| |
| |
| |
Boeken
Sofie Gielis
Onder professoren
De Venetiaanse maskers van Gerrit Krol
Gerrit Krol, Rondo veneziano. Querido, Amsterdam 2004.
In zijn bijdrage aan Eerst de waarheid, dan de schoonheid (2004), een bundel Beschouwingen over wetenschap en kunst, beschrijft Gerrit Krol het academische klimaat in de jaren 70 van de twintigste eeuw. Dat was een jolig klimaat. De banden tussen kunst en wetenschap werden aangehaald, hier en daar werd het onderscheid zelfs vergeten: je kon promoveren in de wiskunde op een handvol gedichten. Gedichten schrijft Krol en doctor in de wiskunde zou mooi staan op naamkaartjes. ‘Ik vroeg me af wat ik zou antwoorden, als men op een dag mij de doctorstitel aanbood. Ik had er wel oren naar. Dr. past bij mij.’ (Krol in Klukhuhn & Jaeger 2004, 85) Jan Pipper, hoofdpersonage uit Krols laatste roman Rondo veneziano, denkt er net zo over. Al schrijft hij zelfs geen gedichten om de titel te verdienen.
We ontmoeten Pipper op een maandagmorgen op het terras van een hotel in Padua. Pipper neemt deel aan een congres. De deelnemerslijst is indrukwekkend: professoren doctoren in de chemie, de filosofie, de fysica, geschiedenis en botanica vanuit heel Europa, New York en Moskou. Er is zelfs een enkele prof. dr. dr. en bovendien mogen ook de participerende dichter en auteur zich doctor noemen. Pipper valt uit de toon zonder titel.
Het congres, georganiseerd door de universiteit van Padua, zal twee weken duren. De eerste week brengen de geleerden door in deze universiteitsstad, de tweede week reist het gezelschap door naar Venetië. Krol volgt de dagindeling van het congres. Het boek begint 's maandags met de ‘Aankomst der geleerden’ en eindigt met de terugweg. Ondertussen ontspoort het colloquium. Het thema is niet duidelijk zodat de lezingen alle kanten uitzwermen en het geleerde gezelschap blijkt zich voor andere dan wetenschappelijke geneugten te interesseren. Volgens Pipper handelt de conferentie over Torricelli, ontdekker van het vacuüm, en de wetenschap van overmorgen, maar dat is slechts het onderwerp van zijn
| |
| |
eigen lezing. Het verbindende idee blijft wazig. Het is nog maar de vraag of Pipper een geschikte gids is. De verstrooide wiskundige verdwaalt, ziet vaak wat anders of loopt de verkeerde kant op, hij rijdt langs de Eiffeltoren zonder de Eiffeltoren te zien en zijn horloge staat stil of verkeerd.
Het congresverhaal wordt afgewisseld met Pippers memoires. Jaren geleden bracht Pipper een zomer door in Göttingen. Hij studeerde er algebra en volgde colleges over priemgetallen bij professor Nohl. Gefascineerd door het Vermoeden van Riemann, dat stelt dat de priemgetallen in het imaginaire vlak allemaal op een rechte weg en mogelijk zelfs op de middenlijn van die weg liggen, schrijft Pipper een scriptie waarin hij de hypothese bewijst. Als hij de scriptie gaat bespreken, moet hij even wachten in het kantoor van de professor. Daar valt zijn oog op een stapel doctoraalbullen - blanco maar ondertekend door de leden van de senaat en de rector. Pipper legt zijn paper op het bureau, neemt in ruil een certificaat van de stapel, rolt het op en stapt ermee naar buiten. Hij vertrekt vanuit Duitsland naar Curaçao, prikt de bul met vier punaises op de keukendeur en kan aan de slag als wiskundeleraar.
Misschien was het niet zo slim van Pipper om de doctoraalbul als beloning voor zijn denkwerk te zien. Nu heeft hij zijn ideeën immers ingewisseld voor een stukje papier en kan hij geen aanspraak meer maken op het wiskundige bewijs dat professor Nohl van hem kopieerde. Voor een onderzoeker gaat er niets boven erkenning, roem en eer. ‘Je bent een naam of je bent niet.’ (248) Nohl werd vereeuwigd in Berühmte Persönlichkeiten und ihre Verbindung zu Göttingen. Pipper wordt niet vernoemd.
Pipper bracht een vrouw mee naar Padua. Vicky is de dochter van een bevriend koppel uit Curaçao. Tijdens een cursus landmeten raakte Pipper bevriend met Frits de Winter. Frits is sportvlieger, Pipper vliegt om de veertien dagen een uurtje met hem mee. Op een keer raakt het vliegtuig de grond en gaat over de kop. Frits overleeft de crash niet. Zijn vrouw overlijdt later aan een hartaanval. Enkele dagen voor zijn vertrek naar Padua loopt Pipper Vicky opnieuw tegen het lijf. Zij nodigt zichzelf uit en zo vertrekken ze samen naar Italië.
Als Pipper op Curaçao de onderwijsinspectie aan de deur krijgt, verbergt hij zijn diploma onder de plankenvloer en hangt het zodra de inspecteur verdwenen is netjes terug. Maar de buren worden achterdochtig. Uiteindelijk vertrekt hij naar Trinidad waar hij werk vindt als landmeter, maar ook hier gaat het niet lang goed. Samen met zijn collega Harold, zijn baas en diens vrouw Gloria bezoekt hij de Angel-watervallen in Venezuela, de hoogste watervallen ter wereld. Gloria klimt in de lianen boven een ravijn en kan niet meer naar beneden. Harold klimt haar achterna, maar de boom waaraan ze zich vastgrijpen schiet met wortel en al uit de rots en ze storten naar beneden.
| |
| |
| |
‘Vies = lekker / Lekker = vies’
‘Rondo veneziano’ is een wat kitscherig muziekgenre met een terugkerend thema. Ook Krol herhaalt thema's, maar vult ze steeds iets anders in. Hij goochelt met tweedelingen (gevoel vs. rede, mens vs. dier, heden vs. verleden, schoonheid vs. waarheid et cetera) waarvan de polen zo vaag zijn dat er zelden een structuur in te ontdekken valt. Onder de subtitel ‘Wat drijft de mens?’ werkt Pipper ideeën uit voor een lezing over dit onderwerp. Hij begint bij het derde deel van de vraag, ‘de mens’. De mens, zo stelt Pipper vast, kan op drie manieren in tweeën worden verdeeld:
1) | een bovendeel en een onderdeel; |
2) | een voorkant en een achterkant; |
3) | een linker- en een rechterzijde. (143) |
Vervolgens gaat hij na wat de mens drijft en welke kant dat opgaat. De drie tweedelingen brengen drie soorten drift met zich mee. Een eerste drift is de drift naar boven: het hoofd is belangrijker dan de handen, de handen zijn belangrijker dan de voeten. De tweede drift is de seksuele - mensen ‘onderscheiden zich van elkaar door hun voorzijde. Aan de voorzijde zie je pas goed of iemand man of vrouw is (vergeet het gezicht niet!).’ (144) - en de derde drift is de hang naar symmetrie. Alles wat zichzelf voortbeweegt blijkt een symmetrische vorm te hebben met een verticale snijlijn. Volgens Pipper hebben mensen tweedelingen nodig, ‘misschien juist doordat ze tweezijdig symmetrisch zijn. De symmetrie van de derde drift werkt door haar vrijheid tweedeling en daardoor polarisatie in de hand.’ (144)
Dit lijkt een rechttoe-rechtaan systeem, maar toegepast op Rondo veneziano blijken er nogal wat bochten in te zitten. Onder een volgende subtitel wordt het primaat van de rede al ter discussie gesteld. Pipper schrijft een stukje ter verdediging van de rede en de superioriteit van de mens, maar hij maakt daarbij weinig gebruik van zijn verstand. Hij formuleert nauwelijks zinvolle argumenten en freewheelt maar wat over hoe de mens zich zou gedragen indien hij een staart had.
Doordat wij de rede het primaat geven, denken we dat we superieur zijn aan de dieren. Maar is de rede wel een onderscheidend kenmerk van de mens? Dieren zijn misschien wel intelligenter dan wij. Of als we de nadruk niet zouden leggen op bewustzijn, maar op andere kenmerken zoals snelheid, dan zou ongedierte als vliegen en muizen superieur zijn aan de mens. De rede is dus niet het enige onderscheid tussen mens en dier, als het al een onderscheid is. Een mens heeft meer gemeen met een muis dan een chimpansee met een gorilla. Mens en muis hebben volgens dr. Goormaghtigh zowat dezelfde genen, ze bewegen uit zichzelf, bestaan allebei grotendeels uit water en hebben veel uiterlijke kenmerken gemeen:
| |
| |
‘één snuit, twee ogen, twee oren, vier poten, twintig tenen en (g)een staart.’ (160) De scheiding van mensen en dieren, en de overmacht van de een ten opzichte van de ander, is een tweedeling als een andere: willekeurig en vaag.
In eerste instantie wijzen de seksuele driftpijltjes van Pipper naar Vicky en omgekeerd, maar ze hebben allebei nog andere pijlen op hun boog. Pipper heeft een verhouding met Alessandra Morosini, met gravin Nowotny, en mogelijk ook met Sophie, de vrouw van Planiać. Hij heeft zelfs succes bij muizen: ‘Met een van die schattige dieren heb ik even sjans gehad.’ (184) Vicky, ‘Fikki Ficken’ (17), papt aan met prof. dr. Tom Kiik en had in het verleden een avontuurtje met vier Italianen. De seksuele drift lijkt te bevestigen dat het onderdeel superieur is aan het bovendeel. Planiać omarmt bijvoorbeeld ‘liever iets anders’ dan het decimale stelsel (189) en de synchroniciteit van twee draaibewegingen is veel populairder als prof. dr. B.H. Mitla de wet illustreert met haar borsten dan als prof. dr. Eriksson de wetenschappelijke en mechanische beschrijving van het fenomeen uit de doeken doet.
| |
Naar het verleden glijdend heden
‘De zekerheid van de natuur is de som van vele onzekerheden, die allemaal te meten zijn. Hoe meer onzekerheid je meet, des te zekerder ben je van de uitkomst.’ (79) Maar hebben we die zekerheid te danken aan de precisie van de wiskunde of aan de onveranderlijkheid van de wereld? Wiskundigen geloven in de zekerheid omdat ze denken dat het een feit is, waarnemers geloven in de zekerheid omdat ze denken dat het om een wiskundige stelling gaat. Ondertussen is de wereld niet langer dezelfde. ‘Door zich telkens maar weer te laten beschrijven als een geheel tolt en tolt hij in het rond.’ (68) In Rondo veneziano wordt Kleinste deeltjes, een roman van M. Welbeke, besproken. Titel en verhaal herinneren aan Elementaire deeltjes van Michel Houellebecq. Elementaire deeltjes verklaart waarom de wereld niet als een geheel beschouwd moet worden: ‘Geen enkele metafysische omwenteling [...] vindt plaats zonder te zijn aangekondigd, voorbereid en vergemakkelijkt door een samenstel van kleinere veranderingen, die op het moment zelf vaak niet worden opgemerkt.’ (Houellebecq, 1999, 192) Metingen bieden dus inderdaad een oplossing, maar ze bevestigen eerder een onzekerheid dan een zekerheid. In Rondo veneziano komen heel wat kleine veranderingen voor. Zo verandert Pipper van wetenschappelijke paria in een van de spilfiguren van het congres. Hij krijgt zelfs de opdracht uit de notulen een roman samen te stellen. Zijn relatie met Vicky verandert van een open, polygame liaison in een verloving. Een metafysische omwenteling kan je het niet noemen, maar door die veranderingen wordt Pipper een nieuwe man. Als Goormaghtigh op weg naar een lezing twijfelt of ze wel
| |
| |
de juiste richting uitlopen, antwoordt Pipper bijvoorbeeld kortaf dat hij niet moet zeuren: ‘Een week geleden zou ik dit nog niet tegen dr. Goormaghtigh hebben durven zeggen, maar op een of andere manier was mijn ster rijzende en de zijne dalende.’ (183)
Ook in de natuur doen zich zulke veranderingen voor. De natuurkunde was totnogtoe een wetenschap waarin dingen te voorspellen en te reproduceren waren, nu loopt ze achter de feiten aan, ‘ze moet nu capituleren voor feiten en gebeurtenissen die niet te voorspellen zijn en niet te reproduceren, maar, eenmaal voldongen, aan haar wetten voldoen.’ (181) Terwijl wetenschappers druk doende waren resultaten van metingen te interpreteren en zo zekerheden te achterhalen, heeft de wereld niet stilgestaan. ‘Alles wat je ziet is een naar het verleden glijdend heden. Je voorspellingen zijn evenzovele slagen in de lucht, die alleen achteraf doel treffen, als je alles had geweten.’ (198) Betekent dit de ondergang van de natuurwetenschappen? De natuurkunde heeft veel vijanden. De geest bijvoorbeeld die waarheden kan ontkennen of de religie die onwetendheid beloont. Maar de opmerkelijkste vijand van de natuurkunde is de natuur zelf. ‘De natuur is leven en om het leven te begrijpen wordt de natuur in tweeën gesneden. Echter, het leven is één en kan nooit in stukken begrepen worden.’ (192-3) De tweedelingen kunnen dus weer overboord. De middenweg zal het halen: ‘Het heelal zal niet heet, niet koud, maar lauw de lauwe dood sterven of, in termen van orde, ten prooi vallen aan de totale chaos.’ (179) Tijdens de laatste week van het congres stijgt het water in de straten van Venetië. De voordrachten op de laatste dag, waaronder Pippers langverwachte Torricelli-lezing, worden afgelast. Er wordt hoogwater verwacht en iedereen verlaat halsoverkop de stad. De natuurwetenschap met zijn metingen en verklaringen moet wijken voor de natuur.
Wie het heeft over wetenschap die onder de voet wordt gelopen door de natuur, komt al snel uit bij God. Het was ooit andersom. ‘In den beginne’, varieert Krol op de bijbel, ‘schiep God hemel en aarde. In den beginne schiep God een sluitend wereldbeeld dat alles verklaart.’ (105) Maar toen kwam Torricelli op de proppen met zijn vacuüm. Torricelli stak een lange reageerbuis gevuld met kwik omgekeerd in een bak met kwik. Bovenin de buis verschijnt het vacuüm, een stukje niets op aarde en ‘God, die oneindig maal nul is, is 76 centimeter kwik.’ (108)
Op de terugweg, ergens tussen Göttingen en thuis, belanden Pipper en Vicky in de wiskundige imaginaire ruimte. Die ruimte lijkt op de hemel. Ze bevinden zich zeer ver van de aarde en stappen binnen via een poort, Pipper vergelijkt priemgetallen in de imaginaire ruimte met sterren aan de hemel en er wordt zelfs vermoed dat God, die we niet konden vinden in het heelal, zich ophoudt in het mathematische universum. In de wiskundige hemel krijgt Pipper alsnog wat hij verdient: roem, eer en een bewijs
| |
| |
dat zijn naam draagt. Pipper kan het vermoeden van Riemann ontkrachten. Voor de poort liggen twee nulpunten die loodrecht op de middenlijn staan. Dus liggen niet alle nulpunten in de imaginaire ruimte op een rechte lijn.
| |
Dood in Venetië
Rondo veneziano speelt zich niet toevallig af in Venetië. Waar beter twijfels hebben over het voortbestaan van de huidige samenleving dan in het langzaam zinkende Venetië? Venetië is ondanks al het water, een stoffige stad. De stad wordt aangetast door de tijd, maar niet aangepast aan de tijd. Venetië is de stad van het masker. Gemaskerde bals verbergen de realiteit van verval en economische malaise, de Venetiaanse villa's hebben gevels van marmer, maar daarachter staat een simpele, bakstenen muur. Mikhail Bakhtin somt in Rabelais and his world een lijstje met kenmerken van het masker op. Bakhtin onderscheidt twee periodes. Een eerste periode is die van de volkscultuur. Hier krijgt het masker haar originele betekenis van ontkenning van uniformiteit. Het wordt verbonden met het plezier van verandering, met reïncarnatie, metamorfose en het doorbreken van natuurlijke grenzen. Tijdens de Romantiek, de tweede periode, verandert de betekenis van het masker. Het misleidt en verbergt nu iets. ‘A terrible vacuum, a nothingness lurks behind it’, aldus Bakhtin. In Rondo veneziano zijn beide betekenissen te onderscheiden.
Er komen drie soorten personages aan bod: fictieve personages, fictieve personages gebaseerd op bestaande personen en bestaande personages uit andere fictie. De wetenschapshistoricus E.J. Dijksterhuis komt voor een dag uit Nederland (87), maar loopt vijf dagen later nog steeds op het congres rond (175). Dijksterhuis is een bestaand wetenschapshistoricus, gestorven in 1965. In Rondo veneziano lijkt hij te reïncarneren in citaten. Zolang de deelnemers aan het congres uit zijn werk citeren, dwaalt hij er rond. Ook de secretaris van het colloquium, dr. J. Goormaghtigh, is gebaseerd op een bestaand geleerde: Norbert Goormaghtigh was rector van de afdeling geneeskunde aan de universiteit van Gent. Voor Jan met de pet betekent erkenning een postuum eerbetoon in een rouwadvertentie, voor de onderzoeker en de schrijver ligt dat anders: ‘Dat beetje onsterfelijkheid waar ieder mens naar verlangt is juist een schrijver gauw gegeven.’ (38-9) Hetzelfde geldt voor Joseph Brodsky. De dichter stierf in 1995 en had inderdaad een doctorstitel, hij ontving een eredoctoraat van Yale. Op een avond wandelt Brodsky terug naar zijn graf, Pipper loopt met hem mee. De beste manier om levendig te blijven na je dood zijn, volgens Brodsky, referenties. ‘Persoonlijke contacten vallen doorgaans tegen. Vergelijk het met een reünie. Na vijf minuten bent u uitgeput, hebt
| |
| |
u niets meer te zeggen en verbleekt het beeld.’ (165-6) Zorg dat je geciteerd wordt, dat is de beste garantie voor een leven na de dood.
Je moet niet dood zijn om model te staan voor een personage. Enkele personages gebruiken een naam als masker. Sven Eriksson, de professor die het publiek niet kan boeien met zijn beschrijving van de synchrone beweging van zeeklokken, leent zijn naam van de bondscoach van de Engelse nationale ploeg, Sven Goran Eriksson. In The Venice Project, een film uit 1999, wordt de viscount gespeeld door een acteur die John Wood heet. In Rondo veneziano is John Wood een filosoof. Zelfs personages uit andere romans worden hier weerspiegeld. In Rondo veneziano staat een gesprek tussen een zekere Bruno en Michel. Het lijkt te gaan om de broers Michel Djerzinski en Bruno Clément, personages uit Houellebecqs Elementaire deeltjes.
Pipper draagt papieren maskers. Zijn naam wordt herkend omdat die uit een kinderboek komt. In 1912 publiceerde A.C.C. de Vletter een boek met de onheilspellende titel Pipper valt door de aarde. Door de aarde valt Pipper niet, misschien wel door de mand omwille van zijn gestolen doctoraalbul. Maar zijn naam herinnert ook aan de Pied Piper, de Engelse Rattenvanger van Hamelen. Met zijn praatjes leidt hij iedereen om de tuin Pipper combineert de positieve betekenis van de metamorfose van het masker met het negatieve aspect van een geheim. Hij heeft niet alleen een bul gestolen, hij is ook veroordeeld voor fraude omdat zijn collega-landmeter op Trinidad de resultaten van metingen aanpaste naar eigen goeddunken. En om een of andere duistere reden heeft hij een Pools en een Duits paspoort.
Echte maskers dragen Vicky en Tom Kiik. In Venetië bezoeken ze Così fan tutte, een opera vermomd als dansspel. Het gemaskerde publiek zingt en danst mee. Als de muziek stopt moet je raden wie je partner is. Uiteindelijk blijft er een paar over op de dansvloer: ‘Vicky die dacht dit móét Tom wel zijn en Tom, die dacht dit móét Vicky zijn, kan niet missen.’ Maar of het nu aan het masker ligt, aan de leegte erachter of aan de metamorfose die het veroorzaakt, ‘toen na het laatste akkoord de maskers werden weggetrokken... waren ze het, zo bleek, geen van beiden.’ (206)
Voor Pipper vertrekt wil hij nog een keer alles goed bekijken, maar dat valt niet mee - ‘Zo groot is de zee die je probeert leeg te drinken.’ (227) Ook Rondo veneziano leegdrinken valt niet mee. Het is een erg veelzijdige roman waarover het laatste woord niet te zeggen valt. De jaren 70 indachtig krijgt Krol in oktober 2005 een eredoctoraat van de universiteit Amsterdam voor de handvol gedichten, verhalen, romans en essays die hij in zijn carrière schreef. De officiële mededeling prijst hem om zijn ‘vorm van schrijverschap die uitmuntende literaire kwaliteit paart aan theoreti- | |
| |
sche reflectie en inzichten uit de wetenschappen, in het bijzonder de exacte wetenschappen en de wijsbegeerte.’ Harry Mulisch, die volgens Krol ook ooit een doctorstitel aspireerde, beschreef de ontdekking van de hemel en de compositie van de wereld in twee lijvige romans. Krol klaart de klus op tweehonderdvijftig pagina's. Erkenning, roem, eer en opnieuw een prachtige roman die kwaliteit paart aan wetenschappelijk inzicht, wat kan een doctor in spe meer wensen?
|
|