De drie kemphaantjes(1784)–Anoniem Drie kemphaantjes, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de huis-timmerlieden. Stem: Laat ons deze roemslag zingen. Nu heb ik weer wat nieuws aan de hant Door de huistimmersmans uitgevonden, Die met de Meisjes abondant, Leeven na de Timmermans trant, Geen ambagsman die zo kan leeven, Wie zou hem niet tot timmeren begeeven, Wat is het Timmeren zoet, bis. Wy leeven zonder vreezen. Als wy aan de Winkel koomen, Dan vragt men waar is de jongen, Die dan wat haalt voor onze mond, Kout inneemen dat is gezond, Zo leeven wy dan als heeren, Wie drommel zou geen timmere leeren, Wat is het Timmeren zoet, bis. Wy leeven zonder vreezen. En als wy dan uit werken gaan, Kyken wy naar ’t grapigste meisje, Die houwe wy wat aan de praat, Zo is een Timmerman van aart, Dan krygen wy weer een lessie, ’t Is uit men Heer zyn flessie, Dan drinken wy, bis. Gezondheid van ’t meisje. Als wy dan in den keuken komen, Leeven wy weer zonder schroomen, [pagina 14] [p. 14] Een boterham dat is terstond, En een kusje voor haar mond, Dan haalt zy wat uit de kelder, Een Flesje dan en is wat helder, Dan drinken wy, bis. Gezondheid van ons byden. Als wy dan van ’t werk koomen, Leeven wy weer zonder schroomen, Ziene wy dan de een of aar, Vraagen of de koffie is klaar, Zy zeggen wilt gy mee drinken, Of zy geeven ons de wenken, Al van haar heer, bis. Of van haar Juffrouwen. De meisjes zeggen het ook allegaar, Daar is geen beeter mensch op aarde, Als een Timmerman van waarde, Want zy zynen altoos klaar, Daarom wilt u niet bedenken, Altoos op een Timmerman wenken, Dat is een bestig man die jou zo lekkertjes, Zo lekkertjes zoenen kan. Vorige Volgende