(2)
Mijn chauffeur en ik reden die dag van Kibuye naar Gisenyi, zo'n honderd kilometer langs het Kivumeer. We waren zes uur onderweg, traag schommelend door subliem groene heuvels. De rode aarde. De lappendeken van kleine veldjes met bonen, maniok en bananenbomen, de huisjes op de steile hellingen. We klommen en daalden langs oude eucalyptusbomen met vuurrode stammen. We reden voorbij het tropisch oerwoud Gashwati, dat in de diepte naast ons lag, volledig dichtgegroeid. Vervolgens langs Zwitsers aandoende weilanden met koeien en veehoeders en dan theevelden, doorsneden met grillige paadjes, als broccoli. Ik vergaapte me aan mannen met machetes, kinderen met machetes. Fietstaxi's met een vrouw in amazonezit achterop of kinderen met hun schoolboeken samengebonden met een touwtje. Jongetjes zwaaiden lachend naar onze auto, schuddend met hun kinderkontjes in vuile broeken.
De avond viel snel tussen de theevelden. We stopten en ik stapte uit. Een klein meisje met een stok en groene plastic sandalen kwam dichterbij. Ze leek te zweven, ze zei niets. Haar lange rokje was slechts een vuile doek en ze droeg een oud, vilten jakje met een kap. Traag naderde ze om te kijken. Hoe oud ze was? Vijf of zes jaar.
Ik gaf haar mijn plastic flesje water, maar ze reageerde mat, verdoofd. Was ze moe of ziek of droomde ze? Met haar afhangende schoudertjes staarde ze onbewogen naar mij.
Het was in het oog van een onzichtbare storm van armoede, rusteloosheid, verlangen-naar-meer, dat ze zweeg en mij aankeek. Omdat woorden te duur waren, onbegrijpelijk, onvertaalbaar. Ik weet het niet. Het leek haast alsof ze sliep. Maar dat was niet zo en als het zo was, was het omdat ze moe was en mij iets wilde zeggen dat ik niet kon vatten.
Ik praatte maar zij verstond mij niet. Dan zweeg ik ook: ineens waren wij twee vernuftige, minzame kampioenen van het zwijgen. Plots was het pikdonker, het was halfzeven.
We reden verder. Steeds drukker langs de weg. Uit winkeltjes doken mannen en vrouwen op, druk gebarend, als schimmen voor onze koplampen. Achter ons verdwenen ze direct in de duisternis. Soms schoot een jongetje in het licht voor de autolampen en liep minutenlang voor de auto uit om zo sneller op te schieten.
Dat kleine meisje. Terwijl ik me de hele tijd afvroeg of mijn chauffeur