De Achttiende Eeuw. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Gerrit Verhoeven
| |
[pagina 128]
| |
elke vorm van beschaving, huisden er wilden en schurken in holen en groeiden de slechte en steile wegen makkelijk uit tot levensgevaarlijke, onbegaanbare pistes. Het corpus van negatieve voorstellingen, verhinderde nochtans niet dat Abraham Ruchat in 1714 een reisgids over de regio, de Délices de la Suisse publiceerde. De Zwitser besefte dat hij zich een zware last op de schouders had gehaald: ‘Je ne doute pas qu'il n'y ait des Lecteurs à qui il ne prenne envie de rire, à la vue du titre de cet Ouvrage [les Délices de la Suisse], & qui ne demandent d'un ton railleur: et depuis quand trouve t-on des Délices en Suisse.’Ga naar voetnoot5. In het verleden werd reeds aangetoond dat het discours van flauwe moppen en rabiate vooroordelen vanaf het begin van de achttiende eeuw geleidelijk overstemd werd door meer positieve invloeden.Ga naar voetnoot6. In deze bijdrage zal de aandacht gevestigd worden op de cruciale rol die Nederland in het hele proces gespeeld heeft. De bron bij uitstek hiervoor is de eerder genoemde reisgids, de Délices de la Suisse die in 1714 bij de Leidse uitgever Pieter van der Aa verscheen. Er zal aangetoond worden dat Ruchat de oude stereotypen vernietigde en reeds in de vroege achttiende eeuw een positief beeld van de aantrekkelijkheden van Zwitserland schetste. Natuurlijk zijn er ook andere auteurs zoals Haller (Die Alpen, 1733) en Scheuchzer (Itinera per Helvetiae alpinas regiones facta, 1723) die belangrijke mentaliteitswijzigingen hebben bewerkstelligd. Door de taal waarin deze boekjes gesteld waren (Latijn en Duits) bleef de verspreiding van hun gedachtegoed echter beperkt.Ga naar voetnoot7. Met de Franstalige Délices mikte de Leidse uitgever Van der Aa op zijn eigen Nederlandse publiek, maar had hij tevens de mogelijkheid om een brede, kosmopolitische massa aan te spreken. Op die manier leverde Nederland een belangrijke bijdrage tot de opkomst van een Europese positieve beeldvorming over Zwitserland. Te gepasten tijde zullen ook andere reisgidsen en -verhalen in het betoog betrokken worden. De periode rond de eeuwwisseling betekende ook het hoogtepunt voor de fysico-theologie die uiteindelijk tot een positieve inter- | |
[pagina 129]
| |
pretatie van de natuur kwam.Ga naar voetnoot8. De discussie tussen Thomas Burnet (The Sacred Theory of the Earth, 1690-1691), Erasmus Warren (Geologia, 1690) en Athanasius Kircher (Mundus Subterraneus, 1665)Ga naar voetnoot9. had dan ook zijn invloed op de visie over Zwitserland. Om de receptie van de positieve beeldvorming bij het publiek in te schatten, werd gebruik gemaakt van het Journal des Sçavans waarin uitvoerige boekbesprekingen van gidsen verschenen. | |
De kracht van een legendeIn de fantasie van de mensen uit de vroege achttiende eeuw werd het bergland bevolkt door hongerige wolven, monsterachtige draken en levende, vraatzuchtige gletsjers die verlekkerd waren op reizigers en Alpendorpen. De legenden vermeldden de Alpen steevast als geliefde woonplaats van de duivel.Ga naar voetnoot10. Het epicentrum van deze sterke verhalen lag in Luzern, een stad die wat buiten de toeristische hoofdroutes lag, maar door haar mysterieuze bezienswaardigheden, waaronder drakeneieren en reuzenbotten heel wat te bieden had. Bovendien lag Luzern in de schaduw van de legendarische berg Pilatus. Ooit was het lijk van Pilatus na vele omzwervingen in een van de meertjes op de flank van de berg geworpen. Wie het waagde om dit meer te verstoren, lokte verwoestende stormen uit.Ga naar voetnoot11. Het stadsbestuur verbood jarenlang om ook maar in de buurt van de onheilsberg te komen. Kircher, de bekende geograaf uit de late zeventiende eeuw stond heel sceptisch tegenover deze legende. Zo geloofde hij geen snars van het verhaal, dat men door Pilatus en zijn meer te verstoren, stormen kon laten opsteken: ‘Men ziet dikwijls relaties tussen dingen die weinig met elkaar te maken hebben. Bergen kan men alleen beklimmen in zomertijd, maar het weer is zo wisselvallig in Zwitserland, dat men eens boven dikwijls door stormen wordt verrast. Door deze eenzame en verlaten streken worden mensen meer vatbaar voor hun fantasie. De inwoners van Luzern gooien al jaren stenen in het meer van Pilatus, maar stormen steken nooit meer op.’Ga naar voetnoot11a. Ook Ruchat hield niet bepaald van de legende over het Pilatusmeer: ‘On a conté autrefois cent choses | |
[pagina 130]
| |
fabuleuses de ce Lac, que l'on croyoit comme Evangile [...] aujourd'hui on est parfaitement persuadé & convaincu par cent & cent experiences, que tous ces contes qu'on faisoit de ce Lac sont faux’Ga naar voetnoot12., waarna hij de reiziger uitnodigde om liever van het uitzicht te genieten. Meermaals sabelde Ruchat ongenadig andere legenden neer. In zijn inleiding dreef hij de spot met de reiziger die meende dat er weerwolven in Zwitserland ronddwaalden.Ga naar voetnoot13. Ruchat weerde echter niet elke legende uit zijn boek, maar behield de verhalen die de basis vormden voor een positieve nationale identiteit. De reiziger moest bijvoorbeeld absoluut een bezoekje brengen aan het arsenaal van Zürich, omdat men er een levensgrote beeltenis van Willem Tell vond. Men toonde er ook de kruisboog waarmee hij in 1307 de appel van het hoofd van zijn zoon geschoten had.Ga naar voetnoot14. Op vele andere plaatsen in Zwitserland trof men monumenten ter ere van de beroemde burger aan. Reeds de humanisten hadden Tell tot een symbool van de Zwitserse vrijheid verheven.Ga naar voetnoot15. De legende riep op tot een bezinning over de politieke soevereiniteit van de Zwitsers. De gidsen besteedden dan ook ruim aandacht aan de vreemde vormen van bestuur in het Alpenland. Ondanks de vermelding van de oorlog tussen de katholieke en gereformeerde kantons (1712) in de reisgids, associeerde het Journal des Sçavans Zwitserland, na het lezen van de Délices de la Suisse vooral met de betrekkelijke vrijheid en vreedzaamheid waarmee de bewoners samenleefden: ‘Le gouvernement du Canton de Glaris est aussi Démocratique, les habitans y sont Protestants & Catholiques, qui font l'Office tour-à-tour dans un même Eglise.’Ga naar voetnoot16. | |
Lawines, gletsjerspleten en slechte wegenDe moedige reiziger overwon de monsters die hoofdzakelijk in zijn eigen geest huisden, maar stond dan nog steeds tegenover een heel leger van objectieve moeilijkheden. Het Zwitsers klimaat veroorzaakte de grootste problemen. Enkel in de zomermaanden was het reizen er betrekkelijk aangenaam, in de winter moest men rekening houden met de bittere koude en het gevaar van bevriezing. Dat de reiziger door lawines, aardverschuivingen of een val in een gletsjerspleet werd verrast, was niet uitgesloten.Ga naar voetnoot17. Door deze barre omstandigheden werd het reizen moeilijk en kreeg de omgeving een vijandig uitzicht. Lady Wortley-Montagu raakte in 1718 bij het oversteken van de Mont Cenis tot op het bot verkild. Doordat het ook nog voortdurend regende, ging het landschap tot haar grote spijt volledig aan haar voorbij.Ga naar voetnoot18. Ook in het hoogsei- | |
[pagina 131]
| |
zoen waren stukken van Zwitserland soms onbereikbaar doordat de weg wegspoelde of door een lawine geblokkeerd raakte. De weg van Rengonfle naar Genève verzakte vaak, naar Nantua moest men opletten voor vallende rotsen. Op de route van Lyon naar Genève stak men langs wankele, primitieve bruggetjes woest stromende rivieren over.Ga naar voetnoot19. Pas op het einde van de achttiende eeuw verschenen de eerste grote routes voor postkoetsen, het reizen gebeurde daarvoor te voet, te paard, met de ezel, per slee of met een eenvoudige kar.Ga naar voetnoot20. Vaak deden reizigers in hun relaas over de gevaren van het bergland, vanuit literair oogpunt of om de eigen bravoure aan te tonen, nog een schep bovenop de werkelijkheid. In de Délices de la Suisse verhult Ruchat de risico's van een tocht door het hooggebergte niet: ‘Il est bien vrai que les voyageurs y sont exposez à beaucoup de dangers, sans parler des fatigues’Ga naar voetnoot21. Wel probeert hij de lezer met enkele aanwijzingen gerust te stellen: Op de meeste gletsjers en sneeuwvelden zijn door de lokale bevolking veilige routes uitgezet met paaltjes, anders kan men steeds een gids huren. In de buurt van Guardia zijn vaak lawines, maar langs de wegen zijn ondergrondse schuilplaatsen waar men zich vlug kan terugtrekken. Na een lawine worden de wegen onmiddellijk vrijgemaakt door ploegen onder leiding van de magistraat.Ga naar voetnoot22. Ruchat dwong de toerist met zachte hand om niet alleen de platgetreden valleien van Bazel naar Genève en Bazel naar Chur te ontdekken maar ook andere stadjes zoals Luzern, Leuk en Glarus te gaan bekijken die voorheen nooit op de toeristische kaart hadden gestaan.Ga naar voetnoot23. Om deze afgelegen plaatsen te bereiken moest men dikwijls lange trajecten door de bergen afleggen. Volgens Ruchat werden kosten nog moeite gespaard om de wegen te verbeteren. De Gemmipas die Hoog Wallis met Bern verbond, was grotendeels uitgehakt in de rotsen. De slingerende weg werd hier en daar versterkt met houten balken en voor de veiligheid van de reiziger had men muurtjes opgetrokken aan de geëxponeerde rand.Ga naar voetnoot24. Weinig reizigers hadden in het verleden deze binnenweg naar Bern genomen.Ga naar voetnoot25. Door dergelijke relatief veilige routes aan te duiden, maakte Ruchat het de reiziger mogelijk om diep in het Zwitserse binnenland door te dringen en onbekende streken zoals Hoog Wallis en zijn pittoresk kuuroord Leuk te gaan verkennen. Reizigers ontdekten stilaan dat de wegen | |
[pagina 132]
| |
inderdaad niet zo slecht waren.Ga naar voetnoot26. Toen de reiziger op het einde van de eeuw verplicht werd te kiezen tussen de steden aan de Rijn en de Zwitserse kantons, op dat moment twee topbestemmingen, was de keuze snel gemaakt. De Duitse gewesten moesten het stellen met een armzalig wegennetwerk, waar men bovendien om de haverklap tol op diende te betalen. In Zwitserland werden de wegen in goede staat bevonden en was het verkeer vrij.Ga naar voetnoot27. | |
Van lelijke bergen tot paradijselijke strekenDe zeventiende-eeuwse reiziger kon maar moeilijk de angst overwinnen wanneer hij gedwongen werd om de vlakte te verlaten en de bergen voor zich zag oprijzen. Bovendien pleegden de spitse toppen onvermijdelijk een aanslag op zijn esthetische gevoeligheid. Ralph Thoresby vond in 1697 dat het Lake district (Engeland) vol was met ‘vreselijke hoogvlakten, afgrijselijke woestenijen, walgelijke watervallen, verschrikkelijke rotsen en gruwelijke afgronden.’Ga naar voetnoot28. Evelyn vergeleek de Alpen graag met een gigantische vuilnisbelt, die gevormd was nadat God de vlakte van Lombardije had opgeruimd.Ga naar voetnoot29. Evelyn en zijn tijdgenoten hielden dan ook veel meer van de vruchtbare vlakten van Italië en Holland, waar symmetrie en orde troef was. Het beeld dat buitenlanders van Zwitserland hadden, druiste echter volledig tegen deze esthetische canon in: ‘où l'on ne void le Soleil que par un trou: que ne sont que montagnes à perte de vue, que rochers stériles, que précipices affreux.’Ga naar voetnoot30. Dat de Alpen vaak gezien werden als een ongeordende puinhoop, had te maken met de wetenschappelijke theorieën over het ontstaan ervan. Net als in andere wetenschappen schermde men ook in de geologie vaak met religieuze argumenten.Ga naar voetnoot31. Een van de grootste figuren uit de zeventiende-eeuwse fysicotheologie, Thomas Burnet, had in zijn Theory of the earth opgemerkt dat het aanschijn van de aarde niet mooi was. Achter de schepping van de chaotisch massa van bergen en zee, scheen geen goddelijk, volmaakt plan te liggen, dat orde en symmetrie zou gebracht hebben.Ga naar voetnoot32. Hun ontstaan moest dan ook gezocht worden in een tijd waarin de volmaakte schepping verwoest werd, de | |
[pagina 133]
| |
Zondvloed: ‘Het aanschijn van de Aarde voor de Zondvloed was lieflijk, regelmatig en gelijkvormig zonder bergen en zonder zee [...] en vertoonde nergens op haar lichaam rimpels, littekens of scheuren, geen rotsen of gebergten, spelonken of gapende kloven ...’Ga naar voetnoot33. Burnets theorieën hadden heel wat invloed op de laat zeventiende-eeuwse denkbeelden over bergen die hun uitdrukking kregen in de poëzie en in de reisverhalen van Gilbert Burnet en John Jackson. Zijn boek maakte heel wat indruk op de encyclopedisten.Ga naar voetnoot34. Ook Ruchat geloofde wel in de theorie van de Zondvloed, hij zette de lezer aan om fossielen te gaan zoeken op de Leberberg: ‘On en voit qui représentent des poissons, des oeufs de poissons, des moûles & autres petits reptiles marins; ce qui fait présumer que ce font des restes du déluge Universel.’Ga naar voetnoot35. Net als Kircher hoefde Ruchat niet noodzakelijk te geloven dat de bergen ook daadwerkelijk gevormd waren door de zondvloed: ‘Tussen de uitleggers van de Heilige Schrift bestaan er twee theorieën. De ene theorie zegt dat de aarde voor de zondvloed vlak was, de andere dat er daarvoor reeds bergen waren. De aanhangers van de laatste stelling hebben waarschijnlijk gelijk want de Schrift zegt zelf dat het water ‘vijftien cubiten hoog stond boven alle Bergen in de gansche aarde’.Ga naar voetnoot36. Ruchat volgde dan ook de esthetische consequenties uit de theorie van Burnet niet, de bergen waren geen builen of littekens op het aardoppervlak. Door de boeken van Burnet, Warren en Kircher werd de mens aangezet om het grote plan van God ter plaatse te gaan ontdekken. Ruchat speelde in op die nieuwe interesse en weidde uitgebreid uit over fossielen en mineralen. Deze dingen waren een van de zegeningen van Zwitserland: ‘Temoins tant de beaux crystaux, qu'on y trouve taillez à facettes, pentagones, exagones, avec une justesse, une proportion, & une polissure si admirable, qu'on est tenté de croire que c'est un ouvrage de l'art & non pas de la nature (...) tant d'autres où l'on void les figures des poissons petrifiez, ...’Ga naar voetnoot37. Volgens Ruchat was er geen stad in Zwitserland die in zijn bibliotheek geen kabinet had met een uitgebreide verzameling van stenen en fossielen. In het kanton Schwyz kon men er naar hartelust zelf naar zoeken.Ga naar voetnoot38. Het speuren naar dergelijke kostbaarheden, vormde één van de nieuwe vrijetijdsbestedingen die men in Zwitserland kon beoefenen. | |
[pagina 134]
| |
Op de platen in Ruchats werk wordt de pracht van deze fossielen en kristallen omstandig afgebeeld. Bovendien probeerde Ruchat ook de aandacht te vestigen op andere geologische fenomenen waaraan zijn land zo rijk was. De reiziger moest een uitstapje maken Van Thusis naar Schans over de ‘via mala’ die door een zeer diepe, nauwe kloof liep. De machtige Rijn had zich in het verleden, onstuitbaar een weg door het gebergte heen gesleten. Nu liep de rivier voor het grootste deel ondergronds.Ga naar voetnoot39. Men moest zeker ook naar de Rijncataract bij Schaffhausen gaan kijken: ‘C'est là que l'on voit cette merveilleuse catarracte du Rhin, oü l'eau tombant de la hauteur de 40 coudées se précipite parmi des rochers, avec un bruit si étrange, qu'on l'entend quelquefois de 4 lieuës loin.’Ga naar voetnoot40. Aan het einde van de achttiende eeuw was de waterval een van de belangrijkste toeristische attracties geworden. Een aantal ondernemers had zich erop toegelegd om de reizigers met bootjes naar het midden van de rivier te varen, waar men het natuurwonder nog beter kon aanschouwen.Ga naar voetnoot41. De mens uit de zeventiende eeuw baseerde zijn waardeoordeel over de schoonheid van een bepaald landschap vooral op de ogenschijnlijke vruchtbaarheid ervan. Italië, de tuin van Europa waar de landerijen intensief werden bebouwd en alles wat men zaaide onmiddellijk opschoot, was in dit paradigma het voorbeeldland bij uitstek.Ga naar voetnoot42. Woest en onontgonnen landschap was in bijna alle gevallen synoniem met lelijk. Wicher Pott die in 1685 van plan was om door Zwitserland te reizen schreef: ‘aleer daar in quam verbeelde mij een elendig, woest en arm Landt te vinden met Hemelhoge onvruchtbare bergen.’Ga naar voetnoot43. Erger was, dat door hun bar en onvruchtbaar karakter, bergen volgens Burnet en zijn tijdgenoten nergens toe dienden.Ga naar voetnoot44. Warren en Kircher vlogen hem met allerlei tegenargumenten in de haren. Deze laatste, meende dat: ‘De bergen dan zijn als sekere borsten in de Aarde uitpuilende, en als tot sekere spijs en bewaarkameren der Nature, en om gedurig vogtigheid te verschaffen, en om de ondergelegene valleien der Bergen en Landschappen, door behulp van verquikende en behulpsame nat dat aan alle kanten en over al heen vloeit, te voeden en vruchtbaar te maken.’Ga naar voetnoot45. Ruchat hanteerde op een vergelijkbare manier het vruchtbaarheidsargument om aan te tonen dat Zwitserland geen volledige | |
[pagina 135]
| |
woestenij was, maar in feite heel wat Vermakelijkheden bood: ‘(Il faut) considerer nos montagnes par leur beau côté, par les avantages qu'on en retire, & par mille belle choses qu'on y rencontre. Mille et Mille Campagnes s'y voyent par tout, où paissent de grands troupeaux de bêtes à corne, dont le lait, la chair & la peau, font la nourriture, les habits & les richesses des habitans. Et comme les montagnes contiennent, à proportion de leur hauteur, beaucoup plus de terrain qu'ils ne semblent: aussi servent elles à entretenir une si grande quantité de bétail, que cela paroit incroyable. Dans le Canton d'Unterwald il y a plusieurs Païsans, qui ont 30 à 40 vaches, dont ils tirent 600 & 800 Ecus par an. Il y a dans le Canton de Berne de certains quartiers de montagnes, qui raportent mille Ecus par semaine.’Ga naar voetnoot46. In het kanton Glarus, een klein kanton, zou men wel 15000 stuks vee kunnen onderhouden. Reisgidsen over de Nederlanden uit de zeventiende eeuw, maakten reeds lang gebruik van informatie over overvloedige opbrengsten om de rijkdom van hun land aan te duiden.Ga naar voetnoot47. Toen Ruchat dit toepaste op Zwitserland maakte dat eens zoveel indruk, omdat het moeilijk te geloven was dat dergelijke zaken in een bergachtig land mogelijk waren. Ruchat maakte handig gebruik van de schijnbare tegenstelling tussen de woestheid en vruchtbaarheid van het land: ‘on void tout à la fois les 4 Saisons de l'année. Si l'on jette les yeux sur leur sommet, on n'y découvre véritablement que des masses immenses de neige ... mais si l'on descend un peu plus bas, on void mille belles campagnes revétues d'une agréable verdure & parées de fleurs qui représentent le Printems. Un peu plus bas on void en même tems des arbres chargez de fruits & des valons couverts de belles moissons, qui font ensemble une image de l'Eté & de l'Automne.’Ga naar voetnoot48. Deze merkwaardige situatie trok de aandacht van de lezers van Ruchat. De auteurs van het Journal des Sçavans vonden de passage zo goed dat ze bijna letterlijk in de boekbespreking van 1715 opgenomen werd. Ruchat hielp iedereen die Zwitserland enkel kon zien als een woest land vol rotsen, uit zijn dromen, aldus de recensent.Ga naar voetnoot49. Reizigers merkten tegelijkertijd ongeveer hetzelfde op. Burnet was nog meer verbaasd over de situatie in het land van Graubünden: ‘dat bykans geheel geen landt of grond en heeft, als sijnde gelegen in de Valeyen, die weg gespoelt worden van de beken (...) nogtans zyn dese Valeyen wel bewoont, en elk een leeft'er gelukkig en gemakkelyk.’Ga naar voetnoot50. Door de situatie zo voor te stellen maakten Ruchat en Burnet de weg vrij voor het beeld van de deugdzame bergbewoner die met weinig middelen, maar door hard werken fantastische zaken kon realiseren. Eén van de groeistoffen van | |
[pagina 136]
| |
deze legende was de paradox met Italië: ‘Switserlandt is gelegen tussen Vrankrijk en Italien welke beyde Landtschappen onvergelyckelyk rijker en beter voorsien zijn met alle vermakelykheden tot's menschen leven, als het selve; en nogtans is Italien byna geheel van volk ontbloot, en het volk tot sulk ellendigen staat gebragt’Ga naar voetnoot51. Ruchat gebruikt nog andere argumenten, die zijn tijdgenoten konden overtuigen, om zijn land positiever af te schilderen. ‘In Wallis leven de mensen veel langer dankzij de gezonde lucht. Felix Platters grootvader, Jean Summermatter huwde op 100-jarige leeftijd, kreeg een zoon en maakte diens trouwdag nog mee. Hij vertelde Thomas Platter dat hij nog vier andere mensen kende die ouder waren dan hij.’Ga naar voetnoot52. Dergelijke argumenten moeten indruk gemaakt hebben op reizigers die gewoon waren aan de pestilente toestanden in Italië, waar de reisgidsen niet zelden moesten waarschuwen om bepaalde steden te mijden. In Rome was de lucht zo slecht dat men in bepaalde maanden verschillende stadsdelen zag leeglopen, in Terracina hing een ongezonde walm en in Ostia waren de moerassen zo nabij dat men grote kans liep om te sterven.Ga naar voetnoot53. De gezonde lucht in Zwitserland, werd al vlug één van de belangrijkste motieven voor een bezoek aan de Alpen.Ga naar voetnoot54. De Délices de la Suisse maakten het mogelijk om met andere ogen naar de bergen te kijken en hen als vruchtbaar, gezond en veilig te zien, een visie die enkele decennia eerder totaal ondenkbaar zou geweest zijn. Ruchat deed echter nog veel meer. Hij stond met een aantal tijdgenoten aan de basis van een nieuwe smaak, die de Alpen ook in haar woestheid en grillige vorm kon appreciëren. In 1714 citeerde Ruchat Scheuchzer over de St. Gotthardpas: ‘Tantôt on se trouve, sur-tout dans les parties inferieures de la montagne, dans ses fôrets agréables (...) la Russ qui écume & qui se précipite plûtôt qu'elle ne coule, avec un très grand bruit, tantôt on void des ruisseaux, qui (...) se resolvent comme en poussiére en tombant, & par le moyen des rayons du Soleil, comme tout autant de pinceaux, forment des Iris admirables, qui réjouïssent les yeux des Voyageurs. Outre cela, on se trouve de toutes parts enfermés entre de hautes montagnes, dont les figures differentes, la vûë merveilleuse, & la terre tantôt toute nuë, tantôt couverte d'arbres, & particuliérement de mille sortes d'herbes medecinales, dédommagent abondamment un Voyageur de ses Peines.’Ga naar voetnoot55. | |
[pagina 137]
| |
Het duurde nog 15 jaar eer Haller met ongeveer dezelfde beelden, die hij in zijn gedicht Die Alpen verwerkte, grote successen boekte.Ga naar voetnoot56. De lezer werd door Ruchat zelf uitgenodigd om de vreemde vormen van bepaalde bergen te gaan bekijken, de Dent de Jaman was zo'n beroemde berg in de buurt van Fribourg.Ga naar voetnoot57. Om van het landschap te genieten werd de toerist meermaals aangezet tot wat lichaamsbeweging, Ruchat vertelde over zijn eigen ervaringen om de stap niet te groot te maken: ‘J'ai été, par exemple sur le mont Suchet, qui fait partie de la Joux au dessus d'Orbe d'où l'on découvre 2 Lacs en Bourgogne & 6 en Suisse (...) Cependant il n'y que 2 petites lieuës de marche depuis le pié de montagne jusqu'à son sommet.’Ga naar voetnoot58. Ook de Pilatusberg en enkele andere toppen konden beklommen worden. Andere vroeg achttiende-eeuwse reisgidsen zoals Misson zetten hun lezer ook meermaals aan om de natuur te gaan bewonderen. Zo moest men vast en zeker een wandeling langs het Lac Léman maken. Volgens Misson was er gewoon geen aangenamere weg dan die van Genève naar Lausanne, de boorden van het meer waren vruchtbaar en op de achtergrond stonden de besneeuwde toppen van de Alpen.Ga naar voetnoot59. De schoonheid van de plaats, die ook door reizigers werd opgemerktGa naar voetnoot60., maakte een positievere houding ten opzichte van de bergen mogelijk, zoals de ligging van Napels uiteindelijk ook de zee populair zou maken.Ga naar voetnoot61. | |
Het land van wilden en koeienhoedersIn het arsenaal van flauwe moppen en kwetsende vooroordelen die buitenlanders over Zwitserland hadden ontwikkeld, ontbrak er nog één, dat in feite de belangrijkste schakel vormt om de pejoratieve beeldvorming te verklaren. Ruchat vertelde dat vele reizigers ervan overtuigd waren dat zijn landgenoten niet meer waren: ‘que miserable vachers, que l'on se figure à peu-près comme les demi sauvages (...) jusques là qu'une Dame Françoise refugiée parmi nous, m'a avoué que quand elle sortit de France, pour se retirer en ces païs, elle s'imaginoit de venir parmi les gens, qui n'avoient pour maisons que des antres & des cavernes.’Ga naar voetnoot62. De schrijvers van het Journal des Sçavans waren ondanks de positieve boekbeoordeling van de Délices de la Suisse erg verbaasd dat er in Zwitserland mensen woonden die in staat waren om een beschrijving van een | |
[pagina 138]
| |
dergelijke kwaliteit voort te brengen.Ga naar voetnoot63. Bovendien werden de bergen vaak gezien als een waar roversnest. Toen het gletsjertoerisme in het midden van de eeuw populair werd, kwamen de eerste toeristen tot de tanden gewapend naar Chamonix. Hun knechten waren ook allemaal gewapend en durfden nergens een huis binnen te gaan.Ga naar voetnoot64. Nog in het begin van de achttiende eeuw stelde Steiermark ‘de Zwitser’ voor als een alledaags, brutaal en wreed rund te midden van de bergen.Ga naar voetnoot65. In feite meenden reizigers ook vaak dat er niets in Zwitserland, de omweg waard was. Men zwierf liever door Italië of Frankrijk, welke landen een heel arsenaal aan vermakelijkheden schenen te bieden. Ruchat was het duidelijk niet met deze vooroordelen eens. De gedachte van de onbeschaafde Zwitsers was gewoon ontstaan omdat ze er andere zeden op na hielden. ‘Les femmes y sont fort reservées en public, mais assez ouvertes dans la maison. C'est la l'usage du païs. (La) pieté (des hommes) n'est pas fasteuse, non plus que leur charité.’Ga naar voetnoot66. Deze krenterige houding moet vrij beledigend zijn overgekomen, voor de Engelsen en Fransen die gewoon waren om hier en daar mee aan tafel te kunnen schuiven. Burnet merkte de schijnbare onbeschoftheid van de vrouwen ook op toen hij keer op keer zijn hoed afnam voor hen, maar geen van hen teruggroette. Na wat onderzoek begreep de Engelsman, dat hij meer succes had wanneer hij gewoon handjes schudde.Ga naar voetnoot67. Het waren vooral de Fransen die het land een wilde en slechte naam hadden gegeven. Toen men echter de Franse galante manieren ging overnemen, verstomde stilaan de kritiek. Ruchat vond dat opperbest indien men de libertijnse en ontrouwe aard van de grote buur maar niet als maatstaf nam.Ga naar voetnoot68. Burnet bezocht op zijn reis door Zwitserland eigenlijk maar enkele grote steden en gaf niet hoog op van hun bezienswaardigheden of ontspanningsmogelijkheden. Zijn commentaar op de culturele hoogtepunten van Zwitserland laten zich samenvatten in één zin: ‘de Gebouwen geen pracht in aansien, noch van binnen veele gemakken hebben.’Ga naar voetnoot69. De auteur van de Délices de la Suisse was het duidelijk niet met Burnet eens, maar schiep een beeld dat er volledig anders uit zag. Allereerst de steden: ‘Outre sa propreté, Berne se peut glorifier d'être l'une des plus belles & plus commodes qu'il ait bien loin à la ronde, dans la Suisse & dehors. Les maisons y sont toutes baties de belle pierre de taille (...) & toutes ont des arcades sur le devant, avec un beau pavé de pierre de taille | |
[pagina 139]
| |
aussi, où l'on peut aller d'un bout de la ville à l'autre, à l'abri des injures de l'air.’Ga naar voetnoot70. Ruchat integreerde handig een aantal eigenschappen van de ultieme droomstad in zijn beschrijving van Bern. In de basiswerken over architectuur ging men steeds meer positieve commentaar geven op de regelmatige aanleg van een stad, het gebruik van hardsteen bij het plaveisel en de aanwezigheid van galerijen. Toeristen raakten ook meer en meer geïnteresseerd in urba- nisme.Ga naar voetnoot71. Ruchat zweeg wel wijselijk over de kromme straten in Bern. Door stevig op de aanwezigheid van de kunststukken in Bazel te hameren, kreeg de stad veel meer toeristische aantrekkingskracht. Op de muur van het kerkhof van de dominicanen vond men de beroemde dodendans van Holbein, een werk dat tachtig jaar eerder was gerestaureerd. Volgens Ruchat was het zo mooi dat er verschillende schilders op kwamen studeren. In het stadhuis hing de Passie van Christus van deze beroemde schilder en ook in de universiteit waren er ruime verzamelingen aangelegd.Ga naar voetnoot72. Ruchat deed het voorkomen alsof ook de andere steden vol waren met prachtige kunstwerken: in Lausanne mocht men de glasramen in de kerk niet overslaan, in Bern was het beeldhouwwerk van de S. Regulabest een omweg waard en Genève bestond uit een aaneenschakeling van paleizen. Voor de achttiende eeuwse reiziger die steeds meer interesse voor kunst aan de dag legde, moet een dergelijkbeeld wel aantrekkelijk geweest zijn. Dezelfde strategie werd door Ruchat toegepast, door zijn lezers met een massa informatie over de antieke bezienswaardigheden in zijn land te bestoken. Antieke kunst en dan vooral de Romeinse architectuur vormde vaak het hoofddoel van de reis. Vandaar ook het grote succes van Rome en de streek rond Napels.Ga naar voetnoot73. In Zwitserland was vooral het gebied in het noordoosten, de streek tussen het Bodenmeer en Bazel rijk aan overblijfselen: ‘Les environs de Winthertour sont tous remplis d'endroits remarquables (...) les Romaines avoient fait une Place forte, où ils logeoient une partie de leur troupes en quartiers d'hiver. On y voit encore (...) les mazures de la vieille forteresse. On y a trouvé, & l'on y trouve encore divers monumens de la magnificence des Romains, comme diverses médailles (...) & sur tout un chemin qui conduit de là à Frawenfeld. Et tout nouvellement, l'an 1709, on a trouvé dans ce lieu-là en creusant en terre, plusieurs piéces antiques, toutes de bronze, dont l'une est un couteau, les autres sont deux Mercures ...’Ga naar voetnoot74. Door deze keur aan antieke bezienswaardigheden op te sommen, de nadruk te leggen op de Rijncataract bij Lausen en het klooster in Sankt Gallen, werd de reiziger ook attent gemaakt op het onbekend stukje in het noordoosten van Zwitserland. | |
[pagina 140]
| |
Conclusie: De genese van het toeristische gebied ZwitserlandAbraham Ruchat rekende in zijn reisgids vastberaden af met de vooroordelen die er over zijn land waren ontstaan. Hij legde de nadruk op de vruchtbaarheid, wees op de grote bezienswaardigheden en antieke overblijfselen en vestigde de aandacht op de goed uitgeruste infrastructuur van Zwitserland. Op die manier zette Ruchat zijn lezer aan om het gebied buiten de twee valleien, waar toeristen eeuwenlang hun aandacht op hadden gericht, te gaan verkennen. De reiziger die wilde, kon nu ook het interessante noordoosten gaan ontdekken, Wallis (streek rond Leuk) doorkruisen of een bezoek aan Luzern brengen. Ruchat paste zich niet alleen aan de smaak van de laaglander aan, maar vestigde ook de ontluikende aandacht op de schoonheid van de bergen. De ultieme vraag blijft natuurlijk of die beeldvorming ook invloed heeft gehad op het concrete gedrag van de reizigers? Wie waren de lezers van de Délices de la Suisse en hoe gingen ze met hun boekjes om? De problematiek van de identiteit van de lezer is behoorlijk ingewikkeld. Vaak heeft men verondersteld dat de Délices door de dure platen en kaarten die erin opgenomen waren nooit als reisgidsen kunnen gediend hebben.Ga naar voetnoot75. Reisgidsen werden inderdaad door de professionele en particuliere lezer thuis doorgenomen. Tijdschriften zoals het Journal des Sçavans pasten zoals gezien hun beeldvorming aan de progressieve imagologie van de Délices aan. De periodieken oefenden vervolgens een sterke invloed uit op de voorkeuren en denkbeelden van de lezer.Ga naar voetnoot76. De Délices de la Suisse bleven ook een rol spelen in de verdere ontwikkeling van reisgidsen over Zwitserland. Het werk werd, met enige correcties en onder de naam Etat et les Délices de la Suisse, acht maal herdrukt voor het in 1804 voor de laatste maal verscheen.Ga naar voetnoot77. Er zijn aanwijzingen dat de Délices ook door echte reizigers gebruikt werden. Voor de Délices de l'Espagne et du Portugal en gelijknamige werken over de Nederlanden en Groot-Brittannië werd reeds eerder aangetoond dat reizigers vaak terugvielen op hun gidsen en de beeldvorming ervan overnamen.Ga naar voetnoot78. De blijvende invloed blijkt ook uit het anonieme reisverhaal Reis langs den Rhijn uit 1793.Ga naar voetnoot79. De reiziger uit dit boek had duidelijk zijn licht opgestoken bij Ruchat, | |
[pagina 141]
| |
de analogieën zijn veel te groot om toeval te zijn.Ga naar voetnoot80. De anonieme Rijnreiziger volgde stipt zijn gids na waardoor hij in het noordoosten van Zwitserland terechtkwam. Hij bezocht Schaffhausen en Winterthur die hun posities hadden ingenomen als toeristische hoogtepunten van Zwitserland. Ook de afgelegen streken en steden zoals Luzern en Wallis die door Ruchat waren aangeprezen, werden door de anonieme reiziger met een bezoekje vereerd. In zijn reisverhaal is geen spoor meer terug te vinden van de eerdere negatieve beeldvorming. In de vroeg achttiende-eeuwse Nederlandse reisgidsen als de Délices de la Suisse blijken zich grote imagologische transformaties te hebben voorgedaan. De vraag in welke mate deze progressieve beeldvorming ook door de Nederlandse en Europese reizigers werd overgenomen, of in de algemene mentaliteit ingeburgerd raakte, zal het onderwerp vormen van toekomstig onderzoek. | |
Les délices de la Suisse: the influence of Dutch travel guides on the early 18th-century image of SwitzerlandEarly modern travel guides, such as the Délices de la Suisse, provide rich sources for gaining a better understanding of image transformations in the past. In the early eighteenth-century Dutch guides the traditional, negative image of Switzerland was discarded. The old stereotypes of monsters, ugly panoramas and hazardous roads were entirely rescinded. The author of the Délices, A. Ruchat, also put paid to the image of the wild, uncivilised and uncultured people of the mountains. These negative depictions were replaced with more constructive views. Mythical stories about werewolves and dragons were countered by focusing on the legend of Wilhelm Tell, thus emphasising the freedom and political sovereignty of the Swiss. The apparent, physical inaccessibility of the mountain country was qualified by the description of relatively safe routes that would take the traveller far into the Swiss interior. Ruchat also tried to counteract the deeply felt aesthetic distaste for mountain scenery. For this purpose he sketched a picture of a very fertile country, an image which, in the light of the classical ideal of beauty, would lead to a positive assessment. But Ruchat also transcended this traditional framework by pointing out to his readers the specific, rugged beauties of a number of valleys and mountain tops. The transformations are most striking, however, in relation to the general cultural image. Here again, Ruchat made creative use of elements from the traditional standards of appreciation. He emphasised the regular layout of the | |
[pagina 142]
| |
cities, the beauty of the houses and the presence of art collections. Remains from antiquity, which attracted large groups of travellers in Italy and France, were highlighted by the Swiss author. In this way Délices de la Suisse opened the road to a more positive image that was to enjoy great popularity from the middle of the eighteenth century. |
|