dat met bitterheid den terugkeer der intellectueelen, tot den godsdienst en het toenemend prestige der katholieke Kerk erkende. Maar noch de geestesgroei bij zijn leerlingen (bij Jörgensen b.v., die katholiek werd), noch de ontwikkeling der artistieke en maatschappelijke denkbeelden, noch zelfs de wereldoorlog hadden Brandes iets geleerd. Geheel in zichzelf opgesloten, vol verachting voor de menigte en zich bedwelmend aan zijn individualistische heldenvereering, bleef Brandes zijn oude idealen trouw met de hardnekkigheid van een maniak.
De litteraire nalatenschap van Brandes is van een reusachtigen omvang: ‘Sören Kirkegaard’ (1897); Ferdinand Lasalle; - Moderne Geister; - Ludwig Hobberg; - zijn monumentale Shakespeare-studie, - zijn Disraeli, - zijn werken over Goethe, Voltaire, Napoleon en Garibaldi, over Julius Caesar, Michel Angelo, Homerus, Talleyrand, enz. Zijn geschriften, die op den wereldoorlog betrekking hebben, kostten hem de vriendschap met Clémenceau, om wille van de vele aanvallen op de politiek der gealliëerden. De door Brandes ontketende beweging is in de literatuurgeschiedenis bekend als ‘Der Durchbruch’.
DE ‘CLAIRE-VIRENQUE’ PRIJS, die jaarlijks wordt toegekend door het ‘Comité de Littérature spiritualiste’ en 3000 fr. bedraagt, werd op 5 Maart l.l. door genoemd Comité onder voorzitterschap van Henry Bordeaux, geschonken aan de in December 1926 overleden schrijfster Mme Sainte-Marie Perrin, voor haar werk: Pauline Jaricot. Verleden jaar was die prijs, ‘ex-aequo’ toegekend aan Juffr. Geneviève Duhamelet, voor haar ‘Vie et mort d'Eugénie de Guérin’ en aan Mme Henriette Charasson voor haar bundel ‘Heures du Foyer’ twee prachtige werken waarvan het succes steeds crescendo gaat, en die ieders aandacht overwaard zijn. Dit jaar dus, werd die prijs gegeven aan Mme Sainte-Marie Perrin, en H. Bordeaux mocht te recht zeggen dat dit is ‘une couronne sur une tombe’ want het bekroonde werk: ‘Pauline Jaricot, fondatrice de la Propagation de la foi’ was nauwelijks van de pers, toen de schrijfster naar het ander leven heenging. Toen is hier ook even gewezen op haar goed besteed leven, en voornaam werk, dat ten zeerste verdient aanbevolen, en waarvan deze merkwaardige biographie een schitterende bekroning was. Mme Sainte-Marie Perrin was nog bezig met een roman over het Ierland van 1912 tot 1918, dat voor titel zou hebben: ‘Mon père’. Het plan en een hoofdstuk van dit, jammer genoeg, onvoltooide boek, verschenen in de ‘Revue des Deux Mondes’.
Hetzelfde ‘Comité de littérature spiritualiste’ heeft van zijn jaarlijkschen prijs de som van 1000 fr. afgenomen bij wijze van aanmoediging voor de dichteres ‘Mme M. Méreus-Melmer’, wier eerste bundel: Sous l'auvent’ door de Académie francaise werd bekroond. Thans verscheen van haar: Sous le signe de la Musique’ waarin haar talent nog heel wat meer naar voren treedt. De inspiratie is klassiek en christelijk. Talrijk zijn de schoone verzen, en overvloedig de beelden; vooral mooi is het laatste gedeelte van het werk: ‘Une messe en mineur’.