Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1927
(1927)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 771]
| |
De Noorse schilderGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 772]
| |
En eeuwig blijft àl droefenis
geheimelik verborgen
ten blauwe schemer van een nis
in 't dagen van de najaars-morgen,
die mistig is.
Doch straks - een wonderlik gedicht! -
staan huizen, berge' en bomen
in een opalen middaglicht
als 't óver - werkelik gezicht
uit dromen.
Lief is me, op 't helderst van de dag,
Zon's flikker langs de fjorden,
En 't water, kalmer dan het plag,
verdeinend als een eeuwig worden
van eeuw'ge dag.
En liever nog, als te avondtijd
de zachte waat'ren zingen,
is me in dit landschap, wijd gespreid,
de omdroomde samenhorigheid
der dingen.
Doch nimmer schoner heeft ontmoet
mijn drang naar donk're wensen
't geluk, waarvan ik leven moet,
dan in der ogen van de mensen
geheime gloed.
Dit 's levens heiligst wonder wel:
met enk'le vaste vegen
te doen van aarde, hemel, hel
op een gelaat het kansenspel
bewegen.
En levens diepst geheime spot:
mijn wank'le hand te geven
dit zonderlinge heerserslot
deez' scheppingsmacht tot levend leven
naar 't beeld van God.
| |
[pagina 773]
| |
Niets heb ik dan mijn klaar pinseel
en deze kleur'ge verven,
doch, zijn der wereld vreugden veel,
geen zal mij ooit dit schaam'le deel
doen derven.
|
|