Ook buigt hij zich over de kwestie of het idee voor de volledige Bibliotheek begin 1953 al dan niet ‘nog slechts in een rudimentaire fase verkeerde’. Ten slotte likt Willemsen met dankbare tong de trog van de intriges schoon: de subtiele concurrentiestrijd tussen Van Oorschots vertaler Timmer en de succesvolle Tsjechov-vertaler Aleida Schot spreekt blijkbaar tot de verbeelding. ‘Het lijkt erop dat Timmer zich toch bedreigd voelde door Aleida Schot.’ De meerwaarde van dit soort bespiegelingen ontgaat me een beetje, maar de welwillende lezer haalt er ongetwijfeld het portret uit van de uitgever als improvisator en huichelaar.
Meer tot mijn verbeelding spreken alvast de essays waarin de ideologische wortels van Van Oorschot gewokt en geproefd worden, of waarin de auteurs het kronkelige traject traceren dat de uitgever als een wilde wingerd tegen de muur van de Koude Oorlog volgde. Sjoerd van Faassen serveert ons minutieus de betrokkenheid van de jonge Van Oorschot, in het begin van de jaren dertig, bij enkele revolutionaire politiek-literaire groeperingen, zoals het collectief Links Richten, dat tot doel had proletarische literatuur aan de man te brengen, en het socialistische uitgeversbedrijf Het Roode Baken. Van Oorschot werkte zich in de kijker als efficiënt distributeur en verkoper van publicaties, maar liet zich ook opmerken als dichter van min of meer bespottelijke ‘socialistische poëzie’. Wanneer Van Faassen zich toespitst op de breuken en facties aan de linkerzijde, gaat het potje aardig aan het pruttelen: we zien ‘de uitgever als jongeman’ afstand nemen van de sovjetsatellieten in eigen land en zich ideologisch vasthechten aan Jacques de Kadt, die linkse oppositie voerde binnen en later tegen de sociaal-democratische SDAP, en zich toelegde op de strijd tegen fascisme en totalitarisme.
Hans Renders pikt de draad op na de Tweede Wereldoorlog. Hij merkt op dat Van Oorschots opvattingen over cultuur en politiek behalve anticommunistisch en antikapitalistisch vooral vaag waren, en uit zijn keuzes als uitgever nauwelijks op te maken. In het tijdschrift De baanbreker, dat Van Oorschot uitgeeft in 1946, werd naar verluidt ‘een cultuursocialisme