Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139
(1994)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Kreek Daey Ouwens
| |
[pagina 95]
| |
lichaam neemt en niemand anders die daarom geeft. Bee blijft staan, zonder iets te raken of ergens tegen te leunen. In het naderende daglicht lijkt heel de kamer te worden opgetild, als een schip dat op het punt staat te vertrekken.
Haar grootmoeder heeft geen borsten. Haar grootmoeder heeft twee jurken. Een ervan is zelfgemaakt van dunne stof, aangerimpeld bij de schouders. De jurk past niet goed en valt ook niet goed, en je kunt haar lichte onderjurk er doorheen zien. De andere jurk is voor de zondag. Die jurk is zo oud dat de stof vol zit met slijtplekken. Als ze haar armen omhoog heft zie je tussen al het zwart twee gapende openingen. Volstrekt geen versieringen. Geen hoed of speld.
Alleen als ze zich bukt zie je in de diepe halsuitsnijding van haar jurk twee langgerekte vormen, als vermoeide paardehoofden die zich buigen naar hun drinkbak.Ga naar margenoot+
Ook op haar trouwfoto heeft de grootmoeder geen borsten.
Niet te weten wat haar ten deel zal vallen, de ronde borsten van haar moeder of het ontluisterende bovenlichaam van haar grootmoeder is een kwelling. Bee bespiedt haar zusjes als ze zich aan- en uitkleden en eigenlijk is ze ervan overtuigd dat het beste deel aan hen gegeven zal worden. Ze lijkt immers op haar grootmoeder. Ze heeft haar ogen, haar handen, haar verwarde resoluutheid. Ze bespiedt de vrouwen in haar huis terwijl ze aan het werk zijn, de tafel gereedmaken, het houten blad afvegen met een vochtige doek en intussen praten en luisterend is ze ervan doordrongen dat er iets is bij vrouwen waaraan niet te ontkomen valt. Ze kijkt naar de manier waarop vrouwen gaan zitten, hun borsten als het ware nemend in hun eigen armen, en ze zitten nooit voor lang, want er is altijd veel te doen. Mannen daarentegen hangen achterover geleund in hun stoel, plat als een munt, hun voeten stevig op de grond. Vrouwen praten ook veel meer dan mannen, ze praten over de dingen die gebeuren in half afgemaakte zinnen, nooit helemaal openhartig, maar zonder aarzeling: ‘Wat denk je, ze loopt nu al op alledag en nog wiebelt ze met haar gat alsof ze achtttien is...’ Ze praten over het verleden en over het heden en soms zijn hun woorden vermoeid, geknakt, als veren opgeborgen in een la, en dan hebben ze het over vroeger, de tijd dat ze jong waren en gelukkig, en meegesleept door hun verhalen en geheimen is Bee zich pijnlijk bewust van haar onwetendheid en haar kinderlijf dat niet meer dan een licht geprononceerde zwellingGa naar margenoot+ vertoont, en dan alleen als ze helemaal rechtop gaat zitten. |
|