Excelsior. Jaargang 1(1913-1914)– [tijdschrift] Excelsior (1913-1914)– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het lied van den Mei-nacht. Met loom geboomte en ruischloos-golvend koren, In 't zoet gedroom van waze maanlichtpracht, Zilverde 't land door blauwen meie-nacht. Geen koeltje kwam den slaap der lente storen. Toen werd in 't bosch uw wondren zang geboren, O nachtegaal. In schelle gorgelkracht Welde uw geluid, vol koorts en vreudgejacht, En héél de lente ontwaakte in uwe koren. Rees daar niet weer één borrlen, duizendvoud, Van juichgetril, naar morgenzon in 't woud, Naar rooden mist van licht door diepe dreven? Neurden geen beekjes tintelend door 't groen Dat dauw-bepereld, wuifde op winden-zoen? ........... Nacht-stilte liet geen bladje in maanschijn beven. Jef Crick. Vorige Volgende