Nog een andere Nederlander zingt de lof van de gesmade titel. Bij de presentatie van het filosofienummer in december 1991 zegt Kester Freriks de volgende warme woorden: ‘Er is geen mooiere naam te bedenken voor een literair tijdschrift dan Dietsche Warande & Belfort. Ik stel me altijd een park voor, wat in het woord “warande” ligt besloten. Het park is verwilderd, er woekert en groeit van alles, gebloemte, gebladerte en gedierte. Een besloten lusthof, waar de poëzie en het proza gedijen. Te midden van die weelderige tuin rijst dan trots en onneembaar het “belfort” omhoog, opgetrokken van baksteen. Die tegenstelling tussen de wilde tuin en de hoekige toren, waarin de stadsklokken hangen en waaraan het uurwerk prijkt, is als een metafoor van de literatuur. Literatuur is immers beheerste wildheid, bedwongen ordeloosheid, getemde gevoelens.’ Heerlijk klinkt dat. Hoewel het ook allemaal kan worden omgekeerd: literatuur is dan evengoed de vrijplaats waar orde chaos wordt, wildheid ongetemd mag blijven.
Ik heb iets tegen belforten, richtsnoeren en wegwijzers. De redactie van 1993 zag als de belangrijkste functie van een literair tijdschrift het zoeken naar jong talent en het stimuleren van nieuwe literaire genres, onder andere door de cross-over tussen literatuur en andere kunsten. In de reeds vermelde speech van 17 februari 1993 klinkt dat zo: ‘In onze warande is er geen spoor van belfort meer om je op te richten, geen maatstaf, geen gids en zelfs geen raster. Er is niets dan literatuur. Hoewel er soms ook theater zal zijn, fotografie, plastische kunst, opera, film, en zelfs - in dit oudste aller Vlaamse tijdschriften - beeldverhaal, fotoroman en videoclip.’
En in december 1997 beklemtoont het redactioneel de bedoeling van DWB om de cross-over tussen kunsten mee centraal te plaatsen: ‘Elke DWB-aflevering heeft de ambitie een soort boek te zijn, dat literaire teksten bevat die er anders (zonder DWB dus) niet zouden zijn geweest. De invalshoek zorgt daarvoor, maar ook het inspelen van kunsten op elkaar.’ Een soort installatie van woord en beeld.
Is dat nieuw? Ik weet het niet. Een paar citaten uit alweer de geschiedenis van het tijdschrift. Alberdingk Thijm antwoordt in 1855 op zijn eigen vraag ‘Wat de Warandmeester in het perk zal toelaten?’ heel eenvoudig: ‘ons verleden en ons heden, voor zoo ver beiden zich in aesthetische vormen openbaren.’ August van Cauwelaert, hoofdredacteur van DWB tussen 1924 en 1941 (en nog even in 1945) schrijft in zijn beleidsverklaring: ‘Wie degelijk is en degelijk werkt, in om 't even welken stijl, moge binnenkomen.’ En vlak voor zijn afscheid: ‘We zijn niet het tijdschrift van een groep, noch zijn we het tijdschrift van een enkele generatie.’ Zijn opvolger Albert Westerlinck, die DWB leidde tussen 1945 en 1984, bevestigt die visie in januari 1961; hij wil een ‘onafhankelijk en progressief’ blad, ‘steeds op het voorplan en in alle