literatuur, parallel daaraan, spiegel daarvan, ‘mengsel’ zijn. Het is een provocerend weetje. Maar ik loop vooruit.
Wat er daarbuiten omgaat, buiten het blad, de pen, het scherm desnoods, wie zal daar geen weet van hebben! Wie zal er niet door bewogen, gebelgd, verarmd of verwarmd, wie weet allicht gewurgd worden? Daar slaat het hamertje van de emotie, het kille of het hete, misschien wel tien keer per etmaal toe en wie zonder emotie is, het is geweten, schrijft geen letter. Juist, maar precies om die letter, dus om het woord, dus om de taal, daar zal het om gaan. Wanneer de daver die je bezielt niet tot bezieling leidt van de taal, adieu dan de tekst, het boek. Adieu de literatuur. Adieu de kunst en zonder kunst geen werkelijkheid boven de werkelijkheid. Want juist hieraan zal schrijvend gebouwd worden, aan de constante dialoog tussen de realiteit met zijn knipoogjes en zijn terreur die aanrukt uit de zevenentwintig windrichtingen en de verhevigde werkelijkheid van de creatieve inzet.
Ik heb er nooit twijfel over laten bestaan: schrijven is in beweging komen. In beweging komen is in opstand komen, altijd. In beweging komen en niet in opstand komen is ook niet in beweging komen. Maar alsjeblieft schreeuw hem creatief je opstand. Zet hem om in woorden om je aan op te trekken, in klanken om te overleven. Zet hem om in steentaal, rotstaal, ruimtetaal. In een polyfone zang, een zang om mee te overstijgen, op te stijgen, de dingen in hun veelvoud aan elkaar te doen raken, alles áán alles, alles ín alles. Zoals gezegd, wie schrijft die kiest, zo niet om kleur te bekennen dan alvast om kleur te mengen. De meerstemmigheid aan het woord blijft de boodschap en wie 't woord ‘boodschap’ leest zal er uitsluitend in lezen hoe woord plus woord tot taal, tot kunst is gesmeed. Het vele tegenstrijdige, zelfs het onzegbare zij er neergeschreven, niets zij er verdonkeremaand, geen jaatje geen neetje geen pijn geen welzijn, om tussenin de leugenspoken niet te vergeten waar hierbenee geen burgerklootje rijk of arm aan ontsnapt, en precies geladen en beladen daarmee de waarheid-van-de-kunst te boek gesteld die des schrijvers ultieme waarheid is.
Zo is het: datgene wat binnenin te branden ligt onvergetelijk tot stem, tot bovenstem gebracht.
‘Mijnheer de minister, al mijn boeken zijn stuk voor stuk politieke boeken.’
‘O,’ zei de minister, ‘zo heb ik het nooit bekeken.’
Hoe dan wel, weledele vriend lezer?