Eric de Kuyper
Je was op kamp, en het werd van je verwacht dat je een ansichtkaartje naar huis zou schrijven. Om te melden dat het je goed ging en dat je je goed vermaakte en dat het weer best meeviel, maar het toch wel veel regende... Ik had daar een hekel aan. Ook nieuwjaarsbrieven en dankwoordjes schrijven, leken me ‘onnatuurlijke’ verplichtingen. Er is weinig veranderd. Ik kan geen aardige opdrachten verzinnen, wensen neerschrijven of condoleren...
Op een oorspronkelijke wijze een cliché formuleren, dat gaat me niet af. Ik kan ook niet dichten en aforismen bedenken ligt me al evenmin. Ik bewonder de Nederlanders die dat soort geschrijf zo uit hun mouw schudden. Voor mij heeft het niets met schrijven te maken. Een boodschap in woorden vatten, vereist een focussen op de schrijfdaad, die bij mij onvermijdelijk een kramp teweegbrengt. Met of zonder opdracht, schrijven heeft in mijn geval altijd iets te maken met een automatisme: zoiets als ‘het schrijft’ of ‘het schrijft in mij’.
Er is dan ook geen begin en geen einde aan wat ik schrijf. En of het nu om een boek, een essay, een recensie of om theorie gaat, er is nauwelijks een verschil. Elke tekst, elk tekstje heeft een voorgeschiedenis en een nageschiedenis. Ook al lijkt het af, is het noodzakelijk beperkt tot een paar pagina's, er gaat telkens tekst aan vooraf en vooronderstelt steeds tekst achteraf.
Een boodschap aan de mensheid neerschrijven in zoveel regels, heeft voor mij dus geen zin.