niet erg geslaagd vind. De opzet van het boek was nochtans veelbelovend. Oktober is namelijk geschreven vanuit het vertelstandpunt van de 56-jarige Han Poorter, die een gepensioneerd leraar klassieke talen is en in zijn vrije tijd gedichten schrijft en vertaalt. Een tweede, nog te verschijnen, boek zal dezelfde gebeurtenissen herhalen, maar ditmaal gezien door de ogen van Maud, Poorters vrouw. Op zich dus een interessant romantechnisch idee. Maar Oktober is véél te lang geworden en gaat thematisch toch werkelijk niet erg diep. Han, die het met de echtelijke trouw nooit heel nauw heeft genomen, wordt op een avond getroffen door de schoonheid van Reina, de vrouw van een dokter. Een regelrechte ‘coup de foudre’, zoals die in het werk van Schouwenaars wel eens meer voorkomt (denk bv. aan de roman Liliane). Han, die bovendien begint te lijden onder het feit dat hij een dagje ouder wordt (hij is in de herfst van zijn leven), wringt zich thuis in allerlei bochten om op de afspraak met Reina te kunnen zijn. Maud en dochter Greet, die zwanger is, hebben Han vlug door, maar laten hem ook ditmaal begaan, al heeft de ruimdenkende Maud het er nu toch wat moeilijk mee. Eerder in haar 30-jarig huwelijksleven had uitgerekend zij haar man al eens moeten beschermen tegen een al te opdringerige minnares. Beide verhalen, betreffende de toekomstige affaire (met Reina) en de voorbije (met Magda), worden in afwisselende hoofdstukken verteld.
Maud blijkt altijd een model-echtgenote te zijn geweest, zij is de ‘vaste factor’ in Hans leven (p. 236), maar nu begint hij zich af te vragen of ze wel écht van hem houdt. Hij vreest dat het nog slechts de gewoonte en de angst voor de ouderdom zijn die hen samenhouden. Sommige reacties van Maud zijn inderdaad vrij ongeloofwaardig. Ik kan het mij, eerlijk gezegd, niet zo goed voorstellen dat een vrouw het uitproest van het lachen als de minnares van haar man blijft telefoneren en aandringen (p. 189) en dat zij hem op de koop toe nog verwijt dat hij ‘té brutaal’ een einde heeft willen maken aan zijn liefdesaffaire (p. 283). Maar misschien krijgen we hierover wat meer opheldering in het tweede boek. Han zal uiteindelijk zijn afspraak met Reina niet nakomen, omdat hij te weten is gekomen dat hij het zoveelste avontuurtje in de rij zal zijn. Hij wil het ‘society-popje’ dan ook eens een blauwtje doen lopen.
Maar van de gedrevenheid van de vroegere Schouwenaarsboeken, en ik denk dan aan romans als Twee maal leven, Een krans om de maan, De seizoenen natuurlijk, of zelfs Winters Verweer, is hier weinig of niets terug te vinden. Het lijkt wel of Schouwenaars zélf ironiserend afstand heeft genomen van zijn schrijversverleden, wanneer hij over de verhuizing van Han, naar een dorpje aan de Noordzeekust, het volgende schrijft: ‘Ik wilde weg uit die randgemeente bij Antwerpen - die ik altijd spottend Mosselgem genoemd had (...) Ergens buiten. Waar? Geen idee. Tot ik een paar romans las, waarvan het verhaal zich afspeelde in deze streek. De schrijver, een stadsmens als ik, had een aantal jaren in de omgeving van Middelwege gewoond en in zijn vertellingen had hij de natuur, de uitgestrektheid van dat gebied een essentiële rol toebedeeld. In soms bijna dithyrambische bewoordingen evoceerde hij de schoonheid ervan, de genezende kracht, de magie, de rust’ (p. 68-69). Inderdaad, dàt waren - en zijn nog altijd - boeken om naar op te kijken, omdat je voelt met wat voor een intense schrijfdrift en wanhoop de auteur toen aan het werk was. Maar als ik hem de volgende keer zal ontmoeten, wordt het in alle geval toch weer even de adem inhouden...