Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1927(1927)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Gij, die gingt... Aan de Missionarissen die vielen op het Missieveld. Gij die gingt - een prang om het hart doch ten monde een lied - Die uw huis en uw bloeiende land verliet, En sterk alleen door Godes steun en stut, Geheel U-zelf hebt uitgeput In de verre landen Waar de evenaarszon brandde, Of over eindelooze vlakten De ijsdood strakte Van barre velden, O! m'n stille Helden, Voor U, m'n eeregroet! Daar wrocht ge door verwarde lianen En klomt langs rotsige banen: Uw Golgotha, Christus na. De dagen en de nachten - rossen die Ge ment In 't dringend gareel - hebben gekend, - Staan de schrammen niet in Uw lichaam gegrift? - Uw waanzinnige Paulusdrift. De smalle pirogen togen - zingend de rythmische slag van de riemen - Stroomopwaarts het binnenland in. Uw tocht in hamack, Op 't melodisch gezang van de dragers, Brak De weeldrige brousse door Op 't spoor [pagina 55] [p. 55] In 't ijzige noorden waar de Mongolen In roovende horden dolen, Voor u, m'n eeregroet! Die vielt in gezwoeg of uitputtenden nood, Gróót in uw werk, gróóter zijt Ge in den dood Die U nedervelde, M'n stille Helden! Gelijk het wentelend golvengewiel Van de zee naar het strand Gaat de tocht onzer ziel Naar uw Land; En, voelen wij ons klein, En zullen onze daden zijn, Dwergen naast uw reuzendaden Wij volgen bewondrend uw paden, M'n stille Helden! M. van Hoeck. Vorige Volgende