Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 147(2002)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Maria van Daalen Gedichten het Paradijs (heeft een adres) De liefste heeft een kamer op het westen. Ik zie de volle maan en hij verlicht de witte muren en de man in dit gedicht die mijn naam zegt, die mij kust. Hij leste meer dan mij dorst. Vervulling, noem het gerust, zegt hij. Ik geloof hem. Die mij onderricht en vormt, een antwoord is op honger, uitzicht zoekt op genoeg, hij is bij mij, heeft gekust, is kussende, zomaar? Nee, met een reden die aldoor in beeld blijft, zijn ogen donker - blauw houdt in de schaduw van dit woord, liefste verberg mij in je helderheid, tegen je hart klopt het mijne als je mij vindt en mij om - komt je hand steunt mijn rug vindt mijn ziel diepte [pagina 85] [p. 85] Nat ‘De rivier van het leven’, zegt hij, bukt zich, legt zijn mond om mij heen. Hier onderaan het raam heeft zich condens gevormd en spontaan wordt het pakpapier op het glas doorzichtig, langs de gepantserde ruiten stroomt licht en ingetogen de regen, leegt regen aan- houdend de hemel, weekt regen begaan- bare lagen los, opent geur, druppelt nu eens diep in de dakgoot, gorgelt merkwaardig tevreden geluiden tegen staal en ko- zijn. Het is bijna zomer. Aan de monding ontmoet brak en zoet een draaikolk, een onding in het vlietende dat niets tegenhoudt. O eindigheid, spoel ons weg in de aarde. Dicht. [pagina 86] [p. 86] Sonnet te Dreuzy Nu de vleermuis uitvliegt valt de nacht, zo zwart als houtskool die al diep onder de as ligt. Het vuur van de herfst brandt nog, een vergezicht met twee oranje kastanjes die apart verkleuren lost op in geluiden, zo hard als het ruisen toeneemt, gaat de wereld dicht of is het geschreeuw van de uil een bericht van ginds dat de stilte uitmeet? In het hart staat het kasteel. Van woorden, liefde, trots, wijn, stokbrood, chèvre, worden geschiedenissen gebouwd, gaan op in as maar blijven vonken. De sterren die toen in je ogen blonken, de melkweg naar het paradijs: niet missen maar moeilijk te vinden omdat we er zijn. [pagina 87] [p. 87] Inzake de dodenakker te Westerdijkshorn als grijze duivenvleugels die wegwieken in tegenlicht zo valt de avond ik staar naar de foto in mijn hand en zie hoe waar het is dat de lijnen vervagen als men ouder wordt de man die liefheeft met de pen beschrijft de dag prijst de adem en elkaar kussend vergeten wil dat wij samen daar zijn mijn afscheid niet meer kan vergoelijken mag ik bij je begraven worden, vroeg ik wil je boven of onder liggen, zei je ik wil alle twee en tegelijk, mijn lief het stokte het kwam in de nacht als een dief maar mijn beeld bleef je bij mijn ziel is bij je jij draagt me in je armen en jou draag ik Vorige Volgende