Hugo Brems
Uit het ‘Vooraf’ van Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005.
In Altijd weer vogels die nesten beginnen is een poging ondernomen om veelzijdigheid en samenhang met elkaar te verzoenen. De veelzijdigheid ervan zit zowel in wat hier verstaan wordt onder ‘Nederlands’ als onder ‘literatuur’. Het gaat over de Nederlandstalige literatuur van Nederlanders, Vlamingen, schrijvers uit voormalig Nederlands-Indië, uit Suriname en de Antillen, mannen en vrouwen, prozaschrijvers en dichters, schrijvers voor volwassenen en voor kinderen, autochtonen en allochtonen. Dat is een keuze die uitgaat van de overtuiging dat de Nederlandstalige literatuur één geheel is, zonder daarom ook op voorhand aan te nemen dat zij een homogeen geheel zou zijn. In de behandeling van dat geheel komen zowel de eigen accenten en de specifieke maatschappelijke inbedding als de onderlinge samenhang tot uiting. Overeenkomsten en verschillen zijn dus geen uitgangspunt van de beschrijving maar juist het voorwerp ervan.
[...]
Ieder verhaal is niet enkel een constructie achteraf en daardoor een vertekening van de werkelijkheid zoals zij zich heeft voorgedaan, het wordt ook gestuurd door eerdere verhalen. Die eerdere verhalen over de literatuur van de laatste zestig jaar zijn creaties van de auteurs zelf, van de literaire kritiek en van schrijvers van overzichten en geschiedenissen. Wij zijn ervan uitgegaan dat die verhalen zelf deel uitmaken van het verleden. Wij hebben ze daarom tegelijk gereproduceerd én ontmanteld door te laten zien hoe en waarom ze totstandgekomen zijn en wat de mogelijke alternatieven zijn. Ieder verhaal ontwikkelt gaandeweg ook zijn eigen dynamiek, die de schrijver ervan op sleeptouw neemt, met het risico dat sommige voorvallen niet meer kunnen worden verteld omdat ze in de gang van het verhaal niet passen.