Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139(1994)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Geert van Istendael Gedichten Rode bloempot Wat eerst was. Klei, brein, water. Wiel, hand, brand. Wat, steeds herhaald, gestapeld wacht in hokken. Een conisch lijf, rond bodemgat, de rand. Wat steeds verschilt. Mosgroen, kalkwit, de korsten, geëtst door anonieme meesterhand. Hij draagt de schunnigste, de reinste planten, hij wordt met eigen grondstof volgestort, hij is wat duldt. Wat breekt maar nooit verdort. [pagina 97] [p. 97] Waterrad voor L. De rug wordt bek; drinkt beek, spuwt ze weer uit. De bek wordt rug. Zo draaien eeuwen. Water en mos begroeien schoepen. Wangeluid van as en spaak volgt kabbeling van maatslag, arbeid gaat wentelen van de weeromstuit. Een muur staat tussen wieling en vergruizing. De rust stroomt staag. Dit is geen werk dat praalt. Oogstrelend is het nut dat zich herhaalt. [pagina 98] [p. 98] Bruine theepot Een veldspaat erodeert tot kaolien, een wit begin. Veel later kwamen mensen met wielen en met ovens. En sindsdien heeft hete drank een woonst die steeds haar zelfde glazuur van schuwe donkerte laat zien. Dit aarden werk heeft bolvorm. Ornamenten zijn onbekenden. Ware aarde schenkt en hoedt. De werken van de aarde zijn steengoed. [pagina 99] [p. 99] Houten lepel voor Kor Jij bent mijn vriend. Je dampend blad, je steel bezweren brij. Mijn hand brengt zonder branden de brokken tot mijn tong. Wak roggemeel of ui of nier duikt op binnen jouw randen, mijn kaken malen. Nog. Het wordt jou nooit teveel. Hij wenst vervulling, vocht en vet. Haat schraalte. Verzadigd wordt wie op zijn schep vertrouwt. Hij is gesneden uit het beste hout. Vorige Volgende