De Achttiende Eeuw. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Louis Ph. Sloos
| |
[pagina 144]
| |
De eerste druk van De Saxes Rêveries verscheen in 1756 in Den Haag en niet in 1757 in Parijs, zoals meestal wordt vermeld. Een geluk bij een ongeluk is, dat de eerste druk van de Rêveries maar beter niet door onderzoekers geraadpleegd kan worden. Dit geldt echter ook voor latere edities die hier op werden gebaseerd. Het gevaar bestaat daardoor dat voor een moderne studie vandaag de dag nog steeds bijvoorbeeld een inadequate Engelstalige editie uit 1759 gebruikt wordt.Ga naar voetnoot5. Overigens noemt Corvisier in zijn lijst van gedrukte bronnen, naast betrouwbare wetenschappelijke edities, uit 1877 en 1977, ook de onbetrouwbare eerste druk. Te weinig aandacht voor bibliografisch en boekhistorisch onderzoek kan verregaande gevolgen hebben voor de uitkomst van een historisch onderzoek. De ontstaansgeschiedenis, eerste uitgave en verspreiding van de Rêveries door middel van andere edities in achttiende-eeuws Europa, zijn daarvan een treffend voorbeeld. | |
De ‘Rêveries’ en zijn auteurIn de achttiende eeuw kreeg de militaire literatuur er een nieuw genre bij. Het betreft de krijgsmemoires, zoals ze zouden kunnen worden aangeduid, die zowel kunnen worden gerekend tot de (auto)biografieën, de krijgsgeschiedenis als de krijgskunde. Deze boeken handelen over de krijgskundige ideeën en krijgsverrichtingen van militairen en vooral de ervaring op militair gebied die zij daarbij opdeden, hetgeen op schrift werd gesteld tot lering van andere militairen. De opkomst van dit genre is wel aangeduid als de ‘transformatie van krijgshistorische werken naar krijgsstudies’.Ga naar voetnoot6. De Nederlandse Republiek leverde een belangrijk aandeel in de verspreiding in de ruimste zin van deze én andere militaire boeken.Ga naar voetnoot7. Vooral de ervaringen van succesvolle veldheren waren uiteraard erg in trek. Een voorbeeld van zo iemand was Hermann Moritz von Sachsen (1696-1750), beter bekend als Maurice de Saxe of Comte de SaxeGa naar voetnoot8., die een krijgskundig handboek schreef met de cryptische titel Mes rêveries.Ga naar voetnoot9. Maurice de | |
[pagina 145]
| |
Saxe was de oudste van de driehonderdvierenvijftig erkende bastaardkinderen van Frederik Augustus I (1670-1733), keurvorst van Saksen en later als Augustus II (1697-1733) koning van Polen. Over diens avonturen met vrouwen verscheen in 1734 te Amsterdam het schandaleuze boek La Saxe galante, dat in de achttiende eeuw een zekere populariteit genoot. Van zijn vele maîtresses is vooral Maria Aurora gravin von Königsmarck bekend, de moeder van Maurice. Laatstgenoemde ging op twaalfjarige leeftijd het leger in om het jaar erop reeds getuige te zijn van de (historische) slag bij Malplaquet met Marlborough en Eugenius van Savoye. Daarbij toonde hij zich een ware zoon van zijn vader. Zo zag hij in Tournay kans om reeds zijn eerste kind te verwekken. De Saxe werd in 1720 benoemd tot maréchal de camp in het Franse leger en kreeg zijn eigen regiment. Zijn grootste avonturen zou hij echter beleven met de dames aan het Franse hof. Nadat hij zich in de oorlogen tussen 1733 en 1736 niettemin zou onderscheiden en benoemd werd tot luitenant-generaal, begon in 1745 vervolgens zijn glorietijd als maarschalk van Frankrijk. Hij stond aan het hoofd van het leger waarmee Lodewijk XV de Nederlanden wilde veroveren. Voor zijn verdiensten tijdens de campagnes van 1745, 1746, 1747 en 1748, waarvan zijn overwinning bij Fontenoy niet ongenoemd mag blijven, werd hij ten slotte benoemd tot maréchal général van 's konings legers en kreeg hij het Château de Chambord cadeau. Dit is met zevenenveertig trappen en vierhonderdveertig kamers na Versailles het tweede paleis van Frankrijk. | |
De ‘Rêveries’Reeds in de winter van 1732 vertrouwde De Saxe zijn ‘krijgsmemoires’ tijdens een ziekbed gedurende dertien nachten aan het papier toe - vandaar de titel Revêries -Ga naar voetnoot10., waarbij hij overigens zwaar leunde op de tussen 1516 en 1520 door Nicolò Machiavelli geschreven klassieker Dell'arte della guerra.Ga naar voetnoot11. Hij verontschuldigde zich voor de onregelmatigheid, de opbouw en de stijl en verstuurde de (bijgevolg) ‘militair’ en uit verveling geschreven tekst op 12 januari 1733 naar zijn halfbroer koning Frederik Augustus.Ga naar voetnoot12. Maar deze overleed op 1 februari en zou het nooit hebben gelezen.Ga naar voetnoot13. | |
[pagina 146]
| |
Op enig moment tussen 1733 en 1740 heeft De Saxe het schrijven opnieuw opgevat. In de definitieve versie staat dat hij Polybius' Historiae in 1732, het jaar waarin hij zijn Rêveries op schrift stelde, nog niet helemaal gelezen had. Dit ‘project’ beëindigde hij pas in 1740.Ga naar voetnoot14. Het definitieve boek kan in twee delen worden opgesplitst, het eerste over de krijgsmiddelen en het tweede dat de krijg zelf behandelt. In dit laatste komt De Saxe te spreken over Polybius en er zijn volgens Max Jähns, de kenner van het militaire boek bij uitstek, dan ook stukken aan te wijzen die niet behoren tot de ‘oorspronkelijke’ tekst, maar later werden toegevoegd.Ga naar voetnoot15. Van belang is militair-historisch gezien het hoofdstuk over de legioenen (légions), waarbij De Saxe zich liet inspireren door het oude Rome van de koningen en de eerste eeuwen van de Republiek. Het légion van De Saxe betekende voor de achttiende eeuw wat de Duitse Panzer betekende voor de twintigste eeuw. Beide innovaties leverden een snelle, uitgebalanceerde aanvalskracht op, die zelfvoorzienend was en flinke klappen kon opvangen.Ga naar voetnoot16. De Saxes légions, opgebouwd uit vier regimenten van elk vier centuriën, telden ruim vijfendertighonderd man van alle wapens.Ga naar voetnoot17. Dit was een voorafspiegeling van de gemixte divisies en legerkorpsen (corps d'armée 's). Aan een leger van tien légions had De Saxe voldoende. De zwaarbewapende centuriën voorzag hij van zijn ‘geheime’ wapen dat hij een amusette noemde. Dit was een, door hemzelf uitgevonden, licht kanon, waarmee loden kogels van een halve pond konden worden afgevuurd. De amusette, die door twee personen gedragen kon worden, haalde een snelheid van vierduizend schreden. De Duitse en de Zweedse bataljons bereikten met hun stukken geschut volgens De Saxe slechts een snelheid van duizend schreden.Ga naar voetnoot18. De amusette ‘kan dienst doen in duizend oorlogssituaties’Ga naar voetnoot19., aldus de uitvinder. Dankzij de légions met alles erop en eraan kon dus een betrekkelijk klein leger worden samengesteld, hetgeen weer logistieke voordelen met zich meebracht. De Saxe trok ten slotte het liefst ten strijde met een dienstplichtig leger. Invoering van algemene dienstplicht was zijn ‘mooiste droom’.Ga naar voetnoot20. Opvallend | |
[pagina 147]
| |
daarbij is zijn uitgangspunt dat dit zou moeten gelden voor zowel arm als rijk, in welke gedachtegang laatstgenoemde groep als voorbeeld diende.Ga naar voetnoot21. Het boek van De Saxe zou over het algemeen lovend ontvangen worden.Ga naar voetnoot22. Met zijn ideeën vond hij bovendien een bewonderaar in de persoon van niemand minder dan de soldatenkoning Frederik de Grote, wiens vader Frederik Willem I (r. 1713-1740) overigens de dienstplicht invoerde.Ga naar voetnoot23. Op het moment dat De Saxe zijn werkzame leven beëindigde zat Frederik de Grote acht jaar op de troon. Het jaar erop bracht hij vanuit het kasteel dat hij van de Franse koning cadeau had gekregen een bezoek aan Frederik de Grote - of werd laatstgenoemde vereerd met een bezoek van De Saxe? -, bij wie hij van 13 tot 16 juli 1749 op Sans-Souci verbleef. De Pruisische vorst was erg onder de indruk van het bezoek. Nog voordat de gewezen maarschalk vertrok, schreef hij aan zijn vriend Voltaire: ‘zijn discours was leerzaam, niet gezien zijn beheersing van de Franse taal, maar op het gebied van de krijgskunde. Deze maarschalk is een voorbeeld voor alle generaals van Europa’.Ga naar voetnoot24. | |
De eerste druk: La Haye, 1756De woorden van Frederik de Grote illustreren het intellectuele netwerk - dat zich van de Franse taal bediende - in het zeventiende- en achttiende-eeuwse Europa. Een belangrijke schakel in dit netwerk was de Nederlandse Republiek, waar vele al dan niet buitenlandse pennenvruchten in de Franse taal werden uitgegeven.Ga naar voetnoot25. Naast werk van bijvoorbeeld Frederik de Grote en Voltaire, bevond zich hieronder ook veel militaire literatuur. De uitgave van Franstalige militaire werken hier te lande werd versterkt door het feit dat nationale legers nog niet of nauwelijks bestonden. Een leger was tot eind achttiende eeuw over het algemeen een amalgaam van beroepsmilitairen of ‘gewapende mannen’ uit vele verschillende landen. Gedurende het leven van De Saxe gebeurde er niets met het manuscript, dat wil zeggen: het werd niet gepubliceerd. Op 30 november 1750 stierf De Saxe en zijn laatste woorden, die hij toefluisterde aan zijn arts, luidden: ‘Senac, ik | |
[pagina 148]
| |
heb mooi gedroomd’.Ga naar voetnoot26. De eerste druk van de Rêveries verscheen in ieder geval in 1756 in Den Haag. Het betreft een luxe uitgave in folio van de bekende uitgever Pieter Gosse junior.Ga naar voetnoot27. De volledige titel hiervan luidt Les rêveries ou mémoires sur l'art de la guerre de Maurice comte de Saxe, duc de Courlande et de Semigalle, maréchal-général des armées de S.M.T.C. &c. &c. &c. dediés à messieurs les officiers généraux ... Het drukken besteedde Gosse (in dit geval) uit aan de lokale drukker Daniel Monnier.Ga naar voetnoot28. Het boek heeft een imposante titelpagina, die is gedrukt in zwart en rood en voorzien van een grote gravure van het wapen van Saksen, omgeven met militaire trofeeën. De tekst is versierd met tientallen grote siervignetten en daarnaast bevat het boek veertig grote platen. Aan het einde van de Rêveries volgen Reflexions sur lapropagation de l'espece humaine, ofwel een stuk over de voortplanting van de mens. Over dit curieuze aanhangsel later meer. De uitgave van Gosse werd bezorgd door C. de Bonneville. De biografen zijn niet eenduidig over zijn exacte naam. Zo vermeldt de een C. de BonnevilleGa naar voetnoot29. en de ander Zacharie de Pazzi de Bonneville.Ga naar voetnoot30. Het gaat in beide gevallen om de anno 1710 in Lyon geboren ‘De Bonneville’, een Frans ingenieur die op jonge leeftijd onder de wapenen ging en onder meer als kapitein-ingenieur in het Pruisische leger diende. Later publiceerde De Bonneville onder de naam Zacharie de Pazzi de Bonneville. De Pazzi was de meisjesnaam van zijn moeder, een Florentijnse familie die zich in de vijftiende eeuw in Lyon vestigde. Dit valt goed te rijmen met het feit dat hij in 1771 onder dezelfde naam bij zijn vriend, uitgever Marc-Michel Rey in AmsterdamGa naar voetnoot31. het boek Les Lyonnoises protectrices des | |
[pagina 149]
| |
états souverains et conservatrices du genre humain, ou traité d'une découverte importante & nouvelle sur la science militaire etpolitique liet verschijnen.Ga naar voetnoot32. De vraag is uiteraard waarom uitgerekend deze De Bonneville de eerste uitgave van de Rêveries bezorgde. Het antwoord hierop ligt besloten in de herkomst van de kopij van De Bonneville. Volgens De Viols, een oud-artillerieofficier die een in 1757 te Dresden verschenen pocketeditie van de Rêveries redigeerde, was de uitgave uit 1756 gebaseerd op een kopie van het originele manuscript dat Maurice de Saxe aan de luitenant-generaal Claude-Louis comte de Saint-Germain (1707-1778) had gegeven.Ga naar voetnoot33. De Bonneville was secretaris van laatstgenoemde.Ga naar voetnoot34. Jähns stelt dat de tekst van de eerste druk overeenkomt met het origineel, dat wil zeggen het exemplaar van Frederik Augustus, dat met een tweede handschrift van de Rêveries terechtkwam in de toenmalige openbare bibliotheek van Dresden. Jähns ziet dit echter verkeerd, want De Saxe voltooide het definitieve manuscript eerst in 1740. Bovendien wijkt het handschrift uit het bezit van Frederik Augustus af van de gedrukte Rêveries. De twee handschriften die Jähns noemt hebben wonder boven wonder de Tweede Wereldoorlog overleefd. In de handschriftenverzameling van de Sächsische Landesbibliothek - Staats- und Universitätsbibliothek Dresden (SLUB) bevinden zich twee Rêveries.Ga naar voetnoot35. Het betreft een mooi handschrift en een exemplaar met veel correcties en een gering aantal platen. Helaas lijkt de kennis over deze handschriften verdwenen. Vandaag de dag beweert de bibliotheek die de handschriften beheert precies het omgekeerde van wat Jähns stelde. Het mooie handschrift - het origineel in de ogen van Jähns - wordt gedateerd tussen 1740 en 1750 en het vermeende afschrift zou teruggaan tot 1733 (en derhalve het eerste handschrift van De Saxe kunnen zijn). Volgens Jähns is dit laatste handschrift gekopieerd door iemand die de Franse taal niet machtig was en vervolgens door Maurice de Saxe eigenhandig voorzien van correcties.Ga naar voetnoot36. | |
[pagina 150]
| |
Jähns maakt ten slotte melding van een handschrift van de Rêveries in de toenmalige adellijke bibliotheek Von Friesen in Rötha.Ga naar voetnoot37. Hierover schreef De Saxe in zijn eerste testament: ‘een boek van mijn hand over oorlogvoering, getiteld Mes Rêveries, in de vorm van een manuscript’, komt toe aan Henri comte de Friesen, zijn belangrijkste erfgenaam.Ga naar voetnoot38. Samenvattend zouden er bij leven van De Saxe dus ten minste drie handschriften zijn geweest: het eerste dat De Saxe stuurde naar Frederik Augustus en de exemplaren van De Saint-Germain en comte De Friesen. Het meest waarschijnlijk is dat Gosses uitgave tot stand kwam op basis van het exemplaar van De Saint-Germain, dan wel een afschrift daarvan van De Bonneville. Laatstgenoemde, die deze uitgave bezorgde, was zoals gezegd immers secretaris van De Saint-Germain. De bewering dat onder meer de uitgave van Gosse op een afschrift van het handschrift in bezit van De Friesen is gebaseerdGa naar voetnoot39., kan juist zijn als het handschrift van De Saint-Germain daarvan is overgeschreven. Kort nadat de uitgave onder leiding van De Bonneville was verschenen, zou duidelijk worden dat de tekst daarvan in ieder geval verre van adequaat was. Dit bleek uit de uitgave van Arkstée en Merkus die in 1757 verscheen te Amsterdam en Leipzig, welke evenmin wordt beschouwd als de édition originale - strikt genomen is die nooit verschenen -, maar wel als de beste editie. De titel hiervan luidt Mes rêveries. Ouvrage posthume de Maurice comte de Saxe, ... De samensteller van deze uitgave was abbé Pérau. Deze seculiere geestelijke beneden de rang van monseigneur, zoals uit het voorvoegsel blijkt, deed ook tevergeefs een voorstel voor het opschrift op de graftombe van De Saxe.Ga naar voetnoot40. Hij voorzag zijn uitgave van een uitgebreide levensschets van De Saxe en van bronnenmateriaal, zoals brieven, met betrekking tot hem. Gosse junior bracht in 1758 op basis hiervan een supplement van vijftien pagina's uit, getiteld Supplement au rêveries ou memoires sur l'art de la guerre de Maurice comte de Saxe, ...Ga naar voetnoot41. Hieruit blijkt hoe inadequaat de eerste druk was.Ga naar voetnoot42. Op liefst vierenvijftig plaatsen in het boek waren ingrijpende correcties en aanvullingen noodzakelijk. Hier en daar moesten tientallen zinnen worden toegevoegd of zelfs totaal worden vervangen. Ten einde het | |
[pagina 151]
| |
restant van de oplage van de uitgave uit 1756 nog te kunnen verkopen, werd dit supplement achter het eigenlijke boekblok gebonden. Het geheel werd vervolgens voorzien van een nieuwe titelpagina met 1758 als jaar van uitgave en de toevoeging: ‘even volledige editie als de Parijse in twee delen in kwarto, uit 1757’. Het werk Reflexions sur la propagation de l'espece humane werd ook in deze zogenoemde titeluitgave opgenomen, hoewel Pérau dit omschreven had als ‘een wezensvreemd element’, dat niets met het hoofdwerk te maken had en niet voorkomt in het manuscript van De Saxe.Ga naar voetnoot43. Maar Pérau nam dit werk ondanks zijn kanttekening vreemd genoeg zelf ook op. De toevoeging van deze tekst aan de Rêveries maakt de mens tot kanonnenvlees, want er wordt gesuggereerd dat de slachtoffers die oorlog met zich meebrengt gemakkelijk kunnen worden vervangenGa naar voetnoot44., hetgeen haaks staat op de eruditie van De Saxe op krijgskundig gebied of welke zichzelf respecterende veldheer dan ook. Een generaal die koste wat kost slag wilde leveren, werd in die tijd al snel van roekeloosheid beschuldigd.Ga naar voetnoot45. Het is daarom bijna niet voor te stellen dat De Saxe hier achter zat. Zeker niet gezien de woorden van Onno Zwier van Haren over De Saxe, wiens leger volgens hem succesvol was in de Nederlanden in 1744, 1745 en 1746, dankzij ‘een kundigen, ervarenen en bequaamen generaal, die nooyt woest of brutaal, maar altijd vriendelijk en lieftallig de harten van alle sijnen onderhebbende officieren besat, die nooyt wildt of sonder eenig voorgaand concert met sijne meede generaals of met sijn eygen selfs, iets ondernam, maar die gewoon was, sijne altijt voorsigtige en wel geconcerteerde mesures met succes te volvoeren.’Ga naar voetnoot46. De mislukte uitgave betekende overigens niet dat er geen zaken meer gedaan werden tussen Gosse en De Bonneville. Integendeel, in 1761 verscheen de prachtuitgave Esprit des loix de la tactique du maréchal de Saxe, contenant plusieurs nouveaux systêmes & de nouvelles découvertes sur l'art de la guerre. De inadequate uitgave van Gosse junior is van betekenis voor het antwoord op de vraag waarom De Bonneville de eerste uitgave van de Rêveries bezorgde. Hij kwam waarschijnlijk op een oneerlijke manier in het bezit van een exemplaar van het manuscript, dat hij simpelweg met een winstoogmerk het licht heeft doen zien. Zelfs een leek begreep dat een dergelijke pennenvrucht van de in Europa wijdvermaarde Franse maarschalk De Saxe gretig aftrek zou vinden. Dat is ook gebleken. | |
[pagina 152]
| |
Reden om aan te nemen dat De Bonneville de juiste man was om deze canard op de markt te brengen, is dat hij volgens kenners van Voltaire en Frederik de Grote ook de kopij stal van het beroemde boek OEuvres du philosophe de Sans-Souci. Dit werk van Frederik de Grote werd in een oplage van slechts twaalf exemplaren voor zeer speciale vrienden gedrukt. Nadat De Bonneville, die De Saxe begeleidde tijdens zijn reis naar PotsdamGa naar voetnoot47., de kopij had gestolen, verscheen in 1760 te Parijs echter een goedkope uitgave waarvan duizenden exemplaren werden gedrukt.Ga naar voetnoot48. In 1766 verscheen vervolgens het boek Les matinées du roi de Prusse, dat zogenaamd van de hand van de Pruisische koning was, maar in werkelijkheid werd geschreven door De Bonneville.Ga naar voetnoot49. Ook verkocht hij aan Frederik de Grote papieren van de overleden maarschalk, waarvoor hij zich tweemaal liet betalen. Vervolgens werd hij, voor deze oplichtingspraktijk of wat dan ook, gevangen gezet in Spandau.Ga naar voetnoot50. Ten slotte had De Bonneville drie jaar voordat hij de Rêveries uitgaf, in 1753, in Den Haag het boek Mémoires sur l'infanterie, ou traité des légions, beter bekend als het Traité des légions, op naam van De Saxe het licht doen zien. Dit boek was echter geschreven door Antoine Ricouart comte d'Hérouville de Claye (1713-1782). Pas in de vierde editie was de naam van De Saxe verdwenen.Ga naar voetnoot51. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat De Bonneville onze man is. | |
Van pocketeditie tot kleurenuitgaveDe gecorrigeerde uitgave van Gosse junior uit 1758 bevatte in plaats van veertig slechts twintig platen. Daarnaast verschillen de platen van beide uitgaven. Gosse had op basis van de uitgave van Pérau uit 1757 niet alleen de tekst aangepast, maar ook de illustraties.Ga naar voetnoot52. Naast het feit dat Pérau in tegenstelling tot De Bonneville kopieën van de originele illustraties als uitgangspunt had genomen, telde de eerste uitgave van laatstgenoemde veertig platen, terwijl De Saxe vierentachtig tekeningen maakte.Ga naar voetnoot53. Van deze vierentachtig, die allemaal in de uitgave van Pérau werden opgenomen, selecteerde Gosse junior er twintig voor zijn gecorrigeerde uitgave uit 1758. | |
[pagina 153]
| |
Zolang drukwerk in kleur nog niet tot de mogelijkheden behoorde, bleven boeken met kleurenillustraties een zeldzaamheid, want het inkleuren van illustraties moest met de hand gebeuren. Het ‘afsetten’ (oud-Nederlands voor het inkleuren van platen) gebeurde vaak als een optie in opdracht van de koper. Toch verschenen er ook al boeken waarvan (een groot deel van) de oplage standaard werd ingekleurd. Een voorbeeld daarvan is de uitgave van de Rêveries van Pérau.Ga naar voetnoot54. De grote hoeveelheid en prachtige gekleurde platen in de uitgave van Arkstée en Merkus maken dat de concurrentie met Gosse junior voor de laatste partij, zijn inspanningen ten spijt, eigenlijk een verloren strijd was. Vooral de gekleurde afbeeldingen van militairen ten voeten uit zijn een streling voor het oog. De uitgave staat daarnaast bekend om zijn fraaie (gesigneerde) houtsnedevignetten.Ga naar voetnoot55. Terwijl Gosse junior in 1758 zelf een gecorrigeerde uitgave op de markt bracht, had hij ondertussen met zijn eerste uitgave voor veel ruis gezorgd. In 1757 verschenen naast de genoemde pocketeditie, die overigens ook onbetrouwbaar is, en de kleurenuitgave van Arkstée en Merkus ook andere edities, die op de eerste druk gebaseerd waren. In 1757 verspreidde de Haagse uitgever Van Duren een prospectus met de titel ‘Programma van de Rêveries ou Mémoires du Comte de Saxe sur l'art de la guerre’.Ga naar voetnoot56. Het betrof een uitgave van Jean Drieux in Mannheim die ook verkrijgbaar zou zijn bij Van Duren in Den Haag, Frankfurt en Leipzig. De prijs bedroeg een louis d'or en bij voorintekening zes gulden. Bij aankoop van tien exemplaren was het elfde gratis. Dit boek wilde een militair waarschijnlijk echter niet eens gratis hebben, want het betrof een nadruk van de uitgave van Gosse uit 1756. Op de titelpagina staat keurig door ‘Mr. De Bonneville Capitaine Ingenieur de Campagne de Sa Majesté le Roi de Prusse’ en diens ondertekende opdracht aan de ‘Messieurs les Officiers Généraux’ ontbreekt | |
[pagina 154]
| |
evenmin. Het stuk over de voortplanting van de mens is er echter niet in opgenomen. Dit geldt wel voor de uitgave van George Conrad Walther in Dresden, hoewel hij pretendeerde dat het ging om een ‘nieuwe editie gelijk aan het origineel’.Ga naar voetnoot57. Dan had hij echter ook moeten weten dat de ‘Traité des légions’ niet in dit boek thuishoorde, want dat was zoals gezegd niet van De Saxe. Het ongelukkige is dat Walther met deze handzame uitgave dacht dat hij in tegenstelling tot Gosse junior de officieren écht kon bereiken.Ga naar voetnoot58. Het is begrijpelijk dat kort nadat de eerste druk was verschenen elders in Europa uitgaven het licht zagen die daarop waren gebaseerd. Dat in 1763 nog zo'n onbetrouwbare uitgave verscheen, is minder logisch. Het betreft de, overigens fraaie, uitgave Les rêveries, ou notes et commentaires sur lesparties sublimes de l'art de la guerre de Maurice comte de Saxe, ... par mr. De Bonneville, ... van een onbekende groep uitgevers in Berlijn en Potsdam. Aan De Saxes boek is een verzamelwerk toegevoegd met de titel Nouvelles rêveries, ou notes et commentaires sur lesparties sublimes de l'art de la guerre de Maurice comte de Saxe, .... Degene die dit werk aanschafte werd de trotse bezitter van ‘een compleet overzicht van de belangrijkste onderdelen van de krijgskunde’, althans die mening waren de uitgevers toegedaan. Uit vergelijking van de tekst blijkt echter dat de onjuiste passages die in de eerste druk staan niet zijn gecorrigeerd. Naast Franstalige uitgaven verschenen er in Leipzig, Frankfurt en Liegnitz ook twee edities in het Duits. De eerste verscheen in 1757 en betrof een vertaling van de ingenieur-majoor Georg Rudolph Faesch die was gebaseerd op de eerste druk uit 1756. Naast de eerste druk betrof dit overigens de enige uitgave van de Rêveries in folio. In 1767 verscheen een tweede Duitstalige uitgave met een voorwoord van de bekende publicist Carl August Struensee, wiskundeleraar aan de Koninklijke Pruisische Ridderakademie. Op het titelblad hiervan wordt niet met zoveel woorden gezegd welke vorige editie eraan ten grondslag heeft gelegen, maar uit vergelijking bleek ook dit een onbetrouwbare uitgave te zijn.Ga naar voetnoot59. Minstens zo zorgwekkend als deze onbetrouwbare Frans- en Duitstalige nadrukken van de uitgave uit 1756, zijn de drie uitgaven voor het Angelsaksische deel van de wereld. In 1757 verscheen bij John Nourse in Londen, handelaar in Franse literatuur en gespecialiseerd in wetenschappelijke uitgavenGa naar voetnoot60., reeds de eerste Engelse vertaling door de latere generaal sir William | |
[pagina 155]
| |
Fawcett (1728-1804). Deze uitgave is getiteld Reveries, or memoirs upon the art of war by field-marshal Count Saxe ... Ook deze vertaling is gebaseerd op de eerste druk en/of andere edities daarvan. Vervolgens verscheen in 1759 bij Alexander Donaldson in Edinburgh een tweede Engelstalige uitgave. Deze lijkt echter te zijn gebaseerd op de vertaling van Fawcett. Hiervan verscheen in 1776 ten slotte een herdruk. Tot overmaat van ramp is nog in 1971 een reprint verschenen van de eerste Engelstalige uitgave uit 1757.Ga naar voetnoot61. Het zou tot 1940 duren voordat er een echt nieuwe vertaling in het Engels verscheen.Ga naar voetnoot62. Dit was het werk van T.R. Philips, die de tekst van De Saxe, naast teksten van Sun Tzu, Vegetius, Frederik de Grote en Napoleon, opnam in het beroemde boek Roots of Strategy. The 5 Greatest Military Classics of All Time (19401). Philips baseerde zijn vertaling op de laatste uitgave van de tekst die op dat moment beschikbaar was.Ga naar voetnoot63. Hij schreef dat ‘deze vertaling [...] geheel nieuw [is] en is gebaseerd op de tekst van Charles-Lavauzelle die is gepubliceerd in 1895’.Ga naar voetnoot64. Dit betreft de (thans schaarse) uitgave in de reeks ‘Collection des grands écrivains militaires’. Helaas heeft Philips gemeend ‘zekere onbelangrijke passages’Ga naar voetnoot65. te moeten weglaten. Opvallend is overigens dat dit stukken zijn die ook ontbraken in de inadequate uitgaven van de Rêveries. In navolging van de eerste druk van de Rêveries verschenen er ten slotte ook van Philips' vertaling roofdrukken. | |
Philadelphia, 1775In 1775 schreef de Amerikaanse generaal John Adams vanuit Philadelphia een brief aan generaal Henry Knox, waarin hij informeerde naar ‘een representatieve verzameling boeken over alle aspecten van het militaire metier in de bibliotheek van Harvard College en de beste boeken op dit gebied’. Het antwoord van Knox hierop luidde dat goede boeken over militaire onderwerpen moeilijk verkrijgbaar waren in Amerika. Hij beval vervolgens onder meer de Rêveries van De Saxe aan. Adams kocht op basis van dit advies een exemplaar van dit boek bij een boekverkoper in Philadelphia, waarvoor hij dertien shilling betaalde.Ga naar voetnoot66. Dat was een goede aankoop, ware het niet dat hij de Engelstalige uitgave uit 1757 had aangeschaft. | |
[pagina 156]
| |
De Rêveries genoot dus in een razend tempo wereldwijd bekendheid. Tegelijkertijd is echter het effect zichtbaar van de inadequate uitgave uit 1756. De tekst van De Bonneville verspreidde zich als een olievlek over hetzelfde oppervlak. Van de twaalf uitgaven die tussen 1756 en 1776 verschenen zijn er slechts twee betrouwbaar, die van Pérau uit 1757 en de titeluitgave van de eerste druk plus de addenda en corrigenda. Bovendien zijn deze twee uitgaven geen éditions orginales.Ga naar voetnoot67. | |
Innocent readers then and now: A ghostwriter for Frederick the Great in the Netherlands and the dissemination of canards of Mes rêveries by Maurice de Saxe (1696-1750)A lack of attention to bibliographical and book historical research can have far reaching effects on the results of a historical research project. The history of the origin, first publication and dissemination of the Rêveries by Hermann Moritz von Sachsen (1696-1750), otherwise known as Maurice de Saxe, maréchal général of France, is a case in point. The first publication of this important military handbook, which never saw an édition originale, was made by the well-known publisher Pieter Gosse junior of The Hague in 1756. The title of this edition is: Les rêveries ou mémoires sur l'art de la guerre de Maurice comte de Saxe, duc de Courlande et de Semigalle, maréchal-général des armées de S.M.T.C. &c. &c. &c. dediés à messieurs les officiers généraux ... This edition was edited by the army officer C. de Bonneville (Lyon 1710-?), a charlatan who used an inadequate copy of De Saxe's Rêveries for the purpose. A year later, when in Amsterdam and Leipzig the firm of Arkstée and Merkus published a second French edition - the best - by abbé Pérau, Gosse marketed his edition with a new title page and a supplement containing corrections and additions amounting to fifty-four major improvements, based on Pérau's work. | |
[pagina 157]
| |
Meanwhile, the first edition from 1756, however, had already caused much confusion. In 1757 a further three inadequate French publications were based on it, two in Dresden and one in Mannheim, and finally one in Berlin/Potsdam in 1763. The first German edition appeared in Leipzig in 1757, followed by a second one in Frankfurt/Liegnitz in 1767. Rêveries for the English-speaking world were produced consecutively in London (1757) and Edinburgh (1759 and 1776). Out of a total of twelve editions between 1756 and 1776 only two were reliable, Pérau's 1757 edition and the supplemented one by Gosse from 1758. |
|