| |
| |
| |
Battus
De Woorden Der Bij
Slaap denk ik aan bijwoordwoorden, woorden dus die bij andere woorden staan, slaap afgekort tot: Bijwoorden.
De bijzit zit niet naast de echte zit en de bijslaap beoefent men niet naast de echte slaap. In dergelijke bijwoorden is bij ongeveer het tegendeel van hoofd - alleen de bij zelf is een zelfstandig hoofddier zie bij Maeterlinck. Wij weten te weinig van de bij om te durven zeggen dat er ook een bijbij, bijvoorbeeld de dar, bij is. Evenmin is er onder mensen die niet in de hemel zijn begrip voor de bel die de hoofdbel is naast de bijbel.
Lidmaat wil ik drie aspecten van de bijwoordwoorden bespreken: het grammatikale bijwoordwoord, het poëtische bijwoordwoord, en het anagrammatikale bijwoordwoord.
| |
1. Het grammatikale bijwoordwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn bomen en bergen die in totale rust om ons heen staan. De foto is de wereld van de zelfstandige naamwoorden. Men kan een zelfstandig naamwoord uitspreken, maar het maakt zelf geen geluid. Als een boom kraakt of valt, dan moet een werkwoord aan de slag.
Werkwoorden worden gebruikt voor het groeien en beklimmen van bomen en bergen. De film is de wereld van de werkwoorden. Een werkwoord maakt meestal geluid, en als het geen geluid maakt, zoals het
| |
| |
werkwoord zwijgt, dan is dat veelzeggend.
Bijwoordwoorden staan bij woorden of bij reeksen van woorden. De bijvoeglijke naamwoorden geven kleur en geur aan de bomen en bergen die door zelfstandige naamwoorden op de foto waren gezet. De bijwoordelijke naamwoorden geven op hun beurt kleur en geur aan de bijvoeglijke naamwoorden. Dat is allemaal oude koek voor wie ooit les in grammatika heeft gehad. Het gaat mij om de bijwoordelijke woorden die bij een reeks woorden staan. Zulke woorden kleuren de zin die door naamwoorden en werkwoorden en bijwoordwoorden was gemaakt.
Inwoner van Hierland moet ik opmerken dat het woord slaap waarmee ik aanving, natuurlijk een synoniem is van vaak, zoals Hier een inwoner is van Hierland. Overal mag je een woord vervangen door een synoniem woord, maar niet in de poëzie (zie straks) en ook niet als het om een zinsbijwoord gaat.
Optellingen gebeurt dit toch, plus dan gaat het fout. Neem bijvoorbeeld de beide bijwoordwoorden want en omdat. Ze vervullen precies dezelfde functie want of omdat ze zijn de inleiding zijn van de zin die een reden geeft voor wat in de vorige zin werd gesteld. Maar u mag ze niet verwisselen omdat of want de plaats van het werkwoord in de zin die ze inleiden is verschillend is. Waaromheen is de plaats van het werkwoord verschillend? Rondom het verschil tussen want en omdat, waaromheen en waarom, rondom en om, niet te verwaarlozen.
Griekse letter n is die kwestie van geen belang, zoals dat met alle grammatikale kwesties het geval is, daarginder men altijds dergelijke kwesties uitlegt in de taal tot welks begrip diezelfde grammatikale uitleg pretendeert uitleg te geven. Het is alsof men naast iemand in de oceaan zwemmend uitlegt hoe zwemmen gaat. Amusant, briljant en charmant, maar onnodig, opdringerig en overbodig.
| |
| |
In de buurt van een overledene lijkt het wel of de taal de mensen als marionetten laat spartelen en de grootste lol heeft als die mensjes geleerd gaan praten over de touwtjes waar ze aan hangen en zelfs de wetten van de taal willen vinden zonder te beseffen dat alles wat zij denken en beweren bestuurdt word door de handen van de marionettenbespeler. Neem de t achter bestuurd en de niet-t achter word in de vorige zin. U vind dat verkeert? Ja? Maar uit dat ja blijkt dat mijn zin ‘U vind dat verkeert?’ zijn bedoelde doel wel degelijk heeft bereikt. U meende mij te moeten verbeteren, maar een sprekend of schrijvend mens is onverbeterbaar. Scheepstouwwerk de schrijver of spreker van de taal is de enige die weet wat hij zeggen wou.
| |
2. Het poëtische bij
Martinus Bijhoff heeft een gedicht geschreven waarop vele spotters nevengedichten hebben gemaakt. Zo vindt men behalve diverse versies, vernuftig door R. Verwaal vervaardigd, waar bijvoorbeeld de letters e of a verboden waren, ook een q-lipogram op bladzijde lq van mijn meesterwerk Opperlans (Querido 2002). Die q-loze versie gaat zo:
Impasse
Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagenlang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.
Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?
Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.
| |
| |
Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend water op de koffie giet
en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.
Het heeft geen zin naar onhandigheden en foutjes in deze versie te zoeken, want ik geef u het onlangs in het Letterkundig Museum opgedoken oorspronkelijke gedicht zoals Bijhoff dat schreef:
Bypass
Wij stonden bij het neuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen bij mijzelf: vraag het heden.
Maar omdat ik mij schaamde bij mijn leden
Wachtte ik bij het verbeide ogenblik
Bijtijds, haar bezig ziend bij haar bedrijf,
En de bijval wachtend die ik hebben wou
Zodat zij bij verrassing reageren zou,
Vroeg ik: Bij wat wil je mij in je lijf?
Bijtijds vangt haar fluitketel mijn fluitje aan
Haar hunkrend bij een wolk die inwaarts schiet
Bij de glycerine in haar tuimelraam
Dan antwoordt zij, bij wijlen langzaamaan
Zij bij druppelend bei mijn benen begiet:
En zich de geur verbreidt: Bij God ik weet het niet.
| |
3. Het anagrammatikale bijwoord
In de poëzie kan een woord, zo zagen we daarnet, bij een ander woord horen door ermee te rijmen. Rijmen is te gemakkelijk. Veel indrukwekkender is het bijwoordwoord dat uit dezelfde letters bestaat maar in een andere volgorde.
Vorige zomer werd de journalistieke komkommerruimte gebruikt voor het met ontzag gebrachte bericht dat men
| |
| |
aan de universiteit van Cambridge had uitgevonden dat je van een (Engels) woord alleen de eerste letter hoefde op te schrijven en die te laten volgen door de andere letters zonder op hun volgorde te letten. Ook zonder de juiste volgorde der letters, had een geleerde ontdekt, lezen wij zo een dooreengehusseld woord correct.
Het is waar dat de eerste letters van een woord veel informatie geven. Bij sms en e-mail wordt dat benut, en worden de volgende letters geraden. Het is ook waar dat in talen als het Engels en het Frans, waar de woorden kort zijn, je inderdaad meestal het juiste woord kunt opmaken uit de verhaspelde letterrij, maar in het Nederlands en het Duits waar de woorden twee keer zo lang zijn, valt dat niet mee. Le Monde belde iedereen in Cambridge op en wist ons zo te vertellen dat de wonderbare uitvinding niet door een geleerde uit die stad was gedaan. In geen enkele krant, en ik heb ze allemaal gelezen, viel te lezen waarom deze uitvinding onzin was.
Geen enkele journalist dacht aan het feit dat er woordparen zijn die uit dezelfde letters bestaan, en bovendien met dezelfde letter beginnen, maar toch verschillend zijn. Zulke woorden heten anagrammen. De beperking dat woord en bijwoord met dezelfde letter beginnen is van geen belang. Ik kan zo honderdduizend woordparen geven die aan de voorwaarden voldoen. In het volgende tiental zijn de voorste woorden niet in een woordenboek te vinden. Ze zijn afkomstig uit gedichten in Komrijs bloemlezing:
Kruitschot kruistocht!
Woestijniers woestijnreis
| |
| |
Anagrammen waren vroeger geliefde bijwoorden bij eigennamen. De hoop was om op die manier iets over de dragers van die eigennamen te leren. De wrange Wagner en starre Sartre. Brandbare Brabander en tevreden Deventer. Boethius had een hoestbui en Perikles perikels. Wat zijn Gandhi en Gordimer? Handig en dromerig. Wat deden Potgieter en Donker? Potgieter egotripte en Donker knorde. Wat doen René Stouten en Bonaparte? René Stouten souteneert en Bonaparte openbaart. Bredero was beroerd en Gorter groter. Maerlant was een ratelman en Bilderdijk een lijkbidder. Waaraan leden Beatrice en Neptunus? Aan een bacterie en een puntneus. Waarin reden Palestrina en Mussolini? Slaaptrein en limousins.
Later zag men mystieke verbanden tussen woorden die uit dezelfde letters bestonden. Het oudste van die aard is in het Nederlands drekboek, bijwoord van kerkbode (1828).
Wie de Cambridgese geleerde gelooft, denkt niet aan woorden die uit dezelfde letters bestaan en met dezelfde letter beginnen maar toch niet identiek zijn. Soms hebben drie woorden die eigenschap. Stentors strosten snotters. Besmeert de Beemster met mestbeer! Korte koter koert. Britse breist bitser. Flieter fileert triefel. Geniet: geiten gieten.
In Parijs zag ik een badlakensreus in de Rue des Balkans en een redacteur in de Rue Darcet. Als Cambridge gelijk had, zou je in Amsterdam geen verschil zien tussen de Amandelstraat en de Amelandstraat, de Baroniestraat en de Bonairestraat, de Lierstraat en de Lirestraat.
De overeenkomst tussen rijmende woorden hoor je direct en zie je meestal direct. De overeenkomst tussen woorden die uit dezelfde letters bestaan hoor je alleen in gevallen als Waarheen Weerhaan? Daarom kun je die bijwoorden het best benutten bij een tekst die je al uit het hoofd kent. Ik geef twee voorbeelden. Het zijn enkele pagina's uit de meesterwerken die de twee beste Vlaamse schrijvers van de twintigste eeuw schreven. Die schrijvers zijn natuurlijk Willem Schotels en Hugo
| |
| |
Lucas. De titels van hun boeken zijn natuurlijk Het wad, allicht en Het verried van beliegt.
| |
Het wad, allicht
Nee, ledige varenbloemen vond meteen ongetemder die stappender verstand aanveegt. Na smijten gemarkot gilt haast, ventileert, wenste, promootte engten longlijder. Voor heerste tegen ledikant arendje vleiend, zal ik, lidmaat, na hars iguanas waar ontrijm nijdige dertien broches duw, pats dope weg die tot eikern tilde. Labelgein is moeilijk en betaler nadat nooit zalm onvrij u zeggen. Raamgroentes kanteren van vooravond bijt vuur waant lis keilsteen werkt mijn zeilweg verlink lopend mijn hugenoten is. Toch, ik berg bipsje dat niest zo drukkend sisal waande, zei avenden, voorzei uitzicht aanstelster of hij al leen was, dooien pagineert vletten chinomaden spoed douchers staal homme mode veegt inijzen gade wakend, dooien vaart hoe gehaat, boef jengel ukkig.
Weder zal ik mijn zeekob, dat anjer twinkel je, naaiwerk de oude lama voor de duizendeen stiet wat ik hier heb. Ja, gefiekt erogeen. Crêperies, mort zij tegen. Ja geilinkje, mor tegen. Wout zanik ideaalst wegmaait draviken zangmale baanrijden vogel heb, voor gegleden erwt verdulden tegenspreek.
Kijkdier krijst sakker. Dementie hagen nijdasten indiende vast willen wij azijn aardster at.
Waar acht ligas uitbikken om karmijnen opzage voortreden radnaafje amorette, wordt mijn aalpoen heidegrond dord ijzerwaters, meid gewijde perversen. Benam invangen en divien daard rasloze mezen hier miezer trentelden. Lasogen, algazelen, ging zwart kanoeten kap djimat oeverduin eten nazweert, staat jaja assiette voorlas neef geleisteekje engheid. Heen teef menuetjes posities groet rand astma schijnen driedeelt vangt ezelschap tenzij. Gelijker zegde vriesmoor invietje anale, want wij zijn die achterschild zeverig heiers dwergen. Weer alledagschonen. Kein wil immer sinushaar, al is ook Ariadne (of: dienaar) stamtijd troep.
Zerigst aanvoerde tremde slenterde knikkebollende glimlach. Toesmeten hipt menistje jeuk natrok hadden in wij stemt zij fijnen grisaillevoering watervang: Heer?
Wil eminent ingescherpt wondere (of: onweder) sandhi aangewet niezen regenliedje gek beval elfde: meen mijn witkalkjegezet teenvliegen glimlach toenemende neerloopt nadiesele haast weeft, tegenwaarden ommantel tiende eters petaaldeuk savanter het evengoed wogen afspon danst het unode. Wiekte aantelde hildetje manbare zeekroute dom mijn opengaat sas aandiene nieuwe zakelijk ijltes, nawikt mee het zondig lijnzaad onmin vangst stalde sedeert beeste suf erfzonde. Oudzwartje satans aansmijten wen acht.
Naderbij plebiscieten tijk atheïste dolbes vademen en graeci
| |
| |
toestond zijnetje. Mispelrotte Odeon hobbelige ketste grienig fatwa trui ik zoop eetster zocht gliomen wijk kanjis wonder. Vadernaam dijbeen twinkelrui waar lichtether is. Aaneenlasten, insnapten, ontgin ik archiefratje: Marslied vaan Dam, slotkoerstaart, 51. Karmijn veronnut dweilbakje dramt taak haard Europe lensten haart knierlaars tjot mij bensch knikkig.
Inbomen mijnheren &.. (een bladzij verder:)
&..Kiemen eenzame radje Jolly knoeierd staartzak koorgewaad met zeesijs emittent en etiket & (en nog een stuk verder:)
&.. Openhaalde lintvaren détente zinkwantje voorstaan zelfde muurde raaiwerk.
Tot zover Schotels, nu Lucas:
Hij schrokte in, bootslieden, eikentak bonktinijzer, seminaal, dien kiek. Wijdheden zich anaal kantelen ben oog. Hij heelde aan kroezer geneteld new vogue fiool bloedvat orchis je overmantelsdenim drok krijt acces schijfinkt verhouten:
Zegeprijzen vergrauwden al nagedachte, zegeprijzen overall verouwelijke doorgezien, holde, detineerden, I-ijzer, verdenen, zweten, veeg me.
Zegeprijzen misdoen barbe hoe efeten dingetje tegenademen geduvels veil zeenden armbeen nevelig.
Zegeprijzen vishandeltje negende spek. Zijden eindigde in tekenen alzo zijs zijn zomaar vijzels er schijnen.
Zegeprijzen palden zandratten hanige plattaande.
Zegeprijzen mij.
Hij knikvoet ethogram papaler huisje overhandigd mij hebt dal. Helvetiërs tien.
De Lava Kopmes repeltanden zacht oesternetje pier: Zegeprijzen de mooierd noenden honneurs
Daar kunnen ze in Cambridge een punt aan zuigen - alleen liefhebbers van de Nederlandse literatuur en dus van Schotels en Lucas kunnen hiervan genieten.
|
|