Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 146
(2001)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 443]
| |
1AZou iemand weten - neem eerst even
alstublieft dit goddelijk perspectief:
een panorama wordt u hierbij geschonken,
een autodeken, vereniging van vliegtuig, bioscoop en atlas.
Alles: u hebt van alle planeten
en zwarte gaten dat ene zwevende zicht.
Dat Licht. U beweegt als zucht over water.
Niets dat ademt tenzij u zoomt, slechts één moment,
en voorzichtig ontstaat daardoor een rekenscherm.
Begint in Excel een teller te lopen. Zie de logobalk verschijnen.
Van sponsorende bedrijven? Nee,
icoontjes van dna en tijdrekening, Mendeljevs
tabel en een zeker lawaai oefenend tsjak
of is dat nu his zgn. master's voice tsjak tsjak.
Teller loopt sneller. Het volk leert praten,
schrijven met Word for Windows en mitraillette, tsjak wordt volwassen
rotatiedrukkerij, en over de vlakte pardon de schepping
blijken tsjak paaltjes tsjak in een perfect patroon tsjak tsjak
exact evenveel geplant gepland als er schoten vielen,
zou iemand weten als hij snel had meegeteld.
Omdat ik het gesprek bij voorkeur krachtig open, was mijn eerste vraag: ‘Hebt u een kamer met uitzicht op Maria?’ ‘U hebt de neon hiernaast verkeerd gelezen’, zei de hotelbediende. | |
[pagina 444]
| |
Ik verduidelijkte, ik vroeg haar een kamer met uitzicht op de naburige Villa Maria. ‘Nee,’ volhardde zij, ‘hiernaast heet het Stella Maris. Ster van de zee, maar de ster van handelsreizigers durft daar ook wel stille staan.’ Ze knipoogde. Met haar blonde overdaad en nuchterheid kon zij Polly heten zoals in Fawlty Towers, en buiten viel een avond met rode vegen en confetti. Een laat vliegtuig schreef de reclameletters ava in de lucht. Polly wees me mijn kamer en toonde door het raam de genoemde instelling van openbaar nut. Inderdaad, daar stond Stella Maris. Kamers lichtte roze op, als een pulserend hart boem boem. Ik pakte mijn spullen uit en douchte. Alles verwelkomde mij professioneel: onderweg al de bordjes Welkom in het groen vakantieoord, gezinsreclame voor Center Parcs en nu een attentie van het hotel, voilà een bescheiden zakje met snoep. Ik las de verpakking grondig: glucose, dextrose, gelatine, sorbitol. Kleurstoffen geel e102, rood e110, karamel e150 en vervaardigd en verpakt door nv Etna, Anderlecht. Opvallend, het was snoep in de vorm van Mariabeeldjes. Vreemd, dat een vulkaan zoiets welgevormds en zachts kan uitspuwen. | |
1BOp mijn kamer bestudeerde ik de briefing en de stafkaart. Eerst de stafkaart: een purperen vlak van heide en duinen, verdeeld in honderd kwadraten. Er was hier niet veel te verliezen geweest. Sinds het eind van de negentiende eeuw was een zone van 400 ha met veel industrieel vertoon in slaap gezongen. De daders: een dynamietfabriek die af en toe ontploft was, een arseenfabriek, twee zinkfabrieken en één van meststoffen. Ze hadden heide en dennen bijna honderd jaar lang besproeid en gepekeld met een giftige cocktail van zwaveloxide, fluor en zware metalen. Papa fume une pipe, de industrie zalft waar hij staat. 125.000 kg cadmium was elk jaar geloosd. Dennen verbrand en afgestorven in een woestijn van stuifzand. Sinds dertig jaar waren alle fabrieken gesloten en ontmanteld maar vandaag tierde hier nog altijd waanzinnig het zink. Cadmium en arseen juichend in de romantische hei. Er waren recent onrustbarende concentraties in de maïs vlakbij vastgesteld. Onrustbarend, in feite omdat het nu pas werd gemeten. Op het terrein had een landmeter een kritische zone afgebakend, verdeeld in honderd vakken en afgepaald met magentarode balkjes. Een spelletje zeeslag: de vierkanten heetten 1a, 1b via 2a, 2b tot 10j. In elke sector moest ik vijfentwintig stalen nemen voor | |
[pagina 445]
| |
analyse. Ik bestudeerde alle instructies van de briefing en probeerde de laptop uit. Beneden in de bar droeg Polly een wit mannenhemd met twee knoopjes los. Zij knipoogde weeral, een zenuwtrek blijkbaar, en ze nipte aan haar sherry. Ze vroeg me waarmee ik bezig was. ‘Bodemgesteldheid’, zei ik. ‘Analyse, sanering.’ ‘Ach zo’, zuchtte ze hard en dacht na over haar kruiswoordraadsel. ‘Groet, drie letters.’ ‘Ave!’, zei ik. ‘Weet je wel, van Ave Maria.’ Dat ik hier eenzaam en ongestoord zou werken, fluisterde mijn hotelkamer me daarna toe. Ik liet het snoepgoed smelten op mijn tong. Boven Villa Maria zakte de zon, bloedrood en karmozijn. Goud zoals olie de zon soms reflecteert, oranje als zuurstof in een sigaret. Vervolgens purper, lavendelblauw, droevig blauw. Ten slotte duifgrijs. | |
1CStel dat ons volk wat neigt tot eenzaamheid.
Men stelt zich de trajecten voor:
op trein en bus zeer bezig met zichzelf
kanalen en rails bereisd met Sole Mio
net zo het zwijgen van auto's aan elkaar.
Men leest soms wat men denkt
men ziet soms wat men voelt
men leest in een verslag compact tsjak
van hier tot ginds tsjak en weer gezwegen.
Stel dat ik een eenzaat ben.
Men denkt: hij heeft papier gepakt
een verslag gemaakt van nu tot straks tsjak
van Noord tot Midi tsjak tsjak
en borg het toen weer op, in schrift
stapte uit met Tura's ik ben zo eenzaam.
Zo gaat dat dan:
men kan onmogelijk eenzaam zijn in eenzaam volk,
men kan onmogelijk eenzaam zijn in eenzaam volk.
Ongeveer op de schofthoogte van een schaap bevond ik mij en neuriede over grote eenzaamheid. O sole mio. Op de zandvlakte met koppig mos, berken en een enkele vlier zat ik op mijn driepikkel onder een parasol. Om de twintig meter nam ik een bodemstaal en deed het monster in een buisje met reagens. Het mengsel kleurde geel of rood en ik noteerde de waarde. Als ik verontreiniging door Zn vaststelde, deed ik een bijkomende proef. Bij Hg of Cd deed ik een andere test. Als ik As vond, moest ik onmiddellijk mijn handen ontsmetten. | |
[pagina 446]
| |
Het was er ontroerend stil. Het werd er steeds warmer. Er was in de lieflijke dennenbossen iets woests geschied. Een majestueuze beweging van industrie, een geduldige tijdrekening door middel van insijpeling van metalen. Ver weg hoorde ik rundvee burlen als herten. Overal vond ik glasscherven, roestig ijzer en brokkelige, geglazuurde stenen. Door een hemelsblauwe matras groeide gras. Na enkele uren nam ik de omgeving waar als een vlakke, lichtgevende wand die zich om mij heen spoedde als een zee, een smeltende plaat. De grond leek tegelijk diep en ver. In de briefing was ik gewaarschuwd voor zonneslag en eenzaamheid. Aan de horizon zag ik zinderende plassen die er niet waren: fata morgana's. Er liepen twee of drie kinderen schallend als indianen, yeeha. Omdat het zo stil was, hoorde ik hen alsof zij pal naast mij stonden. De vlakte trilde in de hitte. Ik hield me zorgvuldig binnen de schaduw van mijn parasol. Gesis, gemurmel, geschetter. Ik herkende in het lawaai de kinderen. Een klein meisje van ongeveer acht jaar verscheen huppelend. Ze knielde als een pausje en vroeg me of ik iets zocht. Ik ontkende dat. ‘Ik vind in het bos soms miereneieren’, zei het kind. ‘Zoek jij hier oude munten of zo? Wil je een knoop voor me in deze ballon leggen?’ Ik legde de knoop. Er verschenen nog een ander meisje en een jongen, geheel gekleed in Nike en Quicksilver, wellicht tien en dertien jaar oud, die deden alsof ze mij filmden met ouderwetse draaigebaren. Ik schepte verder in de reageerbuisjes. Het jongste meisje ging naast mij neerzitten, zand wolkte op haar lycrashort. De jongen zette met zijn hiel een streep in het zand en vertelde mij verward een scenario van Star Trek. Het andere meisje tekende intussen cirkels op de grond waaruit ze dan samen grachtjes groeven. Ze tekenden en harkten met hun vingers, maakten greppeltjes en schreven er woorden bij uit Star Trek. ‘Deze grond is zwaar vervuild, kinderen. Jullie zouden beter elders spelen. Er staan hier bordjes Verboden toegang.’ ‘Jij lijkt onze moeder wel’, zegden ze. De drie zaten dicht bij mij neer, steunend op hun rechter-scheenbeen, linkerknie rechtop, wrijvend en draaiend tot hun benen geheel bestoven waren. De ballon ontplofte. Ze zegden uit het hoofd reclamespotjes op van L'Oréal en Maïski. Het grote meisje illustreerde de reclameslogans met meanderende lijnen. Ze zei: ‘Het tekenen helpt ons vertellen wat er gebeurde. Elke dag is er wel iets wat je kan vertellen.’ | |
[pagina 447]
| |
‘Is dat zo? Wat gebeurde gisteren?’ ‘In Dinosaurs was het tijd voor Baby's Wilderness Ritual’, zei ze en met haar vingers schetste ze alle verwikkelingen op tv. Ze zong: ‘Hand in hand, you and me, we belong together, you and me against the world.’ ‘Was dat een liedje van Dinosaurs?’ vroeg het andere meisje. ‘Nee, het was op mtv, van Maria Carey of van Maria Grazia Cucinotta.’ ‘Of nog van andere famous women’, zei de jongen. Kijk, dacht ik, en weeral verschijnt hier Maria. | |
1DHet avondlijk heldenleven in hotels: alles lijkt mogelijk en toch gebeurt niets. Ik ontsmette uitgebreid mijn handen en douchte. Zorgvuldig bracht ik de onderzoeksresultaten in. Mijn laptop scoorde zacht ronkend de chemische percentages in kleurvlakjes. Een abstract schilderijtje ontstond. Hoorbaar nestelde de harde schijf zich als een elektrische hond in zijn mand. Er gebeurde wel wat die avond. Een vrachtwagen naderde in de straat en hield daverend stil voor het hotel. Of was dat een laag overkomend vliegtuig? Ik zag plots stof opwarrelen in het glazen kapje van de luchter. Een grote bij of een horzel duwde resten van oude motten omhoog en sloeg in kramp zijn vleugels tegen de hete lamp. Hij vocht tot hij doodschroeide. Het werd daarna zo stil dat ik plots mijn buren duidelijk kon horen: een man, een vrouw. De vrouw zuchtte nadrukkelijk wie... wie... Ze was Franstalig, begreep ik. Oui... oui..., kreunde ze overtuigend, zweeg even, zuchtte verder op het ritme waarop zij genomen werd. De man zei slechts één ding, noemde één naam, enfin wat is dat hier met die Maria? | |
1EDe ochtendstond heeft zware metalen in de mond, bedacht ik. In de ontbijtzaal zag iedereen er bevredigd uit. Polly bediende ons. Ik keek naar zware merels die traag wiegden op een pruikenboom. Beneden op het koertje groef een labrador in een natte plantenbak. Een halfuur later zat ik weer op het blackpoint en nam monsters vanop mijn driepikkel. Ik kon moeilijk naar het landschap kijken zonder te denken aan de giftigheid ervan: 2 tot 7 ppm cadmium en 76 tot 133 ppm lood. Een rode Range Rover met bullbar kwam 's middags aanschommelen over de heide. Alsof in de absolute leegte van de woestijn een inboorling verschijnt aan een cola-automaat. De wagen stopte op zo'n twintig meter van me. Kleine man, veertiger, stapte uit met drukke, wat verwijfde gebaren. Hij had smalle lipjes, aangespannen wenkbrauwen, hij was zo kaal als een biljartbal. | |
[pagina 448]
| |
Helemaal kaal? Nee, zo dapper was hij niet. Op zijn donkere modieuze pak en zijn zwarte hemd fladderde Mickey Mouse. Hij werkte snel telefoongesprekken af: ‘Jos, wat euh goed nieuws je te horen via gsm geen probleem. Alles goed, waarvoor bel je welja stuur mij dat en ik zorg dat het in de juiste schuif zal vallen.’ Direct daarna: ‘Hugo, ben je er? Evident ben je er anders zou je niet opnemen. Wat een hoest, hoe gaat dat en dat is natuurlijk fantastisch. Ik heb een goed adres en een fantastische naam voor je.’ De man babbelde en kwebbelde zonder komma's en elk woord leek in eerste instantie voor mij bestemd. ‘Ook een goedendag’, zei ik toen ik al drie keer had opgekeken. ‘Dag Johan, heb je nog lang rondgezworven en hoe gaat dat? Ik heb een fax gezonden en vermoed dat het doorgaat. Ja ik weet het maar dat speelt geen rol wegens geen prioriteit. Ik heb het je vorige keer gezegd pardon ik bel je nog wel.’ Een fazant vloog onhandig over. Ik vroeg aan de man of hij problemen had. ‘Ik word betaald om die op te lossen’, antwoordde hij. ‘Problemen zijn uitdagingen, maar wat zit jij hier in hemelsnaam zo alleen en zielig op de grond?’ Ik vertelde het hem. Hij gaf me zijn naamkaartje en bekeek het nieuwsgierig met mij: ‘Je zult me hier wel vaker zien. Deze vlakte beschouw ik als mijn kantoor en ik werk hier veel zakelijke telefoons af. De omgeving scherpt mijn alertheid.’ Hij zei dat ik hem Max mocht noemen, het klonk als een gunst, en hij vertrok. Ik neuriede weer O sole mio. Enkele uren later doken de drie kinderen op. ‘Hallo modderman’, zei het kleine meisje. ‘Hallo’, zei ik. ‘Is dat hier niet te rustig voor je?’ vroeg de jongen. ‘Werk je als zelfstandige of in loondienst?’ Ik antwoordde niet. ‘Whoosj!’ zei de jongen als in een Simpson-strip. Het jongste meisje zette zich naast me en begon weer behendig met haar vingers in het zand te tekenen: achtbanen, woorden, routeplannen. Als zandversnellingen. Ze ging verder van me weg, tekenend en vertellend over Baywatch en hink-stapspringend. ‘Vertel 's wat over je leven’, vroeg het meisje. Ik ging daar evenmin op in. ‘Mischien ben jij een vermist persoon en is je foto al op tv geweest. Zo'n oproep aan de bevolking.’ In de avondlijke hemel achter hen ontstond een dégradé van rood en blauw. Er was een overdreven geveeg aan de gang: een | |
[pagina 449]
| |
aquarelschilder wist niet van ophouden, de vergiftiging van de bodem woekerde voort in de lucht. Terwijl ik mijn spullen inpakte, bekeek ik de kindertekeningen op het kale zand. Het leek op signalisatie, schema's van vliegvelden om hemelgoden te lokken. De ondergaande zon kleurde de hemel tot oranje glas. Wat verscheen boven de kinderen in beeld? Een straaljager, een lichtspoorkegel? Het was iets waaierend, deinend. Ik zag witte rozen bloeien op rood glas en een grote m in het zand. | |
1FVolgende dag, krimpende stilte op de vlakte. Kauwen hielden mij gezelschap. Rond de middag kwam Max toe en hij werd prompt gebeld. ‘Het is hemzelf, c'est lui-même no probs en ik heb nu veel werk dus wil jij contact nemen?’ Max noteerde getallen, namen, afkortingen. Hij bestudeerde organogrammen en dicteerde formele felicitatiebrieven. Dan maakte hij drukte op hartelijke wijze: ‘Hallo hier Max dat is een verrassing, is Els of Patricia daar? Waarvoor ik dacht dat ik je moest bellen. Ik heb een goede vriend die je zal vinden en ook als het negatief is geef ik antwoord en als je hem ziet doe hem de groeten.’ Vervolgens: ‘Dat gaat in de positieve richting maar ik heb niet gezegd dat het daarmee beslist is. Dat is besproken dat is geen punt en je kent mij. Je kent mij toch?’ Welja ik begon Max te leren kennen. Als hij zijn nek krabde, streelde hij direct daarna traag zijn schedel. Als hij zich uitsloofde aan de telefoon, keek hij me recht in de ogen, zonder mij waar te nemen. Als hij vertrok, nam hij nooit afscheid. Max vertrok ook nu zonder wat te zeggen. Sol do do la sol do. Als een rattenvangertje naderde de jongen die ik al kende van de dag tevoren en hij speelde op blokfluit het Flintstones-deuntje. Moest hij leren voor school, zei hij. Sol fa mi mi fa sol do re mi. ‘A propos er is hier gisteren iets gebeurd’, zei hij. ‘Het was zoals een ufo’, zei het kleine meisje dat plots naast de jongen stond. ‘Een mens.’ ‘Het was een vrouw’, zei het grote meisje. Nu waren ze voltallig, met hun drietjes. ‘Die vrouw sprak met ons, lachte als een prinses in de reclame.’ De jongen: ‘Het was een lichtschijnsel. Verscheen tussen zes uur en zes uur dertig 's avonds. Ze babbelde.’ ‘Stelden jullie haar vragen?’ ‘Ja, maar ze zei dat het geen kwis was.’ ‘Ze stond daar als een vrijheidsbeeld, er stonden teksten rond haar hoofd. Lieve kinderen, zei ze altijd opnieuw en ze eindigde met: Thank you for having responded to my call.’ | |
[pagina 450]
| |
‘Wablief? Sprak ze Engels?’ ‘Ja, eigenlijk zei ze ook dragi otroci en hvala vam, ker ste se odzvali mojemu klicu, maar jij verstaat geen Sloveens.’ Nee, ik verstond niets van wat ze vertelden en ik werkte voort aan sector 1f. Ik had last van hoofdpijn en vroeg hen of de lijnen en strepen in het zand ook van hun hand waren. ‘Ja, die heb ik getekend’, zei de jongen. ‘Dit is de verandering van Pikachu in Menchu, en hier moest Tommy in Expeditie Robinson de groep verlaten. Het was een aflevering die voor de tweede keer herhaald werd.’ ‘Je bent mis’, zei het jongste meisje. ‘Het was Betty die Big Brother moest verlaten.’ ‘Je bent een beste meid’, zei ik haar. Ze lachte me uit. Ik sprak volgens haar prehistorisch. ‘Ik zal het je opnieuw uitleggen’, zei de jongen. ‘Het was als bevroren of gesmolten licht dat verscheen in de grond. Gebrandschilderd glas, zoals een modderplek.’ ‘Modderplekken?’ ‘Nee, moedervlek, versta mij goed.’ Ik kon die kinderen amper verstaan. Mijn hoofd bonkte. Ik kreeg met moeite mijn reageerstrookjes in en uit de buisjes. ‘We zagen het slechts gedurende tien minuten, misschien een kwartier. Het was een venster dat openging, een tv stond lachend in een braamstruik. Begrijp je ons?’ ‘Nee. Was het dan een mens?’ ‘We zullen het nog eens loud and clear zeggen: we hebben gisteren een vrouw gezien en met haar gepraat. Ze had een lichtende kroon op het hoofd, zoals Lady Di.’ ‘Nee, geen kroon’, verbeterde B. ‘Er stonden spots achter haar en ze was blond.’ Ik haalde de strookjes uit de buisjes. Ik was doodmoe, een stoffige, ongetwijfeld giftige wind stak op. Ik knipperde met mijn ogen. ‘En wat heb je nu juist tegen die madame gezegd?’ vroeg ik. Van waar komt u, hadden ze gevraagd. Van ginder, had ze gezegd. Is dit echt of slechts een auditie, hadden ze gevraagd. Dit is echt, had de vrouw geantwoord en ze had gezegd dat ze morgen weer ging verschijnen. | |
1GNa de dagtaak douchte ik en at in het hotel. Om zes uur reed ik terug naar de vlakte. De kinderen harkten alweer driftig in de grond. In het zand toonde het avondlicht een speer en een vrouw, en ook de kangoeroe van de Dunhill-reclame. In de hemel | |
[pagina 451]
| |
achter de kinderen werd een punt zichtbaar: een plaats waarin een passer prikte en er ontstond een cirkel van licht die zich losmaakte en schitterend boven ons neerdaalde. Goud, de kleur was ongemengd. Het vlak werd een reeks vlokken die op ons toestroomden. Goedkoop 3D-effect, zoals je een foto neemt tegen het zonlicht in. Misschien trok zich op dat moment een mensvormige wolk op en verscheen voor mijn vochtige ogen iets of iemand. Droeg die vrouw een micro? Was het snoer een rozenkrans? Droeg ze een klein kruisje, was ze inderdaad stralend wit alsof ze in spotlights stond? De kindergezichten kleurden oranje, zelfs rood. De vrouw zong volgens hen: Que soy era immaculada Councepcio maar ik kende het liedje niet. Ik zei hen dat ik niets zag. Er waren daar alleen de drie kinderen bestoven met twijfelachtig zand. Ik vertrok. Later, op mijn hotelkamer, klonk uit de radio een gewelddadig Hammondorgel. Ik zette de radio af en knipte de tv aan. Ik zapte tot ik een zachtmoedig treurend vrouwengezicht vond als gezelschapsdame. De kamer geurde onmiddellijk naar rozen, wierook, veldbloemen. In de kamer naast me hoorde ik iemand boeren en hikken, dan volgde benauwd geprevel en explosief gebraak. Het klonk alsof er iemand stierf. Toen ik ongerust aanklopte, werd uiteindelijk traag geopend. Max! Het was Max die met veel lawaai naast mij bleek te logeren. Een nagelkniptang lag op de lavaborand. Max ging voor de spiegel staan en spande zijn wangen op met de tong. Gouden pincet in de aanslag. ‘Wat ben jij bezig, Max? Waarom roep jij zo?’ ‘Soms zit tussen mijn baardhaartjes een dikker stoppeltje’, zei hij. ‘Heel ergerlijk. Heb jij dat dan niet?’ Hij schreeuwde en rukte. Mededeelzaam toonde hij mij een vet zwart lijntje tussen de gouden grijpers. ‘Dit geeft mij een proper en gezond gevoel. Enfin, ik zie je morgen op de vlakte’, zei hij. Terug op mijn kamer was de tv-vrouw veranderd in een Amerikaanse blondine met een tong vol schuim geblazen. | |
1HDie ochtend had ik hoofdpijn en maagpijn. Max was al present op de vlakte, zijn gebabbel leek op een hoogst ergerlijk radiopraatprogramma. Efficiënt: ‘Hallo dag Elma hier Max en ik moet weten hoe het verder gaat want er is nog geen contract. Het is allemaal nieuw, vandaar mogelijke frictie, ik heb geen respons geen probleem geen probleem.’ Hij tuurde naar zijn rechterhand, stak ze weg achter zijn brede rode bretellen. | |
[pagina 452]
| |
Afhoudend: ‘Wij tonen loyauteit maar niet voor het grootste bedrag. Wij zijn bereid goede voorstellen te bekijken. Stuur mij dat dossier door, ik kan niet beslissen op basis van één telefoon, dus fax het en als u zo daarover denkt, wil ik mij en u geen gesprek aandoen ça va en tot genoegen.’ Onschuldig stond hij met fijne vingertjes in zijn neus te prutsen. In vervoering: ‘Luk, bekijk of het mogelijk is zo ja wanneer. Grootte van amplitude vind ik niet normaal. Vandaag kan niet, ik moet contracten finaliseren. Vraag hem of hij dat dossier kan parkeren ça va en tot genoegen.’ Max haalde een draadloos scheerapparaat boven om zich te scheren. Zoemend: ‘Peter, lang geleden dat we elkaar nog zagen haha dat zou aangenaam zijn. Ik kan u vertrouwelijk zeggen dat ik nog niet heb getekend, ik verschuif het naar de bottom line. Het kan zijn dat ik u bel en als we elkaar intussen nog zien, tot dan.’ Traag en afgemeten: ‘U bedoelt brainstormen over samenwerking. Ik zou ja willen zeggen maar de beslissing of we deelnemen is toch mijn verantwoordelijkheid. De beslissing is duidelijk nog niet genomen, mevrouw.’ Ik werkte verder aan mijn bodemanalyse. Ik verrichtte blind de routine van opeenvolgende bewegingen. Max zette een walkman op en las fronsend de krant. Voor elk blad haalde hij een vette vinger achter zijn onderlip plop en bladerde. ‘Leef je wel gezond?’ vroeg Max. ‘Ik heb de indruk dat je ergens op wacht.’ | |
1IMet een stok prikt het volk, Longinus, in een beeld tsjak
Een kwetsuur? Verschijnt een scheur
iets in de kier kijkt terug
soms gooit het stenen tsjak
roept om aandacht tsjak aandacht
Stel dat dat beeld ons blijft aanstaren:
hoe dan terugkijken als het ons beziet? Vreemd,
bestaat dat volk nu plots uit knielertjes, zienertjes?
Onvoorzien onbeschrijflijk misschien onverstandig
kribbelt het hanenpoten in het zand
citeert verkeerd uit popmuziek
maakt portretten van het zien van het zien
als van mirakels van Maria.
‘Je zegt dat je het kan waarnemen met je ogen dicht?’ zei ik. Ik droeg plastic handschoenen, dat gaf de ernst van de situatie aan. De kinderen waren vandaag geheel in Nike. | |
[pagina 453]
| |
‘Ja, we zien het met onze ogen dicht.’ ‘Dan bestaat het niet echt. Jullie kijken gewoon te veel televisie.’ Ze kribbelden in het zand en vertelden me wat in Baywatch was gebeurd. ‘Pamela werd gered door een projectmanager en Sandra barstte in tranen uit. Wat wil je, vroeg Pamela. Wil je dat het volk gelooft en daarin volhardt?’ ‘Je verwart’, zei de jongen. ‘Je verwart uitzendingen.’ Rondom ons begon op dat moment, een filmprojectie of iets van die orde. Achter de kinderen verscheen aan de hemel een rode lamp onder water. Een silhouet, een mensachtige wolk, hoe kan ik het beschrijven. De wolk werd een paddestoel en in de drapering van licht toonde de zon een bloedend hart. Daar was ze. Tussen schuimkoppen en veelkleurigheid werd een vrouw zichtbaar, als een zoete parfumfles, een vaas met rode tulpen. Dag glossy Maria in je witte pumps. Dag geurende zeewaardige vrouw in suikerjurk, dag vrouw met trechtermond en zilveren lampion en je mantel als een snoeppapiertje van brandoxide. ‘Rond het beeld zijn woorden te lezen’, zei de jongen. Ik vroeg hem die voor te lezen. Hij las voor van een onzichtbare autocue: ‘Kom dichter, zegt ze by pressing backspace. Wegwijzer van liefde makes you jump twice as high, oneindig bemind twice as high.’ Hij raaskalde. Dan zweeg de jongen. Ik vroeg me vooral af of ik dit allemaal wel goed zag en hoorde. Max kwam driftig aanrijden, in een gele stofwolk. Hij sprong westernachtig uit zijn auto. ‘Wat staan jullie hier te gapen?’ vroeg hij. ‘Naar wat kijken jullie? Wat gebeurt er? Gebruiken jullie goedkope drugs?’ ‘Zij zegt dat wij niet bevreesd moeten zijn.’ ‘Zegt zij dat zo?’ vroeg ik. ‘Ze zei eigenlijk: don't be afraid, en ze zei ook dat ze elke avond klokvast zal verschijnen om haar boodschap te brengen.’ ‘Over welke boodschap gaat dat hier?’ vroeg Max. ‘Het gaat over freedom, love, life, I am with you en bless you.’ ‘Dat zijn popsongs en smartlappen die jullie noemen’, zei ik. ‘Ja natuurlijk’, zei het jongste meisje. ‘Kun je haar aanraken?’ vroeg ik. ‘Probeer maar’, zei ze en direct strekte Max zijn armen uit en tastte. Hij schuifelde voorzichtig vooruit tot een harde schok - tsjak - elektrisch door zijn arm ging en die omhoog deed wapperen als een lasso. Max stond te trillen op zijn benen ‘Je hebt haar aangeraakt bij de rechterschouder.’ ‘Beschrijf haar’, zei ik. | |
[pagina 454]
| |
‘Ze heeft krullend haar zoals Sint...’ ‘Welke heilige?’ ‘Cindy Crawford. Ze draagt een kroon met twaalf sterren.’ ‘Twaalf, heb je dat zo snel kunnen tellen?’ ‘Het is misschien gewoon de vlag van Europa.’ ‘Hoe is ze gekleed?’ ‘Zoals Madonna.’ Max schoof weer vooruit, voorzichtig klapwiekend. ‘Is het hier? Ben ik er al?’ ‘Ga nog meer naar links. Nog een meter naar links.’ Max' lichaam - tsjak - maakte een schrikwekkend hoge, spastische sprong - tsjak - alsof iemand hem met een snok naar boven trok. Op zijn gezicht verscheen een grijns. Zijn schouders zakten in. Ontspannen of dronken leunde hij tegen zijn auto. Hij lachte. Zijn idiote lach schalde, maar botste nergens tegenaan. | |
1JTv-programma's zijn stof waarvan kinderdromen gemaakt worden. Maar ook foto's bloeden in de roodste drukinkt en er vinden zegeningen plaats die olieachtig vocht achterlaten. Men spreekt van stigmata, blauwe goddelijke letters en verschijningen. Bij mooie zonsondergangen ziet men engelen achter wolken trompetten. Soms denkt men dat in het triviale een of ander gezicht geopenbaard is. In de theologie wordt dat genoemd mandylion. ‘Hoe noem je dat?’ vroeg Max. ‘Amanda Lear?’ De laatste cumuluswolken drijven door een veld van violet. Ik gooi een doek over het beeld waarop in de avondmist een afdruk zich aftekent. Het gaat mij om het doek, het portret, de blik. Ik bezocht de gemeente Lommel en het gehucht Werkplaatsen waar het beschreven chemisch proces nog altijd woekert. Werkplaatsen, wat een naam: het klinkt zoals ‘work in progress’. Misschien kan ik mijn boek later ook zo noemen: Werkplaatsen. Of: Dat proces, ja met honderd hoofdstukken van 1a, 1b via 2a, 2b tot 10j. |
|