Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1927
(1927)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 833]
| |
[1927/11]Beata Hadewigis de Antverpia.
| |
[pagina 834]
| |
hierboven meedeelden, steunde op de gewone voorstellingen over de oudste castellani de Antverpia. Ons onderzoek is tot een geheele studie uitgedijd, die we hier niet kunnen inlasschen, maar elders zullen uitgevenGa naar voetnoot(1). Ons besluit was dat er vóór 1271, toen Arnoldus V van Diest het eerst met den titel castellanus de Antverpia optrad, er geen spraak van burggraven van Antwerpen kon zijn. Al wat over vroeger burggraven wordt verhandeld, is fabel en verdichtsel uit de tweede helft der XVIIe eeuw: en steunt uitsluitend op valsche kronieken van Chr. Butkens, zoo het niet geheel door de Butkens, Christophorus of zijn broeder Alexander, werd uitgedacht. Toen wij verleden jaar, hadden aangetoond, dat een heele reeks kronieken, die in de nalatenschap van Chr. Butkens heetten ontdekt te zijn, louter vervalschingen waren, is al dadelijk het vermoeden opgekomen, dat de geschiedenis van de burggraven van Antwerpen ook niet in den haak zou kunnen zijnGa naar voetnoot(2): deze toch steunt voor de oudste burggraven op een citaat uit een kroniek van Middelburg. Onder die valsche kronieken nu is een kroniek, die door den vervalscher op den naam werd gezet van Nicolaus de Alta-Terra, of Hoochlandt, die kanunnik en daarna abt van O.L. Vrouw te Middelburg zou zijn geweest. Was deze ook de kroniek van Middelburg, waarop de voorstelling over de vroegste burggraven van Antwerpen steunt? Inderdaad: we hebben dit in bijzonderheden willen aantoonen, de opkomst der legende in de XVIIe eeuw nasporen, de bronnen ontdekken waaruit ze is voortgevloeid. Geen twijfel mogelijk. Ook langs historischen weg zijn we tot hetzelfde resultaat gekomen: de titel castellanus de Antverpia komt eerst op in 1271, en werd het eerst gedragen door Arnoldus V van Diest. Indien derhalve het klooster van Zeelhem eenig bijzonder belang in de werken van Hadewijch heeft gesteld, omdat deze in eenige betrekking met de familie van hun stichters, de heeren van Diest, zou hebben | |
[pagina 835]
| |
gestaan, dan is het niet, omdat dezen met de familie der vroegere Antwerpsche kasteelheeren waaruit Hadewijch zou stammen, waren verwant geraakt. De reden moet dan elders liggen: dat de stichters van Zeelhem castellani de Antverpia waren kan op zich zelf niet meer dienen als aanwijzing, dat Hadewijch uit Antwerpen zou afkomstig zijn; alleen in zoo verre als de van Diest's betrekkingen te Antwerpen hadden. Maar steeds blijft dat de van Diest's betrekkingen met Antwerpen hadden en verwant waren met de Breda's. Wisten we nu maar wat meer daarover! en wisten we maar hoe de titel castellanus de Antverpia hun toegekomen is! Behoorde Hadewijch of hare familie tot die betrekkingen? tot eene familie uit Antwerpen, verwant met de van Diest's? tot een zijtak der van Diest's? der heeren van Breda? Godevaart IV van Breda, die in 1246 overleed, was gehuwd met de zuster van Arnold IV van Diest. Na Godevaart's dood heeft onze Hendrik het geslacht der Breda's moeten voortzetten, dat echter met diens dochter Elisabeth voor goed in rechtstreeksche lijn uitstierf. Is de overlevering van Hadewijch in de familie van Diest overgegaan? In een stamboom van het huis van Diest heb ik bijeengebracht, alle namen van leden dier familie die ik heb kunnen ontdekken. De naam Helwigis komt er tweemaal in voor, doch telkens onder dien vorm en nog in de XIIe eeuw; dat wijst er toch op, dat zulk een naam nog door andere latere vrouwen uit dit geslacht kan zijn gedragen gewordenGa naar voetnoot(1). Ook komt de naam Aleydis voor: Aleydis nu is een wisselvorm voor HadewijchGa naar voetnoot(2). Een Aleydis was de vrouw van Arnold III die tot 1229 in oorkonden vermeld wordt, doch vóór 1233 overleden wasGa naar voetnoot(3). Onder zijne kinderen wordt geen Aleydis vernoemd; trouwens geen enkele dochter. Toch heeft hij dochters gehad: Godevaart IV van | |
[pagina 836]
| |
Breda had er eene van gehuwd, wier naam echter niet vaststaatGa naar voetnoot(1). Is er ook een Aleydis of een Hadewijch onder geweest? Toch zet zich de naam Aleydis in de familie voort: Geraart, heer van Zeelhem, die de zoon was van Arnold en Aleydis, heeft een dochter AleydisGa naar voetnoot(2). Daar is nog een Hendrik, broeder van Arnold III, wiens dochters in 1215 een overeenkomst sluiten met Christianus, abt van St-Truiden, omtrent goederen gelegen in Borloo en KerkomGa naar voetnoot(3). Doch hoe heetten die dochters? In den stamboom van de huizen van Schooten en van Breda, volgens de bekende oorkonden opgemaakt, komt helaas! ook geen enkele Hadewijch voorGa naar voetnoot(4). Hier echter vernemen we nog minder over de vrouwen dan in het huis van Diest. Er is nochtans een Elisabeth die in aanmerking zou kunnen komen voor ver Leyse: de vrouw zelf van dien Hendrik, dien Hadewijch naar Saksen zou hebben gezonden, was een Elisabeth. Hoogst waarschijnlijk een BerthoutGa naar voetnoot(5), evenals Sophia, die de vrouw werd van hun vroeg gestorven zoon HendrikGa naar voetnoot(6). Dat zou ons naar de Berthout's voeren, om daar een mogelijke Hadewijch op te sporen. Wel komt ook in deze familie herhaaldelijk de naam | |
[pagina 837]
| |
Helwigis voor; maar zonder dat er verder iets uit af te leiden valt. Daar is echter een Egidius Berthout, die twee dochters heeft, Oda en Elisabeth, voor wie hij in 1227 de Cistercienserrinnenabdij van Rozendaal bij Mechelen sticht of rijkelijk bedeeltGa naar voetnoot(1). Zou dit soms de ver Leyse kunnen zijn? Men zou er zoo nog vele kunnen opnoemen; doch wat heeft men aan loutere namen? vooral aan zoo verspreide namen als Elisabeth of Margriete? Hadewijch echter vermeldt twee andere vriendinnen met minder verspreiden voornaam: Sara en Emma. die ik tot nog toe niet heb vermeld gevondenGa naar voetnoot(2). Aan zulk een Sara of Emma zou men al wat meer houvast hebben. Heeft er soms te Antwerpen een familie de Antverpia bestaan in de XIIIe eeuw? Wij vinden wel enkele personen die de Antwerpia genoemd worden: een ridder Simon de Antverpia in 1168; een Henricus, pastoor te St-Niklaas in 1238; een Ingelbertus, in 1263; een Gerardus, in 1270, die een Biblia tabulata zou hebben vervaardigdGa naar voetnoot(3). Van meer belang echter is de vermelding van een Gerardus de Werpa of de Antwerpia, die volgens Gramaye in 1240 een weide genaamd het Dienstveld zou hebben geschonken aan de begijnen om zich daar te vestigenGa naar voetnoot(4). Als we nu overwegen, dat we Hadewijch geneigd zijn te zoeken onder de begijnen, vraagt men zich af of die Geraart soms een verwante van haar zou zijn geweest. Een Gilbrecht, miles de Antverpia, komt nog voor in een akte waardoor Hendrik I van Brabant een aantal goederen in de stad met hem verwisselt. Dat gebeurde in 't jaar | |
[pagina 838]
| |
1233Ga naar voetnoot(1). Wie was die Gilbrecht? gewis een aanzienlijk man. Was het soms dezelfde als die Geeraart, door Gramaye verkeerd gelezen? En stond hij in eenige betrekking met Hadewijch? Aan de uitdrukking de Antverpia moet natuurlijk niet zonder meer de beteekenis gehecht worden van een familienaam. Doch soms blijkt wel uit het verband, dat we met een opkomenden geslachtsnaam te doen hebben. Tot welk geslacht nu die Geraart en die Gilbrecht behoorden blijkt niet: toch treffen wij reeds om dien tijd een geslacht aan, waarvan leden zich bepaald de Antverpia noemen, zoodat de uitdrukking meer schijnt te zijn dan louter opgave van de plaats van afkomst of verblijf, namelijk het geslacht der villici. Zoo vinden wij een Arnulfus dictus villicus de AntverpiaGa naar voetnoot(2), die in 1237 twee hoeven gelegen in de Cammerstraete schonk aan de abdij St-Bernard aan de Schelde. Hij bezegelt de oorkonde met zijn eigen zegel en met dien van de villa van Antwerpen, zoodat hij inderdaad villicus was. De uitdrukking nu de Antverpia kan eenvoudig beteekenen villicus van Antwerpen. Maar we zien dat enkele jaren later afstammelingen van die familie der villici toch weer de Antverpia genoemd wordenGa naar voetnoot(3). Zoo heet het in 1264 (15 Dec.): dominus Joannes de Antverpia, filius bone memorie domini Nicholai, dicti villici. Hij schenkt tachtig pond Leuvens aan de abdij van St-BernardGa naar voetnoot(4). In 1266 (19 Juli): dominus Joannes de Antwerpia filius bone memorie domini Nicholai dicti Villici die honderd pond Leuvens aan dezelfde abdij had geschonkenGa naar voetnoot(5). Dezelfde wordt nog in andere oorkonden vermeld, echter zonder de benaming de Antwerpia, als: Joannes dictus villicus, filius Nicholai quondam villiciGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 839]
| |
Zijn moeder was een Aleydis, die goederen te Nijlen aan het kapittel van Antwerpen had geschonkenGa naar voetnoot(1). In 1284 maakt hij zijn testament; daaruit blijkt dat hij op gevorderden leeftijd priester was geworden en kapelaan van O.L. Vrouw wasGa naar voetnoot(2). Hij vermeldt zijn zoon Nicolaus, en een anderen zoon Andreas, reeds overleden, met drie kinderen. Hij had nog een zoon Joannes gehad, die misschien bij dezen tijd ook reeds overleden was. Hij had een broeder Philippus en twee zusters: Clarissia, die met een Balduinus Hane getrouwd wasGa naar voetnoot(3), en Gertrudis, die de vrouw van een Volkaert moet zijn geworden, want Walter Volkaert, dien hij zijn neef noemt, wordt als zijn testamentuitvoerder aangesteld. Een aanzienlijke en rijke familie dus: zijn vader zoowel als hij zelf heeten dominus. Ook die Volkaert wordt rentmeester van den hertog van Brabant en stond bekend als een der rijkste edellieden van zijn tijd.Ga naar voetnoot(4). Ook een godvruchtige familie, die milde schenkingen deed aan allerlei religieuze instellingen, in 't bijzonder aan de abdij van St-Bernard, en ook, als Joannes in zijn testament, niet vergat bijzonder schikkingen te treffen voor steun aan de kruistochten. Nog andere personen worden de Antwerpia genoemd, blijkbaar echter alleen als plaats van afkomst. Nochtans een Yota, magistra van 't begijnhof van Vilvoorden, heet eveneens de Antwerpia, waar de uitdrukking wat meer zou kunnen bedoelenGa naar voetnoot(5). Onze Joannes was, ten minste in de laatste jaren van zijn leven, geen villicus meer: in 1264 wordt Nicolaus de Wineghem villicus genoemdGa naar voetnoot(6). Was zijn vader Nicolaus de zoon van bovenvermelden Arnulfus villicus? En kunnen wij deze familie dan nog verder op vervolgen? Reeds in 1168 vind ik een Arnoldus villicus als burgensis van Ant- | |
[pagina 840]
| |
werpen vermeldGa naar voetnoot(1). En in de volgende jaren, bijzonder in 't begin der XIIIe eeuw komt in oorkonden meermaals een Arnoldus als villicusof ammannus van Antwerpen voor. Doch het verdere onderzoek naar deze familie moet ik aan anderen overlaten, evenals naar de eigenlijke beteekenis van het woord te Antwerpen, Was dit synoniem met ammannus? met scultetus? met tribunus? Wanneer juist komt de schoutet te Antwerpen op, als onderscheiden van den villicus? Moeten wij bij de woorden in latijnsche oorkonden villicus, ammannus, scultetus aan verschillende ambten denken? of dienden die ter vertaling van eenzelfde woord, voor een zelfde functie?Ga naar voetnoot(2). In alle geval, ik vind omstreeks 1200 nog te Antwerpen de villicus vermeld als hoofd van de schepenbank: A. villicus et scabini AntwerpensesGa naar voetnoot(3).
De villicus was een vertegenwoordiger van den markgraafGa naar voetnoot(4). En zoo wil het treffen dat wij, aangeland bij de familie de Antwerpia, | |
[pagina 841]
| |
komen te staan, wel niet voor de kasteelheeren van Antwerpen, die toen niet bestonden, maar voor de vertegenwoordigers toch, als de kasteelheeren, van den markgraaf, bij hen die te Antwerpen de kasteelheeren hebben vervangen. Zou er dan misschien ooit tusschen deze familie de Antwerpia, villici, en tusschen de heeren van Diest eenige betrekking, eenige verwantschap hebben bestaan? En heeft onze Hadewijch tot deze familie behoord? Wij hebben nog niet alle hoop opgegeven haar hier te ontdekken. Opmerkenswaardig is, dat de naam Heilwijch of Hadewijch, hoewel tamelijk verspreid ook te Antwerpen, er toch lang niet zoo gebruikelijk schijnt geweest te zijn als elders, b.v. te Brussel. Onnoodig alle Heilwighen op te sommen die we konden ontdekken: aan een naam zonder meer heeft men niets, en aan den vorm Heiliwigis zelf hecht ik in 't bijzonder weinig belang. Zoo wordt meermaals een Heilwigis vermeld in 't jaargetijdenboek der kapelanen van O.L. VrouwGa naar voetnoot(1). Zoo reeds daar op 1 Januari. Een Heiliwigis was magistra van het gasthuis van Antwerpen in 1288. In het nog onuitgegeven Cartularium van O.L. Vrouw van Antwerpen komen voor een Heilewigis die een beemd bezeten had; en Aleydis et Heilewigis sorores de Lyre; een Clementia et Heiliwigis sororesGa naar voetnoot(2). Wij vinden er ook een Hadewigis; maar waarschijnlijk geen begijn: Henricus Hadewigis (zoon van Hadewijch?) die een bunder land hield gelegen in het goed van een zekere Agnes Quakine: dat lag links van den steenweg van Antwerpen naar Lier: in loco qui dicitur PoyenghemveltGa naar voetnoot(3). Zoo treffen we hier toch omstreeks het midden der XIIIe eeuw den | |
[pagina 842]
| |
naam Hadewigis zelf aan. Om dienzelfden tijd komt een Helwigis de Foro voor, zuster hoogstwaarschijnlijk van een Joannes de Foro, een der oudste kapelanen van O.L. Vrouw. Doch ook weer niets meer over haar, dan dat ze een begijn schijnt geweest te zijnGa naar voetnoot(1). Nog in de XIVe eeuw was de naam Hadewijch in Antwerpen bekendGa naar voetnoot(2). In de omstreken der stad komt in de XIIIe eeuw de naam zelf meermaals voor. Onder de familie van den abt van Villers te Merxem in 1212 wordt een Hadewid Greca genoemdGa naar voetnoot(3). In het cijnsboek van Villers voor hun bezittingen afhangende van Schooten wordt Hawidis de Palude vermeldGa naar voetnoot(4). Het huis van Strijen, dat met de Breda's betrekkingen had kende ook Hadewijch's: een Hadewijch was de tweede vrouw van Frans van Gavere, kleinzoon van Sophie van Breda, die een deel der heerlijkheid van Breda erfde na den dood van Arnold van Leuven en ElisabethGa naar voetnoot(5). En in de mede verwante familie van Borselen was de naam Hadewijch lang niet zeldzaamGa naar voetnoot(6). Dit slechts om aan te toonen, dat de naam en de vorm Hadewigis te Antwerpen en omstreken wel bekend was, in de XIIIe eeuw. Zoo veel hebben wij ten gunste van Antwerpen als geboortestad van Hadewijch kunnen ontdekken. Mocht een gelukkig toeval ons eens op het spoor brengen, waar deze uitkomsten zouden bevestigd worden! Toch bestaat er nu reeds aanleiding genoeg tot de hoop, dat dit naar Antwerpen zal voeren. Ik sprak van Antwerpen als geboortestad van Hadewijch. Want dat zij daarom steeds te Antwerpen zou hebben verbleven, wil ik niet | |
[pagina 843]
| |
beweren. Het is daarom niet uitgesloten, dat zij zich al vroeg naar Nijvel heeft kunnen begeven, waarheen zij door den roem van Maria van Oignies' schoonbroeder, Guido, die er de begijnenbeweging inrichtte, kan zijn aangetrokken geworden, en waar wij gemeend hebben haar te erkennen in een leidster der begijnen, de Gelukz. Hadewigis de St-Cyro.
P.S. - Deze lezing was reeds geschreven, toen ik dezer dagen de hand heb kunnen leggen op het oudste jaargetijdenboek van het begijnhof van Antwerpen. Ik had er lang naar gezocht, omdat ik hoopte, zoo ergens, dan hier onze Hadewijch te zullen ontdekken. Wel bleef steeds de twijfel bestaan of Hadewijch ooit in een eigenlijk begijnhof had geleefd, en of zij niet veeleer moet gezocht worden in de kleine groepeeringen van vrome maagden, die de begijnhoven voorafgingen. Toch kon een jaargetijdenboek der begijnen eenig aandenken van haar hebben bewaard. Hoe belangrijk au dit teruggevonden jaargetijdenboek ook weze (het werd begonnen door den eersten pastoor, Gerungus persona de Brecht om het midden der XIIIe eeuw) en wij zullen er afzonderlijk op terugkomen, het jaargetijdenboek zelfs waarschijnlijk in zijn geheel uitgeven; toch ben ik hier in mijn verwachting teleurgesteld geworden. Wel worden zeer vele Heilewighen vermeld, ook nog in de XIIIe eeuw, maar geen enkele Hadewijch.
Dr. Jos Van Mierlo jun, S.J. |
|