Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 150
(2005)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
[pagina 278]
| |
Herenpanden, naar voren leunend omdat ze hun zakdoek kwijt zijn, misschien. Een gedempte gracht - verschijnsel waar ze nog geen eigennaam voor hebben. Een gebedshuis verbouwd tot eethuis, een gebouw ging van bezinning naar vertering. Een jaar lang loop ik voorbij Een Ding waarvan ik niet begrijp wat het is. Niets nieuws natuurlijk, maar ik heb op die zoektocht soms gezelschap van een man gekleed in rinkelende laarzen, een lange leren jas en een roodblauw kapsel met een hanenkam in bedwang gehouden door eieren en bier. Soms loopt de man met mij mee, soms komt hij van rechts, dan weer van links. Telkens wanneer hij, dit overblijfsel uit de eind jaren zeventig van een vorige eeuw, langs de cirkel van keramiek en verweerd hout loopt, maakt hij een rondje rond dit bouwwerk zonder meteenbetekenis maar in het bezit van de uitnodiging het te bekijken. De man schiet uit dat middelpunt van een soort traag vliedende kracht, zodat het lijkt dat hij zijn bezwerende handeling heeft volbracht, want daarna loopt hij verder zonder omkijken. Misschien kon een foto mij thuis helpen, zo besloot ik, maar ik kwam er niet uit. De dag kwam waarop ik mij niet kon bedwingen en plaatsnam op een bank van keramiek, een harde sofa vlakbij het Ding Zonder Zin. De man kwam aangeslenterd en bezwoer rondhout en keramiek, weer met de klok mee. Bent u de maker?, vraag ik hem met alle stoute schoenen aan die ik bezit, en is uw handeling van belang? Hij kijkt me verbaasd en geërgerd aan, misschien omdat ik mij tegenwoordig anders kleed dan vroeger. Nee, zegt hij, maar het is wel van mij. Denk toch eens na, man. Uit een van de vele zakken van de lange leren jas komt een blik bier, hij trekt de clip los en morst. Terwijl ik met de hanenkam erbij nogmaals, in gedachten, met hem mee dat rondje liep, begreep ik opeens dat een cirkel een oneindige reeks poorten als toegang tot het middelpunt heeft en daar zag ik plotseling het hout als een reeks van springplanken om binnen te komen, in het Ding Zonder Zin, tot bij de as, dat gedeelte van de straal dat opeens fysieke kwaliteiten kreeg, maar vanuit welke richting - het leek wel een schroef. De hanenkam kijkt mij nog wat schamper aan en neemt een slok. Wel? Dat hij met de klok meeliep moest haast betekenen dat hij het ding iedere dag weer een beetje aandraaide, om het Ding Zonder Zin op zijn plaats te houden - om mij heen de herenhuizen zonder zakdoek, de gedempte gracht, het omgebouwde gebedshuis. De meeste dingen waren er al heel lang en hadden hun glans verloren, maar sommige dingen leken ook nog steeds mooi, en zin te hebben, in een verloren kerk kan men minstens nog verteren. Hij volgt mij nauwlettend terwijl ik opsta en mij naar het Ding Zonder Zin begeef waar ik een stap in zet waarvan hij zichtbaar schrikt, Niet doen, man! Ben jij helemaal belatafeld? Maar mijn voet hing al in de lucht om een rondje langs Het Ding Zonder Zin te maken, in tegenstelling tot hem tégen de klok in. Ik besefte meteen wat ik deed: ik zag het gebedshuis zo'n tien jaar geleden in de steigers staan, tegelijkertijd werd er een huis gesloopt, werd er zo'n dertig jaar geleden een metrostation genaamd Nieuwmarkt aangelegd, een gracht werd nog eerder gedempt - er ontstond tegelijkertijd een toekomstidee van wat hier nog zou gebeuren - ik bevond mij in een kleine mentale aardbeving, een herenhuis zou zóver voorover leunen om zijn zakdoek te zoeken dat het in zijn eigen tranendal zou verdrinken, iemand zou het Ding Zonder Zin weghalen omdat hij het gewoonweg niet mooi vond, het eethuis zou misschien een tempel van een andere orde worden. De hanenkam grijpt mij in mijn kraag, ik hel achterover en maak opeens weer pas op de plaats. Ooit was ik voor een eerste keer langs het ding gelopen en had, gedreven door mijn dertig jaar oude twijfel over schoonheid en stijl maar ook een voorkeur voor Dingen Zonder Zin, er een foto van gemaakt - zelfs op de foto is de maat van Dít Ding Zonder Zin duidelijk, zo dacht ik. Dat was op het nippertje, bijt de hanenkam mij toe, Maar weet zeker, morgen ben ik er weer. Ik zag hem gaan: de Bewaarder van de Dingen Zonder Zin liep zijn rondje met de klok mee, zette alles voor even weer stevig vast en schoot weg.
Leon Gommers
Schrijvers digitaal |
|