[2006/3]
Beste lezers,
Toen redacteur Jos Joosten op de kernredactie voorstelde om een nummer te maken waarin nieuwe slothoofdstukken of ingebedde passages zouden worden geschreven bij klassieke romans uit de Nederlandstalige literatuur, in de vorm van Deleted scenes, vond ik de (filmische) idee krankzinnig maar buitengewoon prikkelend.
Bovendien was het de opdracht om telkens twéé fragmenten toe te voegen aan het gecanoniseerde, onaantastbare boek. DWB zou namelijk grensoverschrijdend samenwerken met Parmentier, waarvan de hoofdredacteur, Arnoud van Adrichem, zopas tot de redactie van DWB is toegetreden.
Ten slotte dachten we aan een presentatie in deBuren, dat in Brussel de contacten tussen Nederland en Vlaanderen promoot en organiseert. Geweldig allemaal, maar zou het ook lukken?
De aflevering startte moeizaam. De eerste reacties waren afwijzend: auteurs die het een schitterend idee vonden maar geen tijd hadden, maar ook auteurs die principieel ‘nee’ zeiden. Erwin Mortier: ‘af is af’ en Herman Brusselmans: ‘laat wat geschreven is wat het is’. Dat is een interessante kwestie. Het gaat blijkbaar om schrijvers die een ‘gesloten’ opvatting hebben over literatuur. Er mag aan de tekst niet worden geprutst, vermoedelijk kun je er ook niet uit citeren, ten slotte wordt het zelfs hachelijk om erover te essayeren. Straks is een schrijver nog een god in het diepst van zijn gedachten. En een boek de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Hebben die auteurs geen contact met de citatenkunst van (post)modern theater en (post)moderne architectuur? Met gesamplede en geremixte muziek? Met allerlei vormen van cross-over en multimediale performances, en met de steeds uitdijende bibliotheek van boeken over boeken? Of met geavanceerde literaire sites op het internet?