Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 146
(2001)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
[pagina 466-467]
| |
1
Een blik, van losse dingen zwaar,
Een monitor, verdwaalde focus,
Van camera's de genius loci,
Het triggert en het schiet maar
Raak, maar als het treft
Ziet men plots dat het brein
Er ook is.
Verband ontstaat maar als de
Lens op drift is als een oud penseel,
Een bij elkaar geharkte engelenschaar,
Een stompje mens, misschien de asbak
Van een beeld - de velen die er zich
Een ogenblik in drukten.
Ook dit is een geluk - een
Lokkend schrikken van gezichten,
Stroom en de sleutelcombinaties
Van een chip met meisjeshaar.
| |
[pagina 468-469]
| |
2
De scratcher is celibatair -
Hij glijdt over matrix en aleatoriek,
Zoekt naar het punt waarop
De massa zich tot klank verheft,
IJl evenwicht van zweet en hemel,
Een mespunt bij een oksel
Of een deuntje vol gezwijmel.
De dansvloer is een tafel groot,
Hij zoekt de groothoek op
Die eenzaam wenkt
In de woestijnen van het alledaagse -
Verklaar ze niet, verdraag ze,
Denk bij dit alles niet te veel aan dood,
De tafel is een dansvloer groot.
3
Ze wisten niet wat beeld was -
Een volksstam die door pixels trok
En eeuwen zocht naar een
Betekenis.
Maar dans was hen bekend -
De eindeloze dans van hun impulsen,
Elektronen en verlangen.
Hun werd verder niets onthouden -
Er is geen centrum nodig voor de
Samenhang - maar er was ook geen
Kans om zich tot anderen
Te verhouden.
Hun Bijbel sprak van rituelen
Rond een schaduw, een Transzendenz
Zonder aanwezigheid.
Ze eerden goden in hun blik.
Toen vonden ze het woordje ik.
En huilden om wat beeld was.
| |
[pagina 470-471]
| |
[pagina 472-473]
| |
4
Schoonheid van cellofaan,
Kwikzilver of methaan,
De grond van de emulsie
Waaruit de filosofennaam
Zich moet bevrijden als
‘L'événement’ -
Want We Gebeuren.
Terwijl wat grijze kwabben
Zoeken naar de branding van
Hun oorsprong, tergt hen
De cybernautica, de schreeuw
Van fotografische koralen,
Prothesen van menselijk bloed,
Daarover nog het schrikkend traanvocht
Van het ogenblik, het wast de lichamen
Tot Schreck, tot een erotiserend schrijnen
Waaruit niets nog de doden wekt.
Want we verschijnen.
| |
[pagina 474-475]
| |
5
De kleitabletten van vinyl,
Duizelende lichtheid van verloren ziel,
En wat er van herinnering nog overbleef.
Ze staat, een holle zuil,
Ze heeft zich aan haar eigen licht gegeven,
Ze is van alles wat haar in de veelheid
Nog ontsnapt het eerst -
Vergankelijk gegeven.
Wie diep zinkt in zichzelf
Komt er talloze anderen tegen.
Dat weet ze.
Ze is het meisje niet vergeten.
Ze weet dat dit geen grijpen is.
Ze staat, een zuil van innerlijk
Zoet luiden, ze voelt het tintelen
Van scheurende geluiden.
| |
[pagina 476]
| |
[pagina 477]
| |
6
Hoe we ons leven recycleren.
De schaduw eet het licht,
Maar licht weet van de schaduw niets.
We staren naar een muur
Waarop gestalten paraderen,
Relieken van een ons ontsnappend
Leven, een kleine voorraad blindweg
Bij elkaar geschoven.
Kijk, dit rijmt op geloven.
Bokalen zonder foetus,
Getuigen van een onbegrijpelijke mis.
Het is november en het noorderlicht
Is nog steeds onbeweeglijk.
Sire, wie ziet hier wie?
Wil je dat ik die klus nog voor je klaar?
Wil je dat ik een lus voor je
Afwezige hoofdje maak?
Voel je dit schommelen van
Alles wat aan constellaties raakt?
| |
[pagina 478]
| |
7
Als je hierin roeren gaat,
Oog van de wereld,
Als je het oppervlak beroeren gaat,
Laat dan de onderkant van
De verlokking ongemoeid.
Want met hun dunne poten
Zitten alle modder drinkende vogels
Aan hun emulsiespiegel vast.
Diep is alleen de vijver van je oog,
De lichtpunt die zich door
Je zwarte hersens boort
En daar de aanvang is van water,
Sierlijk gebogen halzen,
Moerasgrond van verouderde gedichten,
En al die verontrustend onder water
Weer verschijnende gezichten.
| |
[pagina 479]
| |
8
Omdat we eindig zijn,
Zijn we met velen.
Gestalten waden door leeg licht
En lossen in maanblauw op.
Hun namen: rituelen.
We komen samen rond
De flitsend verdwenen
Resten van een schreeuw.
Haal de r van raadsel uit de wereld
En er ontstaat een oude vorm van weelde.
De nacht transfigureert ons
Tot een verbond van zwijgende wijzen
Die hun kloppende, zoekende,
Verlangende vorm
Voor even vinden.
Dan smelten alle zekeringen door
In het oorverdovend zwijgen
Na het beeld.
| |
[pagina 480]
| |
Maarten vanden Abeele (1970) staat als kunstenaar midden in de branding van de culturele actualiteit. Foto's en video's van de ‘geënsceneerde’ werkelijkheid van theater, dans en rock worden geruisloos afgewisseld met knappe beelden uit de ongrijpbare wereld waarin de mens voorkomt als een ongewild acteur. Hij is een alert flaneur doorheen de werelden van schijn en werkelijkheid en geeft daarvan een aangrijpende visuele interpretatie. Hij werkt vanuit een intuïtief aanvoelen van momenten waarop soms banale situaties kantelen in sprakeloze beelden die stollen in aangrijpende visuele herinneringen. Maarten vanden Abeele werkt samen met onder anderen Pina Bausch, Jan Lauwers & Needcompany en dEUS. In de zomer van 2001 neemt hij deel aan de Biënnale van Lyon. Op vrijdag 13 april 2001 regisseerde hij in het Cultureel Centrum van Strombeek-Bever een happening die hij typeerde als een driedimensionaal schilderij met klank. Vrienden uit het artistieke milieu stonden samen met figuranten op de bühne, geflankeerd door een reusachtig videobeeld van een ‘gevonden’ stilleven mét ‘Koning’ in de coulissen van de schouwburg. Beelden © Maarten vanden Abeele, 2001 Gedichten © Stefan Hertmans, juli 2001 Cera Foundation wil een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving en dit onder meer via literatuur en beeldende kunst. Daarom steunt zij deze katern met werk van Maarten vanden Abeele en Stefan Hertmans. |
|