Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 141
(1996)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Leen Huet
Ook vrouwen hebben geschilderd: Timarete, dochter van
| |
[pagina 6]
| |
in mijn schilderkunst. En nog nooit heeft men in mijn schilderijen identieke figuren, zelfs geen enkele hand, gevonden. Wat dan betreft dat die heer de prijs wil weten voordat het werk voltooid is, geloof mij, zowaar ik Uw dienares ben, dat ik dat zeer ongaarne doe. Want ik hecht er zeer veel waarde aan niet te dwalen en mijn goede geweten te belasten, dat ik hoger schat dan alle goud ter wereld. En ik weet wel door welke gebreken ik mijn Heer God beledig, en ik vrees ervoor, niet altijd van de Genade Gods doordrongen te zijn. Daarom geef ik nooit een prijsschatting van mijn werken tot zij voltooid zijn. Maar wanneer het Uw Hoogedelgeborene toch zo behaagt, dan weze gedaan wat U mij opdraagt. Zegt U deze heer dan, dat ik voor de twee schilderijen vijfhonderd dukaten wil, maar dat hij deze schilderijen aan de hele wereld mag tonen, en wanneer hij niet ontdekt dat de genoemde schilderijen een paar honderd scudi meer waard zijn en kunnen opbrengen, dan wil ik niet dat hij mij de overeengekomen prijs ervoor betaalt. Ik verzeker Uwed. dat dit schilderijen zijn, waarvoor naaktmodellen met de hoogste vergoedingen nodig zullen zijn. Ze veroorzaken kopbrekens en wanneer men dan toch een keer iets goeds vindt, trekken ze mij het vel over de oren, en dan weer luidt het dat men hun krenterigheid met engelengeduld te verdragen heeft. Over de verdere wens, een ontwerp te maken en op te sturen, ik heb plechtig gezworen nooit meer een ontwerp uit handen te geven omdat dat me al lelijke loeren gedraaid heeft. Met name bevind ik mij op dit moment zelf in de situatie dat ik voor de bisschop van Santa Gata een ontwerp gemaakt heb van de zielen in het vagevuur, dat men nu, om te besparen, door een andere schilder laat uitvoeren. En die schilder pronkt met mijn inspanningen. Als ik een man was, weet ik niet hoe zoiets zou kunnen gebeuren. Want als de afbeelding zelf op punt gesteld is en de opbouw ervan inGa naar margenoot+ licht en schaduw vastgelegd en op het vlak gezet is, dan is de rest nog maar een peulschil. Weshalve dunkt mij dat de edelman onrechtvaardig is om een ontwerp te verlangen, want hij ziet toch al het ontwerp en de compositie van de Galathea. Meer heb ik niet te zeggen, behalve dan dat ik Uwedele's handen kus, mij in deemoed voor U neig en elke denkbare gunst van de hemel voor U afsmeek. Vandaag, in Napels, 13 november 1649, Uwed. onderdanigste dienares, Artemisia Gentileschi.
Ik weet dat ik niet erg lang zal leven. Maar dat is toch niet zo droevig? Is een feest mooier, omdat het langer duurt? En mijn leven is een feest, een kort intensief feest. Mijn zintuiglijke waarnemingen worden verfijnder, alsof ik in de weinige jaren die ik heb, alles, alles | |
[pagina 7]
| |
nog in mij moet opnemen. Wanneer ik nu voor ik afscheid neemGa naar margenoot+ de liefde nog mag proeven en wanneer ik drie goede schilderijen gemaakt heb, dan zal ik graag gaan, met bloemen in mijn handen en mijn haar.
Pausias, de Sicioner, vond de tuilster of bloemverkoopster Glycera hier so aerdigh in, wanneerze haer kransjes, festoenen en ruikers vlocht, dat hyze daerom tot zyn meestres verkoos: en zy gaf hem door haere geesticheyt, in 't byeenvoegen der verscheyde sierlykeGa naar margenoot+ verwen, zoo veel werks, dat hy de Kransvlechtster, Stephanophocos genoemt, die hy dus door haer beleyt gemaekt hadt, voor syn meesterwerk hielt. Het koste Lukullus naederhand nog twee talenten, toen het eenen Dionysios voor hem kopieerde.
Oorsprong van de twee Frida's Herinnering Ik moet ongeveer zes jaar oud geweest zijn toen ik de intense ervaring had van een ingebeelde vriendschap met een meisje... min of meer zo oud als ik. Op het venster van mijn oude kamer, uitkijkend op Allende Straat, ademde ik vaak op een van de bovenste ruitjes en met mijn vinger tekende ik dan een ‘deur’... Door die ‘deur’ ging ik, in mijn verbeelding, naar buiten en haastig, eindeloos gelukkig, liep ik door al de velden die ik kon zien tot ik bij een zuivelwinkel genaamd PINZON kwam... Door de O in Pinzón klom ik naar binnen en daalde haastig af door de ingewanden van de aarde, waar mijn ingebeelde vriendin op me wachtte. Ik herinner me haar verschijning of haar kleur met. Maar haar vreugde herinner ik me wel - ze lachte veel. Geluidloos. Ze was lenig en danste alsof ze gewichtloos was. Ik volgde haar bij elke beweging en terwijl ze danste, vertelde ik haar mijn geheime problemen. Welke? Dat herinner ik me niet. Maar door mijn stem wist ze alles van mijn zaken af. Wanneer ik dan weer bij het raam kwam, ging ik door de deur die ik op het glas getekend had naar binnen. Wanneer? Hoe lang was ik bij ‘haar’ gebleven? Ik weet het niet. Het kon een seconde lang geweest zijn of duizend jaren... Ik was gelukkig. Ik veegde de deur weg met mijn hand en ze ‘verdween’. Ik liep met mijn geheim en mijn vreugde naar de verste hoek van de patio bij mijn huis en, altijd op dezelfde plaats, onder een ceder, riep en lachte ik. Verbaasd te zijn. Alleen met mijn groot geluk en met de zeer levendige herinnering aan het meisje. Het is vierendertig jaar geleden dat ik die magische vriendschap beleefde en iedere keer dat ik het mij herinner, wordt het levend en groeit het meer enGa naar margenoot+ meer in mijn wereld.
PINZON 1950. Frida Kahlo | |
[pagina 8]
| |
Maria Sibylla Merian aan den LeezerGa naar margenoot+Ik heb my van myne jeugt af aan met de onderzoeking der Insecten bezig gehouden, in 't eerst begon ik met de Zyde-wormen in myne Geboorte-stad Frankfort aan de Main, daar na ik bemerkte dat uit andere Rupsen veel schoonder Cappellen en Uilen voortquamen, als uit de Zyde-wormen, dit bewoog my om alle Rupsen te vergaaderen, die ik vinden konde, om haar verandering waar te nemen, waarom ik ook alle gezelschap der menschen verliet, en my tot deeze oeffening verleedigde, op dat my in de Schilderkonst zoude konnen oeffenen, en die na het leven teikenen en schilderen, gelyk dan ook alle Insecten, die te Frankfort vooreerst, en daar na tot Neuremberg heb konnen vinden, voor my zelve zeer curieus op pargement geschildert heb, het welk daar na by gevalle in 't gezigt van eenige Liefhebbers gekoomen is, die my toen der tyd zeer kragtig hebben aangezet om myne ondervindinge der Insecten in 't licht te geeven tot speculatie en genoegen der curieuse Onderzoekers der Natuur, hier toe heb ik my eindelyk laaten overreeden, en heb dezelve met myn eige hand in het kooper gebracht, wiens eerste deel in Quarto 1679. en het tweede 1633. heb uitgegeeven [...].
WaaromGa naar margenoot+ ik op mijn oude dag begon te schilderen? Om de waarheid te zeggen had ik zo'n erge neuritis en artritis, dat ik maar weinig werk kon doen, maar ik moest een bezigheid zoeken om de tijd te doden. Ik probeerde handwerkschilderijtjes en toen olieverf, en nu schilder ik een groot deel van mijn tijd. Het is een heel prettige hobby wanneer het niet haastig moet. Ik neem graag mijn tijd om de dingen goed af te maken. In het begin schilderde ik voor mijn plezier, later werd er meer van mij gevergd dan ik kon opbrengen omGa naar margenoot+ mijn afspraken na te komen. Toen ik voor het eerst met olieverf begon te schilderen, dacht ik dat elk schilderij mijn laatste zou zijn. Daarom had ik er niet zoveel belangstelling voor. Toen kwamen de bestellingen van deze en gene binnen. ‘Schilder er net zo een voor mij.’ En zo ben ik almaardoor blijven schilderen. De schilderijen die ik kan achterhalen, zijn er 1177. Maar dat zijn ze niet allemaal. Ik geloof wel dat ik beter werk doe dan in het begin. Maar dat is aan de betere penselen en verf te danken.
‘Meesteres of dienstmaagd, de vrouwelijke waardigheid is één! Gij moogt u zoo goed gebelgd toonen als ik bij mannelijken overmoed. Daarbij, nu ik u opleide tot kunstenares, behoort gij u boven uwe afkomst te stellen in zeden en manieren; dus, sta meester van Aelst geene vrijheden toe onder voorwendsel dat gij de mindere zijt. De laagst geborene vrouw heeft het recht zich fier te houden jegens den voornaamsten man die met haar spotten wil. Onthoud dat.’ | |
[pagina 9]
| |
Ik ben schilderes. Ik ben op een eerlijke manier aan de kost gekomenGa naar margenoot+. Mijn privéleven gaat niemand iets aan.
Ik ben niet echt geïnteresseerd in verkopen en ook niet in overdracht. Het woord communicatie komt in mijn woordenboek niet voor. Als de wil om mijn werk te maken iets voor mij doet is dat genoeg om me vijftig jaar lang te laten werken. Maar ik doe niets voor jou, ik doe nietsGa naar margenoot+ voor andere mensen. Ik heb geen belangstelling voor lesgeven, dat is tijdverspilling. |
|