De Achttiende Eeuw. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Schillings
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naam worden veranderd. Gekozen werd voor Journal littéraire d'Allemagne, de Suisse et du Nord. De samenwerking met Beauregard bleek echter geen verbetering en werd reeds na vier afleveringen verbroken.Ga naar voetnoot6. Toen in 1742 bovendien de directeur van het blad, de uit Stettin afkomstige predikant Paul-Emile de Mauclerc (1698-1742), kwam te overlijden, leek het definitieve einde van het tijdschrift nabij. Enige jaren later slaagde Jacques de Pérard (1712-1766), collega en plaatsgenoot van Mauclerc, er echter in opnieuw een Amsterdamse uitgever voor de zaak te interesseren. Vanaf 1746 werd de samenwerking van Pérard met Pierre Mortier (1704-1754) geconcretiseerd in de publicatie van een geleerdentijdschrift dat zich in titel en voorwoord wederom uitdrukkelijk presenteerde als de voortzetting van de Bibliothèque germanique. Het titelblad droeg: ‘Nouvelle Bibliothèque Germanique, ou Histoire litteraire de l'Allemagne’, de la Suisse & des Pays du Nord. Par les Auteurs de la Bibliothèque Germanique & du Journal Litteraire d'Allemagne. In het Voorwoord prees de redactie, bestaande uit Pérard die tevens de directie voerde en Jean Henri Samuel Formey (1711-1797)Ga naar voetnoot7., zich gelukkig dat ze geen verantwoording hoefde af te leggen voor weer een nieuw tijdschrift, aangezien het slechts de voortzetting betrof van ‘un Journal utile & accrédité’. Deze adjectieven werden vervolgens kort toegelicht evenals de geschiedenis van het blad vanaf de oprichting in 1720. De nalatige wijze waarop Pérard de scepter zwaaide, leidde tot grote spanningen met de nieuwe uitgever.Ga naar voetnoot8. Ze liepen zo hoog op dat Pérard al snel het tijdschrift liet voor wat het was en in 1749 de leiding overdroeg aan Formey, sinds 1733 een van de voornaamste medewerkers van het blad. Pérard en zijn opvolger Formey slaagden erin, in samenwerking met Mortier en Jean Schreuder (ca. 1715-1778), diens onmisbare assistent die hem na zijn dood in 1754 ook opvolgde, van de Nouvelle Bibliothèque germanique (wederom) vijftig afleveringenGa naar voetnoot9. te bezorgen. In 1759 werd deze serie, en daarmee het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschrift als zodanig, definitief afgesloten met de aankondiging van een algemene inhoudstafel, die het jaar erna als slotaflevering inderdaad het licht zag. Te oordelen naar het slotwoord in het blad en de zakelijke afronding in de correspondentie van de uitgever aan Formey, geschiedde dit in goed onderling overleg. In de loop van de vier decennia van het bestaan van de Bibliothèque germanique hebben zich in de redactie ingrijpende wijzigingen voorgedaan. Oorspronkelijk was de Bibliothèque germanique een initiatief van de Société anonyme (soms ook wel Société des Anonymes genoemd), een groepje predikanten en geleerden uit de hugenootse refuge in Berlijn.Ga naar voetnoot10. Iedere maandag kwamen zij bijeen ten huize van Jacques Lenfant (1661-1728). Onder de bezielende leiding van deze bekende hofpredikant vormden zij het redactiecollectief dat als zodanig actief bleef tot aan diens dood in 1728. Hierna werden de bijeenkomsten gestaakt en werd de verzorging van het tijdschrift overgenomen door Isaac de Beausobre (1659-1738) en Mauclerc, beiden eveneens hofpredikant, respectievelijk te Berlijn en te Stettin. Om zich meer te kunnen wijden aan zijn wetenschappelijke publicaties riep Beausobre die al op leeftijd kwam, in 1733 de hulp in van Formey, een veelbelovende jonge theoloog die op dat moment als hulppredikant verbonden was aan de Franse kerk van Friedrichstadt te Berlijn. Formey belastte zich met de helft van Beausobres bijdragen aan het blad, d.w.z. met een kwart van de totale inhoud. Na de dood van Beausobre in 1738 voerde Mauclerc de directie alleen en was Formey zijn voornaamste journalistieke medewerker. Deze situatie bleef gehandhaafd ook na de hierboven genoemde wisseling van uitgever in 1741 en duurde voort tot aan de dood van Mauclerc in september 1742. Ontmoedigd door de aanhoudende problemen met uitgever Beauregard trok Formey zich terug uit de redactie en liet het blad, waarvoor hij wel artikelen bleef schrijven, over aan Pérard die zich echter spoedig gedwongen zag de contacten met Beauregard te beëindigen. Geheel tegen de verwachting van Formey inGa naar voetnoot11. kon Pérard drie jaar later met uitgever Pierre Mortier een herrijzenis van het periodiek bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als met de eerdere uitgevers.Ga naar voetnoot12. Weldra waren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de problemen tussen de twee betrokkenen echter zo groot, dat gevreesd moest worden dat de onderneming opnieuw zou worden afgebroken. Mortier smeekte Formey de verantwoordelijkheid voor het tijdschrift over te nemen en Pérard gaf aan, graag van deze zorg te worden verlost.Ga naar voetnoot13. De Nouvelle Bibliothèque germanique kreeg vanaf aflevering VI-1 van januari t/m maart 1750 een gewijzigd titelblad. In plaats van het oorspronkelijke ‘Par les Auteurs de la Bibliothèque Germanique & du Journal Litteraire d'Allemagne’ stond er nu: ‘par mr. samuel formey, Professeur en Philosophie & Secrétare Perpétuel de l'Académie Royale de Prusse’. Er zouden nog tien jaar volgen waarin Formey als enige de volle verantwoordelijkheid droeg voor de uitgave van een blad waarvan hijzelf tevens de enige journalistieke en redactionele medewerker was. In deze bijdrage wordt onderzocht hoe het mogelijk was dat Formey in zijn eentje het tijdschrift jarenlang wel volgens het aangekondigde tijdschema liet verschijnen, terwijl het redactiecollectief en de tweehoofdige redacties vóór hem daar niet in waren geslaagd. Voorts zal worden aangetoond dat zijn prominente plaats in de Republiek der Letteren en zijn karakteristieke manier van werken resulteerden in een periodiek dat zich op essentiële punten onderscheidde van het oorspronkelijke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PeriodiciteitIn zijn Voorwoord van 1720 kondigde Lenfant onder meer aan dat de verschijning van de Bibliothèque germanique driemaandelijks zou zijn.Ga naar voetnoot14. Aanvankelijk slaagde men daar in het geheel niet in. De eerste drie jaren verscheen er slechts één aflevering per jaar, vervolgens een tijdlang twee. Vanaf de jaren dertig kon het tempo worden opgevoerd tot ongeveer drie, maar de beoogde vier werden slechts één maal gehaald. Een regelmatige verschijning was voor periodieken uiteraard van levensbelang. De wederzijdse verplichtingen van redacties en uitgevers op dat punt werden dan ook contractueel vastgelegd.Ga naar voetnoot15. Misschien had Lenfant dit nagelaten en vertrouwde hij op de mondelinge toezeggingen van Humbert met wie hij vanaf 1714 reeds goede zakelijke contacten onderhield.Ga naar voetnoot16. Klaarblijkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wilde Mauclerc daar niet mee volstaan. Hij sloot een schriftelijk contract met de Amsterdamse uitgever waarin onder meer afspraken werden gemaakt voor minimaal vier (en maximaal zes) edities per jaar. In 1741 kwam Humbert echter formeel op die afspraak terug en bood de directie daarmee de gelegenheid zich van hem ontdoenGa naar voetnoot17. en in zee gaan met Beauregard die zich zelfs bereid verklaarde tot zes afleveringen per jaar uit te geven. Zoals spoedig bleek, kon deze zijn toezeggingen in het geheel niet waarmaken. Dat de oorzaak voor de haperende periodiciteit uitsluitend bij de genoemde uitgevers moet worden gezocht, is niet waarschijnlijk, maar met zekerheid kan dat niet worden vastgesteld omdat de correspondentie die van hen is bewaard gebleven, uiterst fragmentarisch is. Uit de ervaringen bij de overige geleerdentijdschriften blijkt echter telkens weer dat het juist de gebrekkige aanlevering van voldoende kopij is die de bottleneck kan vormen.Ga naar voetnoot18. Dit was zeker het geval bij de eerste delen van de Nouvelle Bibliothèque germanique. Hier beschikken we over brieven van uitgever Mortier en van zijn assistent die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Zij klagen over de almaar uitblijvende toezending van kopij en over het niet nakomen door Pérard van andere afspraken. Voordat Formey in 1750 met de eerste aflevering kon beginnen die onder zijn volledige verantwoordelijkheid tot stand zou komen, was zijn hulp onmisbaar: er lagen nogal wat brokstukken die moesten worden opgeruimd en de lezers moest in het vooruitzicht worden gesteld dat het blad vanaf deel VI-1 nauwkeurig op tijd zou verschijnen. In de tien jaren die volgden, verschenen inderdaad netjes en met grote regelmaat veertig afleveringen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jean Henri Samuel Formey, een duizendpootIn 1750 was Formey op het hoogtepunt van zijn drukke en succesvolle carrière. Vanaf 1731 reeds was hij werkzaam geweest als predikant in Berlijn, maar in 1739 hadden zijn andere activiteiten en zijn niet al te sterke gezondheid hem het ambt laten neerleggen. Hij bleef echter wel gehoor geven aan de veelvuldige verzoeken van collega's in de regio om bij hen de predikatie te houden. In 1733 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was hij, zoals we reeds vermeldden, als medewerker betrokken geraakt bij de Bibliothèque germanique. Tot dit ene periodiek waren zijn journalistieke activiteiten echter geenszins beperkt gebleven. Tegelijkertijd had hij in Berlijn namelijk de uitgave verzorgd van enkele andere Franstalige periodieken.Ga naar voetnoot19. Bovendien had hij ook reeds een twintigtal eigen werken in het licht gegeven over zeer uiteenlopende onderwerpen, vaak zuiver pastoraal van toonzetting en doelstelling, soms meer filosofisch. Toch waren dit slechts zijn nevenactiviteiten geweest. Zijn hoofdaandacht was uitgegaan naar zijn professoraat aan het Franse College van Berlijn, waar hij vanaf 1737 retorica had gedoceerd en later filosofie. Van deze taak moet hij zich goed hebben gekweten. Niet alleen had hij aan het College eveneens de functie van rector vervuldGa naar voetnoot20., in 1744 bij de herinrichting van de Berlijnse Academie van Wetenschappen, was hij terstond tot lid verkozen. Hier had hij aanvankelijk de functie vervuld van secretaris van de ‘classe de philosophie’ en in 1745 was hij daarnaast nog aangesteld als historiograaf van de Academie. In 1748 tenslotte, was hij benoemd tot algemeen ‘secrétaire perpétuel’. Gedurende een halve eeuw, zou hij deze uiterst eervolle, maar tijdrovende functie blijven vervullen. Toen Formey in 1750 de volledige verantwoordelijkheid op zich nam van de Nouvelle Bibliothèque germanique, was het echter niet zijn bedoeling daarom andere activiteiten af te stoten. Zijn werkzaamheden aan de Academie bleven zijn volle aandacht vragen en zijn eigen litteraire productie zou alleen maar worden geïntensiveerd. Zelfs zou hij er van aanvang af niet voor terugdeinzen zijn eigen Bibliothèque concurrentie aan te doen door de gelijktijdige uitgave van niet minder dan vijf andere periodieken! Van twee verschenen de openingsnummers eveneens in 1750, de drie overige volgden later.Ga naar voetnoot21. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als een spin in het webVoor een uitgever was het natuurlijk aantrekkelijk in zee te gaan met niemand minder dan de secretaris van de Berlijnse Academie. Dit gold zeker ook voor de uitgave van een geleerdentijdschrift. Voor het journalistieke werk van zulk een illustere figuur zou het in de Republiek der Letteren zeker niet aan belangstelling ontbreken. In 1750 kon men bovendien rekenen op Formeys rijke ervaring als journalist en redacteur. In de praktijk kleefden aan diens bijna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovenmenselijke productiviteit echter nogal wat nadelen. Deze werden nog vergroot door het feit dat zijn verlangen naar financieel gewin hierin steeds een belangrijke rol heeft gespeeld.Ga naar voetnoot22. In de correspondentie aan hem gericht, werd er van meerdere kanten en met grote regelmaat op aangedrongen dat hij, om de veelvuldig voorkomende onnodige fouten en slordigheden te vermijden, minder gehaast en met meer nauwkeurigheid te werk zou gaan.Ga naar voetnoot23. Men kon zich niet altijd aan de indruk onttrekken dat het Formey vooral om de kwantiteit te doen was. De Leidse uitgever Elie Luzac (1721-1796) beschouwde zichzelf als collega-auteur en was derhalve het meest uitgesproken in zijn commentaar.Ga naar voetnoot24. Met kracht vroeg hij om kwaliteit, om kernachtige recensies bijvoorbeeld in plaats van uitvoerige teksten opgeklopt met paginalange citaten. Voorts was Luzac er vast van overtuigd dat Formey er beter aan deed de uitvoering van zijn tijdschrift met anderen te delen. Bijdragen van meerdere journalisten zouden, meer dan één persoon ooit kon bieden, voor de gewenste variatie zorgen van onderwerp en toon. Nu bleven wetenschapsgebieden als medicijnen en natuurkunde bijvoorbeeld zeer onderbelicht. Bij herhaling uitte hij bovendien zijn bezorgdheid over het onzekere bestaan van een tijdschrift dat volledig afhankelijk was van een enkele persoon. Ook Formey kon wel eens langdurig ziek worden. Grote irritatie ontstond bij de betrokken uitgevers over Formey's zorg voor andere bladen, waarvoor hij eveneens de eindverantwoordelijkheid droeg.Ga naar voetnoot25. Zij vreesden dat dat onvermijdelijk ten koste ging van hun eigen onderneming. Formey van zijn kant probeerde hen gerust te stellen. Maar hij gaf niet toe en bleef zo wel in de positie, eigen bijdragen die ergens werden geweigerd een plaatsje te geven in een van zijn andere bladen.Ga naar voetnoot26. Anderzijds beschikte hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eveneens over de mogelijkheid boekbesprekingen die door een bepaalde uitgever werden voorgesteld, bij een concurrent onder te brengen wanneer hem dat om de een of andere reden beter van pas kwam.Ga naar voetnoot27. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nouvelle Bibliothèque germanique: een bijzondere materiaalvoorzieningDe afspraken die Formey met de verschillende uitgevers van zijn tijdschriften maakte, liepen zeer uiteen. Met betrekking tot de Bibliothèque impartialeGa naar voetnoot28. was bijvoorbeeld overeengekomen dat de identiteit van de auteur geheimgehouden zou blijven. Luzac was namelijk van oordeel dat alleen op die wijze de onpartijdigheid van het blad kon worden gegarandeerd. Toen Formey niettemin zelf zijn auteurschap aan de grote klok hing, werd hem dat door Luzac allerminst in dank afgenomen.Ga naar voetnoot29. De Leidse uitgever maakte van de gelegenheid gebruik om zelf de eindredactie van het tijdschrift op zich te nemen en legde Formey een nieuw contract voor, waarin onder meer werd vastgesteld dat maximaal de helft van het tij dschrift zou openstaan voor boekrecensies die door anderen zouden worden aangeleverd.Ga naar voetnoot30. Hoe pijnlijk het voorstel ook was voor Formey, hij ging er niettemin op in. Bij de Nouvelle Bibliothèque germanique lagen de zaken anders. Vanaf aflevering VI-1, de eerste van het jaar 1750, prijkte op het titelblad niet slechts de naam van Formey, ook zijn hoge functie bij de Berlijnse Academie stond er trots vermeld. Voor het tijdschrift was deze bekendmaking ook inhoudelijk van grote betekenis. Nieuws over de Academie kon door de ‘secrétaire perpétuel’ snel naar het blad worden doorgesluisd en, indien gewenst, uitvoerig toegelicht. Voor de verslagen van de secretaris lag eveneens de weg open naar deze snelweg van de Republiek der Letteren. Meestal geschiedde dit in vorm van een samenvatting en soms, zij het aanvankelijk met enige aarzeling van Formey, integraal in de oorspronkelijke versie. In de jaren waarin Pérard nog was belast met het beheer van de Nouvelle Bibliothèque germanique, verzekerde hij zijn medewerker Formey herhaaldelijk er geen bezwaar tegen te hebben dat in het blad de ‘éloges’ van pas | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overleden geleerden letterlijk werden overgenomen.Ga naar voetnoot31. Om iedere zweem van plagiaat weg te nemen, moest dat de eerste keer wel in een voetnoot worden vermeld. Deze toezegging gold ook de ‘éloges’ die uit de pen kwamen van Formey zelf in diens hoedanigheid van historiograaf van de Berlijnse Academie. Ook voor deze bijdragen zou de gebruikelijke financiële verrekening gelden. Hiermee was de weg vrijgemaakt voor de vele ‘éloges’ die vanaf toen in zeer verhoogde frequentie zouden volgen.Ga naar voetnoot32. Een van de belangrijkste taken van de secretaris was het samenstellen en publiceren van de jaarverslagen van de Academie.Ga naar voetnoot33. De verslagen bestonden uit twee gedeelten: het historisch gedeelte van de hand van de secretaris werd gevolgd door de originele verhandelingen van de verschillende leden van de Academie, voor zover nodig uit het Latijn of het Duits in het Frans vertaald, eveneens door Formey. Ten tijde van de bestudeerde Bibliothèque kwamen de jaren 1745 tot en met 1757 gereed. De besprekingen van deze jaarverslagen in het periodiek waren uitvoerig. Ze bestonden voornamelijk uit parafraseringen waarbij kortere en langere citaten niet uit de weg werden gegaan en de originele stukken soms integraal werden overgenomen. In totaal werden hieraan in de Bibliothèque vijfendertig artikelen gewijd, die een aantal van 678 pagina's besloegen, ruim voldoende om op zichzelf reeds drie afleveringen te vullen. Behalve van de Academie van Berlijn was Formey lid van meerdere andere geleerdengenootschappen, hetgeen in zijn Bibliothèque eveneens tot uiting kwam. Zo werd in een twintigtal artikelen aandacht geschonken aan de jaarverslagen van de Academies van St. Petersburg en Göttingen.Ga naar voetnoot34. Dit geschiedde weliswaar wat minder uitbundig dan bij de Berlijnse Academie, maar hiermee zouden eveneens twee delen te vullen zijn. Tezamen genomen zouden de verslagen en berichten rechtstreeks afkomstig van de academies van wetenschappen derhalve niet minder dan een tiende gedeelte van het gehele tijdschrift beslaan. Minder herkenbaar en minder meetbaar was de invloed die meer indirect op het blad werd uitgeoefend door het werk dat Formey aan de Berlijnse academie verzette en de centrale rol die hij daar vervulde. Hij beschikte vanzelfsprekend als eerste over de stukken die er werden geproduceerd of aan de orde gesteld. Zo was hij gemakkelijk in staat zijn lezers snel te berichten welke geleerden als winnaars tevoorschijn waren gekomen uit de prijskamp die jaarlijks door de academie werd uitgeschreven en de winnende inzendingen in zijn blad te bespreken of zelfs integraal op te nemen.Ga naar voetnoot35. Ook zijn contacten met zovele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leden van de Academie moesten wel duidelijke sporen achterlaten in zijn Bibliothèque waarvan de doelstelling immers was, de aandacht te vestigen op de prestaties van de geleerdenwereld in de Duitse landen en de landen van het Noorden. Van 42 academieleden werden dan ook een of meer publicaties in bespreking genomen. Bij de 18 zogenoemde gewone leden die het betrof, kreeg secretaris Formey zelf met 12 artikelen de meeste aandacht. Het aandeel van president Maupertuis (1698-1759) met 10 artikelen was eveneens aanzienlijk. Simon Pelloutier (1694-1754) en Leonhard Euler (1707-1783), twee andere vooraanstaande leden volgden op de voet met respectievelijk 9 en 7 artikelen. Van de buitenleden werden er 24 met een artikel bedacht. Hierbij werd de schijnwerper vooral gericht op Elie Bertrand (1713-1797) en Paul Ernst Jablonski (1693-1757) met 9 en 7 artikelen, gevolgd door Voltaire (1694-1778) en Daniel Gerdes (1698-1765), beiden met 5. Resumerend kan worden vastgesteld dat Formey in de positie die hij bekleedde, uitstekend op de hoogte was van de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Republiek der Letteren. Door de overvloed aan publicaties die tot zijn beschikking stonden, moet voor hem de moeilijkheid vooral zijn geweest te beslissen welke publicaties door hem moesten worden uitgesloten van een bespreking in een van zijn tijdschriften. Een luxeprobleem: collegaredacteurs hadden vaak de grootste moeite de hand te leggen op publicaties waaraan zij een bespreking wilden wijden.Ga naar voetnoot36. Veel van de academiegeschriften waarvan hij een recensie verzorgde, waren bovendien uit eigen pen gevloeid en dus wel heel erg toegankelijk. Hetzelfde gold vanzelfsprekend ook de veertien eigen publicaties waaraan hij in het blad de nodige aandacht besteedde.Ga naar voetnoot37. De Berlijnse Academie leverde hem geschikte stof te over. Formey's nauwe betrokkenheid bij de academie komt eveneens tot uiting in de berichtgeving van zijn ‘Nouvelles litteraires’. Bij deze rubriek die elke aflevering van het tijdschrift afsloot, valt allereerst op dat in vergelijking met de eerste periode van het blad het aantal berichten aanzienlijk is verminderd. Deze terugloop moet hoofdzakelijk worden gezocht in een sterk geslonken hoeveelheid meldingen van nieuwe publicaties. Werden er in de eerste periode | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het blad nog ongeveer 1000 gesignaleerd, na de herstart van 1746 werd dat aantal met de helft gereduceerd. Met een terugval van 280 naar 130 deed zich bij de berichten over de universiteiten eenzelfde verschijnsel voor. De berichtgeving over de academies van wetenschappen daarentegen vertoonde juist een stijgende tendens. Met een groei van 42 naar 70 berichten, was de toename des te verrassender omdat de journalistieke belangstelling voor de gebeurtenissen aan de academie van St. Petersburg eveneens flink was teruggelopen. In zeer versterkte mate ging de aandacht uit naar de Berlijnse academie nieuwe stijl. In de eerste periode van het tijdschrift betrof het gros van de meldingen de academie van St. Petersburg, maar tegenover de 27 berichten van toen waaronder 7 uitvoerige (van 1 pagina of meer), stonden er in het tijdvak Formey nog maar 10, waarvan 5 uitvoerige. Over de Academie van Berlijn die het aanvankelijk met 5 meldingen had moeten doen, waaronder 2 uitvoerige, werd later niet minder dan 44 maal bericht in de Nouvelles littéraires en 17 maal geschiedde dat, met een gemiddelde van tegen de 3 pagina's, wel heel uitvoerig. Formey's contacten bleven echter geenszins beperkt tot genoemde academiekringen. Door middel vooral van een ongewoon uitgebreide correspondentie spande hij een netwerk over Europa dat zijn weerga niet kende. In 1789, een jaar of tien voor zijn dood, schatte hij zelf het aantal brieven dat hij had gewisseld met correspondenten verspreid over de gehele Europese Republiek der Letteren, op meer dan 20.000.Ga naar voetnoot38. Met enige regelmaat bereikten hem daarin verzoeken om in zijn tijdschriften aan bepaalde publicaties aandacht te schenken. De talrijke uitgevers en boekhandelarenGa naar voetnoot39. die hij onder zijn correspondenten telde, hadden hierbij uiteraard een bijzonder belang en roerden zich het meest. Ook hiervan zijn de sporen in de Nouvelle Bibliothèque germanique duidelijk aanwezig. Van de Hollandse uitgevers zijn Luzac, Mortier en Schreuder het meest succesvol geweest in hun pogingen om hun Berlijnse correspondent ertoe te bewegen in de Nouvelle Bibliothèque germanique artikelen te wijden aan boekwerken die bij hen van de pers kwamen. Bij Luzac ging het om twaalf uitgaven. Hiervoor kon zonder probleem een plaats worden ingeruimd in het blad, want dankzij hun Duitse of Zwitserse auteurs of hun uitgave in Luzacs filiaal te Göttingen voldeden ze volledig aan de criteria die bij de Bibliothèque | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
germanique van oorsprong af waren gesteld.Ga naar voetnoot40. Bij drie van de vier edities van Mortier was hetzelfde het geval. Ook hij hield er rekening mee dat er om voor bespreking in aanmerking te komen, een verband moest bestaan tussen het uitgegeven boek en het voedingsgebied van het blad.Ga naar voetnoot41. Verrassend genoeg werd deze eis bij de uitgaven van Schreuder in het geheel niet meer gesteld. Bij elf van de twaalf geplaatste artikelen bestond er geen relatie tussen het besproken werk en het gebied waarover in het blad wordt bericht. Nog vreemder is dat er geen enkele poging werd ondernomen om de plaatsing van die recensies nader toe te lichten. Bij het zojuist genoemde onreglementaire artikel van Mortier bijvoorbeeld gebeurde dat nog wel.Ga naar voetnoot42. Blijkbaar begreep de lezer best dat er zo af en toe desgevraagd ook een plaatsje moest worden ingeruimd voor edities van de uitgever van het tijdschrift. De handelwijze van Formey is in deze zo consequent dat een en ander niet is toe te schrijven aan zijn eerder genoemde slordigheid. Deze treffen we weer wel aan bij het tiental overige onreglementair geplaatste recensies, die nu eens zonder enige toelichting werden opgenomen, dan weer vergezeld gingen van een toelichting die niets verklaarde.Ga naar voetnoot43. Hoewel Formey onbetwist het leeuwendeel van de artikelen voor zijn rekening heeft genomen, moet in dit verband toch zeker ook worden vermeld dat andere geleerden eveneens hun bijdragen hebben geleverd. Dat was vanzelfsprekend vooral het geval bij de ingezonden stukken. Van 113 van de 178 artikelen hieraan gewijd, hebben we de inzenders kunnen achterhalen. Het zijn er in totaal 25, onder wie zich dus enkele vaste inzenders bevinden. Vooral dankzij zijn vele ‘éloges’ voert Formey zelf met 32 artikelen deze lijst aan, op de voet gevolgd door Léonard Baulacre (1670-1761), de bekende bibliothecaris uit Genève, van wie er 27 werden geplaatst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de boekbesprekingen betreft, komen bijdragen van buiten slechts sporadisch voor. Bij 44 van de 517 artikelen werd aangegeven dat de recensie niet van Formey afkomstig was.Ga naar voetnoot44. Gewoonlijk werd daarbij de naam van de betrokken recensent niet vermeld.Ga naar voetnoot45. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gewijzigde karakter van de Nouvelle Bibliothèque germaniqueWie de moeite neemt enkele delen van de Nouvelle Bibliothèque germanique door te bladeren, stuit op enkele uiterlijke verschillen met de oorspronkelijke Bibliothèque germanique.Ga naar voetnoot46. Het meest opvallend is wel dat het aantal artikelen fors is toegenomen en dat de artikelen zelf aanmerkelijk korter zijn geworden.Ga naar voetnoot47. Deze toename doet zich echter niet voor bij de categorieën ‘ingezonden stukken’ en ‘nouvelles litteraires’. Hier zijn de artikelen in aantal nagenoeg gelijk gebleven, maar aan lengte blijken ze flink te hebben ingeboet. Bij de ‘boekbesprekingen’ is de inkorting wel iets geringer, maar hun aantal blijkt te zijn verhoogd met een factor van maar liefst ruim anderhalf. De eerste indruk van een nieuwe lezer van de Nouvelle Bibliothèque germanique moet dan ook wel zijn dat er veel gewonnen is aan snelheid en beknoptheid. Wellicht is hij verheugd de gedegen, maar vaak oeverloze bijdragen van Beausobre niet meer door te hoeven werkenGa naar voetnoot48., maar bestaat niet het gevaar dat daardoor het blad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan zorgvuldigheid en diepgang heeft verloren? Te oordelen naar Formey's handelwijze bij de Nouvelles littéraires lijkt dit inderdaad het geval. Door de overzichtelijke strakke volgorde waarin deze berichten vóór hem werden gepresenteerd, volledig los te laten, maakt het geheel een wat rommelige indruk. Het is alsof de berichten gemakshalve en om redenen van tijd, in de volgorde van binnenkomst zo snel mogelijk werden afgehandeld.Ga naar voetnoot49.
In ons eerdere artikel over de Bibliothèque germanique hebben we een karakterisering pogen te geven van de eerste twee periodes van het tijdschrift. In navolging van anderen hebben we hiertoe de artikelen van het tijdschrift ingedeeld volgens de zes bibliografische rubrieken van Furet.Ga naar voetnoot50. De percentuele resultaten van die tellingen hebben we chronologisch ingepast tussen die van de vier andere geleerdentijdschriften waarbij die rubricering eveneens was toegepast. Op die wijze konden we bij de Bibliothèque germanique enkele typerende trekken onderscheiden. Wanneer we daar nu ter vergelijking de resultaten van de Nouvelle Bibliothèque germanique (chronologisch correct) achter zetten, is het resultaat ronduit verrassendGa naar voetnoot51.:
Ten opzichte van de Bibliothèque germanique en het Journal littéraire d'Allemagne zijn de percentages bij slechts twee van de zes rubrieken nagenoeg ongewijzigd gebleven. Het betreft die gebieden waarvoor de journalistieke belangstelling van aanvang af al uiterst gering was. Rechtswetenschap levert zelfs nog een paar procenten in en sluit daarmee nauwkeuriger aan bij het niveau dat algemeen gebruikelijk is in de geleerdenpers. In de sterke verschuivingen bij de overige vier rubrieken menen wij een weerspiegeling te zien van de minstens even sterk gewijzigde milieus waarin | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het tijdschrift in zijn verschillende fases werd samengesteld. Telkens wanneer er een wijziging kwam in de bezetting van de redactie, werden de oorspronkelijke doelstellingen opnieuw onderschreven en ging men op dezelfde voet voort.Ga naar voetnoot52. Bij de laatste redactiewisseling, in 1750, was er echter meer aan de hand. Ook nu werden de doelstellingen van het blad niet verloochend, maar er voltrok zich als het ware een verhuizing naar een andere wereld. Het homogene milieu van godgeleerden en predikanten uit de hugenootse refuge te Berlijn werd definitief verlaten. De wieg van Formey's vernieuwde periodiek kwam te staan in een meer open, een meer gedifferentieerde wereld. In een academie van wetenschappen werd ernaar gestreefd alle wetenschappelijke disciplines evenzeer tot hun recht te laten komen. Hier namen theologie en geschiedenis geen bevoorrechte positie meer in. Er zat extra veel nieuws in de minder bekende wetenschapsgebieden en Formey was journalist genoeg om daar dan ook in het bijzonder de aandacht op te richten. In Furets categorie IV zijn deze exacte en natuurwetenschappen ondergebracht samen met filosofie en kunsten.Ga naar voetnoot53. In de Nouvelle Bibliothèque germanique slinkt het percentage van categorie I met niet minder dan de helft. Deze teruggang wordt grotendeels veroorzaakt door het ontbreken van de talrijke inzendingen van predikanten die in de eerste periode van het blad ten strijde trokken tegen katholieke auteurs, en met name tegen de jezuïeten, in wier daden zij veel misstanden zagen. De bloei van filosofie en wetenschappen komt niet alleen tot uiting in de verdubbeling van categorie IV, zij werkt ook in hoge mate door in de bijnaverdubbeling van categorie VI. In deze ‘rest’-categorie bevindt zich niet alleen het sterk toegenomen aantal ‘éloges’, maar hier hebben we ook de talrijke besprekingen van de vele verslagen moeten onderbrengen van de Academies van Berlijn en van Göttingen. Deze verslagen bestrijken namelijk meerdere vakgebieden tegelijk. Indeling in een van de categorieën I-IV zou onjuist zijn geweest. De geconstateerde percentuele resultaten bij de oorspronkelijke Bibliothèque germanique spoorden, met een uitschieter naar boven en een naar beneden, redelijk met de resultaten van de overige onderzochte geleerdenpers. Van de Nouvelle Bibliothèque germanique daarentegen moet worden vastgesteld dat van de zes categorieën er slechts twee enigszins in de pas lopen. De overige vier wijken zo sterk af dat het tijdschrift zich ontpopt als vreemde eend in de bijt van de Franstalige geleerdenpers die tot dan toe in de Republiek was uitgegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TerugblikZo af en toe kan de lezer van de Nouvelle Bibliothèque germanique kennisnemen van een meer persoonlijke opmerking van Formey. Het kan dan gaan over zijn gebrekkige gezondheid die ter verklaring wordt aangevoerd wanneer er iets verkeerd is gegaan of over zijn drukke leven dat als verontschuldiging moet dienen voor het feit dat hij een werk niet heeft kunnen voltooien.Ga naar voetnoot54. Hij richt zich ook wel persoonlijk tot de lezer om zijn motieven te geven wanneer hij zijn eigen werk recenseertGa naar voetnoot55. of wanneer hij in zijn blad een eigen werkje opneemt dat hij toch nog op de plank heeft liggen.Ga naar voetnoot56. Zelfs laat hij zich de kans niet ontgaan uitvoerig te berichten van de lof die hem door Montesquieu is toegezwaaid naar aanleiding van zijn openingsartikel in de Bibliothèque impartiale dat gewijd was aan L'Esprit des loix.Ga naar voetnoot57. Wat zijn taakopvatting als journalist en redacteur van de Nouvelle Bibliothèque germanique betreft, moeten we ons tevreden stellen met de korte uiteenzetting die hij daarover geeft in aflevering XI-2, art. XIII. Hij waarschuwt er voor een overdreven verwachting aangaande een tijdschrift als het zijne en wijst op zijn beperkingen als journalist. In bedekte termen moet hij zijn lezers toegeven dat hij zich als academiesecretaris inderdaad op een voortreffelijke uitkijkpost bevindt binnen de Republiek der Letteren. Zij moeten echter goed begrijpen dat iemand alléén nooit alles kan zien. Als journalist kan de academiesecretaris over veel berichten, maar niet over wat buiten zijn blikveld blijft. Op hem rust bovendien de niet eenvoudige taak te beslissen welke nieuwe publicaties een bespreking verdienen en welke niet. Deze keuze is een persoonlijke en vergissingen zijn niet uitgesloten. Over deze ‘inconvéniens de la composition de mon Journal’ uit hij zich als volgt: ‘On ne doit pas regarder un Journal tel que le nôtre, comme propre à représenter l'état de la Litérature en Allemagne d'une façon complette, ni même qui en approche. Cette entreprise surpasseroit de beaucoup les forces d'un seul Ecrivain, de quelques secours que sa situation le mit en état de profiter. Tout ce que je puis faire, c'est de promener, pour ainsi dire, mes regards autour de moi, de m'informer avec quelque soin des ouvrages nouveaux qui paroissent, & de faire ensuite un choix de ceux qui me semblent mériter qu'on les distingue.’ Juist door om zich heen te kijken en te berichten over wat hij ziet, zonder bijzondere voorkeur voor bepaalde wetenschapsgebieden en zonder zich op dat punt bij voorbaat beperkingen op te leggen zoals in 1720 de oprichters van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschrift hadden gedaanGa naar voetnoot58., heeft Formey een inderdaad nieuwe Bibliothèque germanique geschapen. Een tijdschrift met ‘snellere’ artikelen dan die van Beausobre bijvoorbeeld, met minder diepgang ook en met de kenmerken soms van een gemakzuchtige schrijfveer, maar een tijdschrift vooral met een open oog voor alle facetten van het intellectuele leven van zijn tijd, zoals Formey die in ‘zijn’ Berlijnse Academie heeft leren kennen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nouvelle Bibliothèque germanique (1746-1760): an untypical scholarly journalOriginally, both management and editing of the Bibliothèque germanique were in the hands of ministers of the Huguenot refuge in Berlin. In 1733 the young theologian and assistant preacher J.H.S. Formey was taken on to the editorial staff. He was to develop into the central figure of the magazine. From 1738 the editors were almost entirely dependent on the numerous contributions by his hand. This situation remained unchanged, even when the periodical had to be continued under the name of Journal littéraire d'Allemagne between 1741 and 1743. In 1746, when the magazine again rose from its own ashes under another name, Nouvelle Bibliothèque germanique, Formey was almost at the apex of his career. He had taught rhetoric and philosophy at the French College in Berlin and he had made a name for himself in the Republic of Letters as a writer and a journalist. Because of all these activities he had been forced to relinquish his religious duties as early as 1739. In 1744, at the reorganisation of the Berlin Academy of Science he was immediately made a member and he functioned as the secretary of the philosophy class and historiographer of the Academy. His appointment to secrétaire perpétuel in 1748 was the crown to his career. After J. de Pérard, the director, retired in 1749, Formey held sole and full responsibility for the publication of the scholarly journal to which he was also the only contributor and single editor. In contrast to preceding editorial boards, for years he succeeded in publishing the periodical in accordance with the agreed time scheme. This was not only due to his surprisingly rapid way of working. In his position as secretary to the academy he had early and full access to all the scientific activities and developments of his time. The focus there was radically different than that of the more introverted circles of Berlin preachers. But also in comparison with the rest of the French language scholarly press published in the Republic until that time, the Nouvelle Bibliothèque germanique proved to be an interesting exception to the rule. |
|