Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 150
(2005)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
Marc Reugebrink, Touchdown. Meulenhoff, Amsterdam, 2004.Voor een kind bestaat de wereld uit een kamer, een huis, een straat en de sterren. Lesser, hoofdpersonage uit Marc Reugebrinks Touchdown, slaat een aantal stappen over. Zijn kamer wordt een ruimtesonde tussen de sterren. De zwaartekracht weegt zwaar op de schouders van een magere jongen, vooral als die jongen graag opstijgt. ‘Niet vallen,’ prent hij zichzelf in, ‘het laatste wat je hier doen moest, was gaan liggen. Niet vallen! Je ten koste van alles recht houden!’ (107) Toch wankelt hij en gaat hij vaak tegen de vlakte. Lesser heeft een levendige fantasie. Als kleine jongen imiteert hij ruimtereizen. Zijn verbeelding zuigt hem in een vacuüm, een fantasiewereld waarin hij helemaal verdwijnt. Als verjaardagscadeau krijgt hij een boek over ruimtevaart. Zodra het papier ervan afgescheurd is, ziet of hoort hij niet meer wat rondom hem gebeurt. Hij heeft enkel oog voor het boek. ‘Hij kreeg vlekken in zijn gezicht en het was alsof alles rondom hem in het niets verdween.’ (53) Het verschil tussen opstijgen, zweven en vallen is klein. Tijdens een lancering gaat het fout. Lesser dondert met raket en al van zijn bed en stoot zijn hoofd tegen de punt van een tafel. Door zijn val raakt hij ‘in hogere sferen. Hij is op ruimtevaart. Hij was op ruimtevaart, ondanks alles, en hij zweefde ver boven de zolderkamer met het bed, het omgevallen tafeltje, het blauwe boek, ver boven het huis met de oranje gordijnen.’ (44) Maar door de klap en het gat in zijn hoofd staat Lesser ook weer met zijn voeten op de grond. Lesser probeert hardnekkig in evenwicht te blijven, zich niet te laten meevoeren door zijn fantasie. Maar op zijn verbeelding heeft hij tenminste greep, de werkelijkheid is zo vaal. ‘Hij moet iets doen nu. Er moet iets gedaan worden. Hij moet zijn gezicht redden. [...] Hij moest iets verzinnen. Hij is geen jongen die is gevallen, met stoel en al van zijn bed is gevallen.’ (60-61) | |
[pagina 291]
| |
Een plus eenLesser heeft een zus. Een zware zus die hem in evenwicht houdt. De net geïnstalleerde verwarmingsketel wordt zijn satelliet. Starend naar het toestel en allerlei denkbeeldige knoppen inschakelend, bereidt hij een lancering voor, maar zijn zus wekt hem uit zijn trance en belet dat hij opstijgt. Een raket raakt maar van de grond als hij voldoende brandstof aan boord heeft om zijn gewicht plus het gewicht van de astronaut te dragen. Een ronde, zware zus houdt je aan de grond. ‘Hij wist nog niets van uitlaatsnelheid of stuwkracht. Hij kende de massaverhouding niet, maar je was dood gewicht.’ (51) Als zijn zus verdwijnt, verliest het magere jongetje zijn greep op de zwaartekracht. Lesser vertelt zijn verhaal aan zijn zus om zo toch nog greep te krijgen op zijn leven. Of dood. Touchdown is opgedragen aan een overleden zus. In een poëticale emailconversatie, verschenen in DWB 2001/2, schrijft Marc Reugebrink aan Arjen Duinker dat een In memoriam patris, matris, fratris of sororis nooit slechts over de herdachte dode gaat, maar voor de lezer een In memoriam mei moet zijn. Het is met andere woorden niet uitsluitend een persoonlijke herdenking van de schrijver, maar ook een aanzet tot persoonlijke gedachten van de lezer. Reugebrink had het toen over poëzie, maar hetzelfde lijkt te gelden voor dit proza. Doet het ertoe dat Touchdown aan een bestaande, overleden zus is opgedragen? Betekent dat meer voor het verhaal dan dat Lesser beweert dat hij een broer heeft? Heeft Lesser een broer? De eerste zin luidt: ‘Mijn broer is gek van ruimtevaart.’ (9) Die broer staat voor de spiegel te wachten op zijn lancering. Hij draagt een emaillen beslagkom op zijn hoofd en heeft een oude boekentas in zijn hand die door een stofzuigerslang verbonden is met zijn broekzak. Lessers broer heeft een lui oog en krijgt rode vlekken in zijn gezicht van de concentratie, want de lancering moet volgens vaste patronen gebeuren. Lesser moet hem in zijn ruimtepak helpen, zuurstoftoevoer, hartslag, ademhaling en lichaamstemperatuur controleren en er moet worden afgeteld voor de raket gelanceerd kan worden. Maar misschien reist die broer wel tussen Lessers oren. Lesser staat met een beslagkom op zijn hoofd en een stofzuigerslang in zijn broekzak te wachten op de lancering, Lesser loenst en Lesser krijgt rode vlekken in zijn gezicht. De broers delen een hoofd. ‘Wij waren nooit iets anders dan dit: een lichaam op de plankenvloer van een kleine jongenskamer met oranje gordijnen die zacht bewegen op de tocht, een lichaam op het bedauwde gras van de speelweide in het plantsoen.’ (69) Lesser noemt wel meer personages broer. De groepsgeest van het voetbalclubje verandert hen in ‘broeders altegader’ (94) en ook Baafs is als een broer voor hem. Baafs is zijn tegenpool - hij weet alles, ‘beheerst het ogenspel’ (171), is zelfzeker en heeft succes bij de vrouwen. Al is niet | |
[pagina 292]
| |
helemaal duidelijk of dat lichtend voorbeeld zich nu binnen of buiten Lessers hoofd bevindt, want Baafs is ook Lessers spiegelbeeld. Hij loenst met zijn rechteroog, Lesser met zijn linkeroog. ‘Wij zijn een spiegel, denk ik, broers zijn we; wij zijn onverbrekelijk verbonden in deze, in elkaars blik.’ (181-182)
Het postmoderne cliché wil dat de wereld een heropvoering van teksten en fictie is. Dat geldt zowel in Touchdown, als voor Touchdown. Lesser reconstrueert de belangrijke momenten uit de westerse ruimtevaart. Zijn wereld bestaat uit satellieten, de Apollo 13 en Armstrong. Nauwkeurig imiteert hij de lancering van Mercury 6 op 20 februari 1962. John Herschel Glenn Junior werd toen als eerste Amerikaan in een baan om de aarde gebracht. Het scenario voor deze reconstructie vindt Lesser in Met beroemde ontdekkingsreizigers op avontuur: Ruimtevaart, het verjaardagscadeau dat al zijn aandacht opeist. In een verantwoording op de laatste pagina's van het boek vermeldt Reugebrink zijn bronnen. De ruimtevaartcitaten komen inderdaad uit een boek met deze titel. De situatie ziet er dus zo uit: een personage voert een tekst op uit een boek en declameert citaten uit dat boek; de citaten komen uit een bestaand boek met dezelfde titel als het fictieve boek en zijn tegelijkertijd een deel van de tekst van Touchdown. Uit diezelfde verantwoording blijkt dat personages wel eens spreken in zinnen van Albert Camus, Hans Faverey, Gerrit Kouwenaar, Martinus Nijhoff, Francis Ponge of Bert Schierbeek. Alles wat Lesser doet bestaat bij voorkeur uit ‘voorgeschreven handelingen’. Als hij na de mislukte lancering op zus' schoot ligt te bloeden veranderen ze in een piëta, zus is een wanhopige Maria, Lesser een lijdende Jezus. Zoals je in een schaakpartij eerdere zetten en al gespeelde partijen citeert, zo citeer je oudere liefdesgeschiedenissen als je een vrouw versiert en je citeert de lancering van een Amerikaanse raket als je schuddend op je bed ligt met een stoel als capsule en papa's jas van de Burger Bescherming als ruimtepak. Veel scènes zijn heropvoeringen van de oorlog in Vietnam, ridderverhalen of de Tweede Wereldoorlog. Voetbal is oorlog, dus speelt voetbalclub Hector ‘zoals de Amerikanen’ (110). Hun belangrijkste taak bestaat uit het blokkeren van vijandige lichamen. ‘Wij waren een goed geoliede machine die de vijand eerst en vooral fysiek, maar vervolgens ook mentaal sloopte.’ (110) Tijdens de Koude Oorlog stond de ruimtevaart in het teken van informatievergaring. Via satellieten kon je de bewegingen van de vijand achterhalen en op allerhande manieren spioneren. Er was een evenwicht, ‘balance of terror’ (89), en alles was helder. Maar sinds de val van het IJzeren Gordijn zijn de vijandelijkheden niet meer zo duidelijk en eenvoudig te interpreteren. Bovendien is oorlog geen geolied systeem, maar chaos - ‘hij weet het niet, er is geen tekst, er zijn geen voorge- | |
[pagina 293]
| |
schreven handelingen, er wordt in het wilde weg geschoten en gebombardeerd door de vuile communisten van Ho Chi Man... Min [...]’ (62). Oorlog blijkt toch geen geschikt patroon voor voetbal te zijn, de vijandelijke manoeuvres wegen door buiten het veld. Löwe is het zwarte schaap van de voetbalclub. Als hij aanvoerder Henning probeert te imiteren, wordt hij gestraft. De vernederende scène alludeert op mishandelingen en vergassingen in Duitse concentratiekampen. In een met waterdamp gevulde douche wordt hij in elkaar geslagen door een Duits tierende aanvoerder en als ultieme vernedering krijgt hij een stuk zeep tussen de billen geschoven. De jongens handelen uit groepsgeest en lijken alle individuele wil verloren te hebben. ‘Ik was dienaar van een wil die zich van mij bediende zoals het gedaan wilde zijn, snap je? Ik was willoos als wil die zich in mij uitleefde als wat hij wilde en was: een amandelvormig stuk gele zeep, mij in de hand geduwd door Henning [...].’ (113) | |
OertijdDe beste voorgeschreven handelingen zijn de krijtlijnen die Klein-Gebbink, de trainer van voetbalclub Hector, voor de match op een schoolbord tekent. Heldere lijnen die voorschrijven wat moet en zal gebeuren. Een middelpunt en strepen van een punt naar een ander binnen de grenzen van het bord. Zo is de wereld zoals hij zou moeten zijn. Klein-Gebbinks systeem bestaat uit ‘eindeloos ingeoefende patronen’ (109), de voorbereidingen voor een lancering zijn ‘eindeloos ingeoefende handelingen’ (25). De oefeningen worden zo vaak herhaald dat voetballers en astronauten ze op den duur blind kunnen uitvoeren. Maar blinde patronen kunnen niet anticiperen op een steeds veranderende wereld en ze druisen in tegen Klein-Gebbinks advies: ‘Neem je tijd, Lesser, blijven kijken, goed blijven kijken en dan pas afspelen, als je weet waar de bal heen gaat.’ (80) Zowel de lancering als de voetbalstrategieën ontsporen dan ook. Ze kunnen niet inspelen op onvoorziene omstandigheden. Je moet je ogen op het doel gericht houden en je hoofd erbij houden. Helaas wijken Lessers loensende ogen af. Hij denkt verder dan het bord en wil zien wat erachter zit, maar zo val je van de wereld. ‘Weet je wat het met jou is, Lesser? Je denkt te veel buiten het bord, om het zo maar eens te zeggen. Je kijkt verkeerd. Je kijkt alsof er iets ontbreekt, alsof er hierbuiten nog iets is, naast het bord, en dat de zetten die je doet daarnaar verwijzen. Maar er is daar niks. Er ontbreekt niets. Dit is wat het is.’ (181) Lesser denkt dat hij alles in het oog kan houden - ‘Zijn oog was overal, “ik zie alles!”’ (51), ‘Ik houd alles in het oog. Ik heb alles in de hand.’ (31) - maar hij is als een satelliet: zichtbaar, maar hij ziet ons niet. | |
[pagina 294]
| |
Lesser gelooft in een rechte weg. Een uitgestippelde route die al bij je geboorte vastligt en waarop je beweegt van een punt naar het volgende. Het boek beschrijft steeds grotere kringen. Elk hoofdstuk volgt de groeistuipen van Lessers wereld. Een eerste punt is zijn kamer. De deur is een ‘hermetisch afgesloten luik, waarbinnen alles is wat het is en blijft wat het is, voor nu of altijd: het bedieningspaneel, de lampjes, de kabels, het ventiel, het blinken van de schroef, het bruin van de riem die lijkt op zijn padvindersriem van vroeger [...]’ (39). Maar als hij door dat luik stapt, blijkt de wereld toch niet zo rechtlijnig te zijn. De weg verschuift, het systeem klopt niet, zijn tekst is verkeerd. Zijn leven verloopt niet zoals hij het uitstippelt. Hij wordt verliefd op ranke, blonde Heleen, maar eindigt in een donkere fietsenstalling met daar-wil-je-dood-nog-niet-op-Hilde, Heleens dikke vriendin. Hij voelt medelijden met de onhandige, dikke keeper van hun team, maar moet hem vernederen om zijn eigen vel te redden. Pas honderd pagina's verder vindt Lesser een volgend punt in de weg. Zijn auto is ‘een hermetisch afgesloten ruimte waarbinnen alles is wat het is en blijft wat het is, voor nu en altijd: de hendels en knopjes, de lampjes naast de snelheidsmeter, het zwart van de veiligheidsriem schuin over mijn bollende buik’ (139). De rechte lijn die hieruit vertrekt snijdt door een bocht. Midden in de nacht kreeg Lesser een verontrustend telefoontje. Zus' naam valt, haar nummerplaat en de plaats waar haar rode Morris Mini een bocht miste. Sinds zijn laatste lancering heeft Lesser zich volgepropt en nu staat zijn gewicht op punt. Hij neemt zijn autosleutels, opent het portier, stapt in, klikt de veiligheidsgordel vast en volgt voor de laatste keer een patroon. ‘Ik hoef niet na te denken. Het staat op de kaart. Van J11 naar L15 en dan verder zuidwaarts, het alfabet af, langs uitgetekende wegen. Zoals het gewild is, wat ik ook doe of zeg.’ (76) De bewuste bocht is een lanceerplatform. Hij drukt de koppeling in, laat de motor loeien en telt af. Deze keer zal hij landen op aarde.
Zoals Klein-Gebbinks systeem een oerpatroon is, zo is de tijd bij kruidenier Gies perfecte tijd. Gies verkoopt melkproducten, vleeskruiden, blikken groente, potjes jam en Mars chocoladerepen. De repen liggen niet, als in de snoepwinkel, oneerbiedig op schappen tussen ander, minderwaardig snoepgoed, maar wel in hun eigen doos boven op de toonbank. Er zijn twee soorten tijd bij Gies. De eerste tijd krijg je als je binnenkomt. De kruidenier moet, als de deurbel rinkelt, uit het donker achter de gekleurde linten in de deuropening vandaan komen. Je hebt de tijd van het belsignaal tot Gies' hoofd door het gordijn stoot, om in de zwarte doos te graaien en een Mars in je jaszak te proppen. Je tijd is op als Gies je in het oog krijgt. De tweede tijd is veiliger. Als Gies het | |
[pagina 295]
| |
trapladdertje op moet om de bol oude kaas van de plank te halen is de tijd precies afgemeten. De tijdspanne tussen lift-off en touchdown duurt na te tellen seconden. Deze onzekere tijd en bemeten tijd zijn exemplarisch voor alle tijd. ‘Er liep een directe lijn van Gies naar de wereld zoals zij gewild was en altijd was geweest, van de zwarte doos naar buiten, waar alles in de ruimte stond zoals het moest.’ (84) Mars is astronautenvoeding die via de spijsvertering wordt omgezet in spierkracht en vlees op je botten. Dankzij de chocoladerepen komt Lesser op gewicht. Mars is een sonde met ‘de wereld zoals zij gewild werd en was’ (85). Het begin is een belangrijk begrip voor Lesser. Hij probeert steeds te achterhalen waar en wanneer het begon. Maar de reconstructie van herinneringen is hard werk als je je in een vacuüm bevindt en de tijd voortdurend verward raakt in zichzelf. Personages gehoorzamen niet aan de chronologie, maar geven commentaar op gebeurtenissen die plaatsvonden voor zij in Lessers leven opdoken en het verleden wordt afwisselend in de verleden tijd en in de tegenwoordige tijd verteld. Kunnen we wel geloof hechten aan Lessers reconstructies van het verleden? Lesser die in een eigen wereldje leeft, Lesser die op zijn hoofd valt en constant zijn evenwicht verliest. Lesser die in alles systemen aanbrengt, zelfs in zijn bord. ‘Hij schepte twee keer op, bouwde een toren van puree, schiep orde op zijn bord. Hij at systematisch, van buiten naar binnen, twee keer op dezelfde manier: groenten, puree, vlees.’ (88) Ook herinneren is voor hem een vorm van systematiseren, ‘in de hoop dat het deze keer wellicht beter gaat, of anders, als dat zou kunnen’ (194). | |
anaufhinternebeninunterübervorzwischenHet opstijgen en vallen, de patronen, de tijd en het oog spelen veel rollen. Zo is je tijd op als Gies je in de gaten krijgt, Lesser valt omdat hij niet goed kijkt, maar Baafs ziet de juiste patronen en gedraagt zich daarnaar. Er zijn wel lijnen te trekken van een punt naar een ander, maar zijn die lijnen er echt of kijk je voorbij het bord? Op 27 januari 1967 gaat er tijdens een oefening met de Apollo 4 iets mis. Er ontstaat brand in de cockpit. Lesser citeert uit zijn boek: ‘Er volgden angstaanjagende kreten en de geluiden van wilde bewegingen, terwijl de astronauten in doodsangst probeerden het noodluik te openen.’ (17) Die wilde bewegingen komen terug bij het nabootsen van de lancering van de Mercury 6 en lijken aan te kondigen dat de imitatie, anders dan de originele lancering, mislukt. Maar zelfs bij een ingestudeerd dansje komen wilde bewegingen kijken (132) en ook als Lesser met dikke Hilde in het donkere fietsenhok aan een ander dansje begint, komen daar wilde bewegingen aan te pas (161). | |
[pagina 296]
| |
Lesser heeft het moeilijk met een opdracht voor school. Hij moet aan de hand van een map knipsels een antwoord formuleren op de vraag of het zionisme rechtvaardig is. Het antwoord lijkt, gezien meneer Caspars kromme neus en de netjes onderstreepte woorden razzia en pogrom, eenvoudig. Maar is het zionisme ook rechtvaardig als je in Palestijnse schoenen staat? Hoe meer Lesser de knipsels uitpluist en probeert er een systeem in te zien, hoe waziger de grenzen worden. Een rechtvaardig antwoord vinden op de vraag wordt onmogelijk. ‘Recht is rechtdoor maar onrechtvaardig en ongerechtigd en niet onderstreept vooral.’ (145) Wat een duidelijke les voor Lesser lijkt, namelijk dat eenduidigheid een illusie is, moet ook de lezer leren begrijpen. De verbanden die je ziet, zijn niet altijd verbanden die er zijn. Het systeem zit slechts in the eye of the beholder. En in de taal waarin je beschrijft wat dat oog ziet. De taal dwingt de werkelijkheid in patronen. Als hij dreigt te vallen, probeert Lesser de wereld in een systeem te gieten door middel van taal. Hij stamelt rijmschema's of dreunt Duitse voorzetsels op. En door de woorden van coach Klein-Gebbink worden de spelers opgenomen in een groter geheel. Maar de taal is ook onvermijdelijk een citaat. Pas door clichés krijgt ze betekenis. Als er een blik geworpen wordt is dat ‘een... hoe heet het... een veelbetekende blik’ (87), als hij Heleen ziet gaat er ‘... een huivering door hem heen, een rilling of - nee, nee, het is meer een schok, een elektrische schok zelfs’ (151) en als hij valt roept zijn zus ‘smartelijk, of nee, wanhopig riep je, en klagelijk ook, met schrille stem’ (46). De woorden zijn niet van hem, maar hij moet het ermee doen. Marc Reugebrink heeft uit die clichématige taal een volstrekt eigen geluid gedistilleerd. Net als zijn debuutroman Wild vlees (1998), creëert Touchdown meer dan een personage. Lesser is een stem die via ingenieuze zinnen in je bloedbaan wordt gelanceerd. Hij kruipt onder je huid en blijft in je achterhoofd ijsberen. |
|