijdt.’ De knaap sprak: ‘Goede man, hoe kan ik het best naar Cardoel rijden? Wijs mij de weg, want ik ben hem kwijt. Hoe kom ik het snelst aan het hof? Ik verlang er zo naar de koning te ontmoeten en kennis met hem te maken. Ik wil samen met hem | |
[pagina 17]
| |
aant.uit jagen gaan en hem met raad en daad ter zijde staan.’ ‘Maar dan wel met hulp van de duivel zelf,’ sprak de roofridder, ‘mijnheer de zoon van een drol. Uw voorouders zijn het echt niet gewend om in het gezelschap van de koning te verkeren. Ze kunnen veel beter hout klieven, achter de ploeg gaan en mest kruien! Wees daar zeker van, ik zal u doodslaan. U had beter achter de ploeg kunnen blijven lopen!’ De knaap werd eerst boos en vervolgens furieus, pakte met beide handen zijn lans vast en sloeg daarmee de roofridder op zijn hoofd.o Die verloor het bewustzijn, viel met een enorme klap van zijn paard en brak daarbij een heup. Toen de overige drie dat zagen, aarzelden zij geen moment. Voordat de knaap zich kon verdedigen kwamen ze op hem af en staken hem met hun lans in zijn rug. Het mocht hem echter niet deren, hij verschoof amper in zijn zadel! De moed zonk hen in de schoenen. De knaap die gestoken was, voelde zich ook niet echt op zijn gemak. Hij greep zijn werpspies, haalde uit en wierp hem een van de roofridders dwars door zijn lichaam. Dat vonden de andere twee niet leuk en ze sloegen op de vlucht. Ze hadden donders goed in de gaten dat de knaap geen vogeltje voor de kat was! Ze keken niet meer om. De knaap keerde terug naar de twee die op de grond lagen - hij had nooit vluchten en opjageno geleerd - hakte beiden het hoofd af en hing die hoofden aan zijn zadel.o Daarna zette hij zijn reis voort en hervond zijn weg. |
|