| |
| |
| |
Onno Kosters
Gedichten
X-ray se auton: scan uzelve, las ik
op een muur in Haarlem, niet ver
van het ondeugende vingertje
van L.J. Coster. En trof thuis aan:
Uw ramen zijn heden gewassen.
De kosten hiervan worden één
dezer dagen bij u opgehaald.
Graag gepast geld klaarleggen.
Ik geloof niet in metaforen.
Maar dat bedoel ik overdrachtelijk.
Lappen bij regen is gevaarlijk en zinloos.
Vanavond na een steekhete dag
woei in twintig minuten de hemel
als in een rampenfilm zo dicht, zo
met kolkende wolken en windvlagen
zo lang als een reus, het was zwart om
ons, we scholen in Atheneum,
zo woest had ik nog nooit van je
gehouden. Het onweer dat volgde,
een span paarden, had iets klassieks;
om de hoek van het Koningsplein
kwam alweer een volgende dirty bomb
onheil aanzetten. Zolang de tegenwind
niet figuurlijk wordt, dacht ik nog.
Maar, wat ik vertellen wilde,
boven ons een verlaten ladder,
het oog van de emmer bungelend
aan een haak van vlees, nee -
aan een vleeshaak. De S van staal.
| |
| |
Ik had me een weg uitgestippeld.
En wat bleek. Kaart en landschap
leken in niets op elkaar (ja, hèhè).
Maar de vier windrichtingen feilloze
intuïtie, onbevreesde wilskracht,
doelgericht genie en dom geluk
leidden mij die dag naar het
opgespoten land achter Ruigoord,
waar ik de Middenweg verwachtte.
Gulden was het er, maar Middenweg,
ho maar. Mijn vriend was net een
paar dagen daarvoor in een ander
zandlandschap zijns weegs gegaan.
En aan de hand van eenzelfde
vermoeden en in zijn geest liep ik
hier onder die vaalblauwe lucht,
op papier dan wel ontdekkingsreiziger
maar boven mij, zo spreekwoordelijk
kwinkelerend op het ritme
van een vleugelslag die me aan
machinegeweervuur deed denken
de leeuweriken, omhoog dansend,
in wezen hun territorium verdedigend.
Noli me tangere. Klaprozen.
Boven de vogels de vliegtuigen
en naast mij deze vallei op schaal
dookruisend de grutto's, de zwanen
(de leeuwen van de polder), de kieviten
en in de sloten weerspiegeld de buiken
van de vliegtuigen boven de vogels.
Wanneer je erbij stilstaat, was jij
| |
| |
het gat waar het om draaide
zonder dat je er zelf duizelig van werd:
de golfbaan, de A9, de duinen,
Hoogovens, Noordzeekanaalgebied,
Afrikahaven, Ruigoord, Westpoort,
Spaarnwoude, golfbaan, A9, duinen.
Alles gererout vanwege die op-
geheven, afgefreesde Middenweg.
| |
| |
Je wankelen, je handen, je ogen,
ingekaderd, uitgelicht. Zelf
negatief; lichtbak, contactvel.
Zelf film op het water, olie
op de golven, op het golvende,
zeg, vuur. (Onder een rode lamp
in een donkere kamer.) Spookt er
in die plastic vloeistofbakken
ontwikkelvloeistof, stop en fixeer
onder de spiegel een indruk voorbij;
in het bad met activatoroplossing:
het blad. Het raster komt aan het licht,
in werkelijkheid; maar in werkelijkheid
is dat maar de halve waarheid. Als
het vel droogt en het licht wordt
uitgedraaid en de deur weer
open mag, het daglicht door het
daklicht weer naar binnen vallen
mag; als, dan. Van het een,
tot de ander. Van een instelling,
lichtmeting, poging iets te pakken
te krijgen, te vereeuwigen
zoals dat heet, tot wat het doet
in je ogen, je handen, je
staan. Tot je zelf. Los laat.
Uit: De grote verdwijntruc.
|
|