Excelsior. Jaargang 1(1913-1914)– [tijdschrift] Excelsior (1913-1914)– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nacht. Er drijft een dikke smoor alover 't stille water; ik nijg het hoofd en hoor een borrlend brongeklater. Een vleermuis grillig zwenkt vóór schaduwzwarte boomen, waar licht gewemel wenkt vol heimnisvolle droomen. De Nacht nu strekt gedwee zijn reuzenlijf te ruste, op kille legerstee van land en verre kuste, en ademhaalt zóó zwaar dat al de blaarkens rillen... Ei! hoorde in 't woud ik daar geen scherpe noodskreet gillen? Ik weet het niet, maar voel me opeens zoo fel bevangen, de slapen ritselkoel, de ziel vol heet verlangen. Vorige Volgende