Brievenbus II.
Studentenopstellen.
Worden hier tweemaandelijks beoordeeld mits toevoeging van tien centiemen in postzegel. Beoordeeling per brief mits toevoeging van twintig centiemen. (Adres altijd nauwkeurig op te geven benevens den deknaam.)
Eene mooie zending bijdragen is ons reeds geworden, zoodat we van nu af aan het bejammeren moeten over te weinig plaatsruimte te beschikken want er is heel veel goed werk onder dat we zouden willen opnemen. Nu, dat hangt heelemaal van onze jongens zelf af: indien ze ijverig voort gaan met propaganda-voeren zoodat ons abonnentental voortdurend stijgt, zullen we weldra op grootere schaal kunnen verschijnen en dus ook meer plaats aan onze flinke medewerkers afstaan. Hun wachtwoord weze dus: Niet rusten vooraleer ‘Excelsior’ met een dubbel getal bladzijden van de pers gaan kan!
Dit gezegd zijnde reppen we nu een woordje over de ingezonden opstellen:
Singulfedes, deknaam van L.G. te S. - Gij schijnt een voorliefde te hebben tot het sonnet. In dien moeilijken gedichtvorm willen vele jongeren hun gedachten afgieten, en men wordt weldra gewaar dat Kloos, Perk, Swarth e.a. die het sonnet met 'n echte virtuositeit beoefenden, hen tot die schoone... zonde aangezet hebben. Want ja, het sonnet is een bij uitstek moeilijk ‘genre’, en onze jongens in 't algemeen bezondigen zich daaraan omdat hun jeugdige kracht niet is opgewassen tegen de talrijke moeilijkheden die zij moeten overwinnen. Uw pogen blijft toch loffelijk. In uw sonnet ‘Stille Nacht’ hebt ge mij getroffen door een paar verzen als deze:
‘Hij doet u van den hemel droomen
daarboven, van oneindigheid
niet scheidbaar van die eeuwigheid,
en eeuwigheid is er in God maar...
Oh! stille nacht! toe... breng me daar!’
Het gedacht dat ge daarmede uitdrukt is heel waar: de nacht met zijn ‘oneindige diepten’ roept in onze ziel het oneindigheidsverlangen en den Godsnood wakker evenals het schouwspel der zee doen zou. Ge schijnt me wijsgeerig aange-