zicht terug, maar dan met een flinke voorpoot (en ingetrokken nagels).
Minkie intussen, die zich oorspronkelijk weken lang als een gast had gedragen, is nu de eigenaar van het huis, en doet al achterdochtig als Bieps door de glazen keukendeur naar binnen kijkt - die staat dan liefst op het randje bovenaan de trap die naar de garage leidt. Daar bovenaan is weliswaar een bak water en onderaan een bak kattevoer, maar het water binnen is weer heel iets anders, dat staat in een hoek van de keuken achter de glazen eettafel. Dat naar binnen kijken betekent naar binnen willen, binnen gelaten worden en dan weer naar buiten willen en weer naar binnen.
Atilla is niet zo duidelijk: die zit liefst voor dezelfde deur maar zo laag dat je haar pas van vlakbij kan zien wachten. Als zij binnenkomt zegt ze met haar hese stem: ‘ooooooooor’ om opgetild te worden, ‘aaaar’ als ze wordt opgetild, ‘mor’ als je vraagt of het zo goed is, en ‘mm’ als je nog eens iets tegen haar zegt.
Als die twee te veel tijd besteden buiten de door hem toegestane gebieden begint Minkie het op een loeren te zetten, sluipt enkele passen naar het overtreden dier, dat dan op allerstijfste poten een misschien wel veroorloofde richting in tracht te ontsnappen. Vaak vergeefs: Minkie vliegt krijsend op het misdadig lichaam af dat dan al even krijsend een ander hazepad kiest. ‘Minkie?!!!’ roept Peggy dan, ergens in huis.
Dat alles gebeurt voornamelijk 's ochtends. In de middag slaapt Minkie boven, op het bed in de gastenkamer dat Tineke gebruikt: Atilla ligt onder haar tafel en Bieps slaapt op zijn stoel. En 's nachts? Dan slaapt Minkie liefst op het bed van Peggy en Bob, maar de anderen mogen ook wel.
Het is, tenminste zeker voor de verandering, heerlijk om mij bij de drie poezen aan te passen: Minkie een seconde aaien, Bieps mijn vingers laten likken, en Atilla op schoot hebben. Liefst in de keuken, waar Tineke zit te schrijven, overdekt met broeikasvormige wanden waarbuiten de bloemen bloeien en binnen ook, alsof de neerglooiende tuin naar de tafel doorloopt, behalve als het sproeisysteem aan is: dan, om de acht seconden, klettert het water tegen de gebogen ruiten. De twee buitenpoezen vinden dat een vreselijke gewoonte.
Een grote zwart-witte lekkere kat en een mooie ‘tabby’ bezoeken vaak de tuin voor een paar minuten, loeren op eekhoorns, kijken naar de cardinals en mockingbirds, vangen niets, kijken even in het vijvertje waar de goudvissen in wonen, vangen niets, bedenken dat er thuis iets moet gedaan worden en verdwijnen.
En wie is dan het vierde kind? Dat is een kind dat ik zo dolgraag had gezien, maar het komt heel stil en alleen als het donker