| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Van Nu en Straks. November 1900.
De Kalfkoe, novelle van Styn Streuvels. Streuvels, zooals wij hem kennen, met zijn scherpen blik en wondere zeggingskracht, maar ook met zijn menschen. Neen, nietwaar, zoo zijn toch onze Vlaamsche boeren niet, er zit toch wat hooger leven of gevoel in. Het slot is somber, al te somber. - Een andere voordracht door Hugo Verliest. ‘Ik leze onze dichters, onze Vlaamsche dichters - Fransche dichters ook wel, - en 't is mij een genoegen te tellen hoeveel noten - schoone noten - zij in hunnen zang hebben.
Elke dichter heeft er, in 't algemeen, heel weinig. Sommige maar 'een; sommige twee, drie, vier. Verder gaan zij gewoonlijk niet. Het zijn dezelfde tonen die wederkeeren in al hunne gedichten, in al hunne boeken; dezelfde klanken.
Een alleen staat daarboven en schijnt een geheel klankberd, een geheel klavier, met ontelbare pijpen en schuiven te bespelen, op honderde wijzen, in wonderwisselenden zin. Hij draagt in zijn duizendvoudig wezen een geheel orgelspel’.
Er is sprake van Guido Gezelle. - Verzen van Herman Teirlinck, Alfred Hegenscheidt en Prosper van Langendonck, deze laatste spant de kroon.- Het vrij huwelijk, begin eener studie van Jac. Mesnil, schoon geschreven, met waarheid hier en daar, maar ook onwaarheid en overdrijving. Wij komen er op terug als de studie volledig zal zijn. - Vlaamsche en Europeesche Beweging van Aug. Vermeylen. Hier ook kunnen wij 't eene aannemen, 't ander niet. Jawel wij moeten verder zien dan Vlaanderen, jawel de Vlaamsche beweging is iets meer dan ‘de holrammelende rhetoriek van onzen ultraromantische patriotterij’, jawel ‘de toestanden veranderen van eeuw tot eeuw en wij thans, wij zelf willen geschiedenis zijn’. Maar moeten wij daarom kwaad keuren dat in 1902 de Slag der Gulden sporen herdacht worde en gevaarlijk noemen ‘een symbool dat twee natiën van elkaar verwijderen wil?’ Jawel ‘om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn’ maar moeten wij, om Vlamingen te zijn, niet voortleven, het eigen Vlaamsche leven, geheel? - Meegaande met onzen tijd, t' accoord. -
Germania. November 1900.
Eenige geestdriftige woorden van Dr Haller von Ziegesar over Paul Krüger. - Begin eener studie, geteekend Nauticus over Die Entwickelung, die Blüthe und der Verfall der holländischen Seemacht. - Beowulf, een hoofdstuk overgedrukt uit Chantepie de la Saussaye's boek: Geschiedenis van den Godsdienst der Germanen vóor hun overgaan tot het Kristendom. - Slot van Dr Kraeger's studie Wilhelm Busch als Lyriker
| |
| |
und Symbolist. - In De Burgers van Groenendale schetst Omer Wattez de verfransching van een Zuid-Vlaamsch dorp: niet aangrijpend. - Slot van Dr Fritsche's studie over Die französische Kriegslyrik des Jahres 1870-71 in ihrem Verhältnis zur gleichzeitigen deutschen.
Vlaamsche Zanten. December 1900.
Over de Kinderspelen: de blindeman, het dansen en de bende van Cartouche. Te lezen het vervolg van J. Van Vlierberghe's studie: Over onze Volkskapellen.
Het Katholiek Onderwijs. December 1900.
Slot der lezenswaarde bijdrage over Het volk in Oostenrijk-Hongarije.
De Vlaamsche Kunstbode. November 1900.
Praalzucht, een schets van Frans Stockmans, wat nuchter. - Rede van Gustaaf Segers bij zijn afscheid aan de Normaalschool te Lier. ‘Het is mijn onophoudelijk streven geweest de leerlingen diep te overtuigen, dat met de verwaarloozing zijner taal ons volk zijne eigenaardigheid, zijn scherp afgeteekend karakter zou inboeten, dat onze Vlaamsche kunst, waardoor wij wereldberoemd zijn, en die de hechtste, de schoonste bevestiging is van ons eigenaardig bestaan als volk, zou ontaarden, en ten slotte verloren gaan. - Verzen van Jan Boucherij. - Vervolg van Fr. Van den Weghe's Geschiedenis der Nederlandsche Taalkunde in Vlaanderen (1500-1886). De spellingsoorlog wordt behandeld, en kort-bondig de werking geschetst van Frans Bon, Pieter Behaegel, David de Simpel, Jan-Frans Willems en Kan. David. - Het Brusselsch Salon van Schoone Kunsten in 1900 door Karel M.J. Lybaert jste. Bijzonder de inleiding is te lezen. Er is ‘eene strooming ontstaan ten bate dier kunstenaars (!?), die, ofwel geenen vorm kennen, of moedwillig alles vormloos weergeven en gemakshalve uitroepen: Wij schilderen niet, wij geven gedachten weer!
Een kunstenaar moet volgens de leering van de opbruisende apostels der nieuwe waarheid, (!) denken, voelen, hooren en zien, gelijk niemand denkt, voelt, hoort of ziet en zijn denkbeelden weergeven onder vormen en gedaanten, welke niet eens doen denken aan de bestaande wezens.... al wat zij droomen is conventioneel weergegeven en belichaamd; waarheid en werkelijkheid moeten plaats maken voor onhebbelijke, wangedrochtelijke conterfeitsels van al wat God heeft geschapen op aarde... De jongeling die zich tot de kunst getrokken voelt geeft zich den dag van heden de moeite niet meer jaren en jaren teekenlessen te volgen, dat is immers veel te lastig en daarenboven overbodig. Als hij drie of vier jaren geteekend heeft, waant hij zich reeds een beproefd kunstenaar; vader moet eene schilderdoos koopen met veel verftuben, en borstels bij de vleet.... Neen, het kan niet geloochend worden, wij gaan met rasse schreden achteruit op kunstgebied; het jongere geslacht studeert en werkt niet meer gelijk vroeger, en daardoor missen onze jongere mannen degelijkheid en techniek, voortspruitend uit gebrek aan praktijk... 't Is de middelmatigheid der Brusselsche tentoonstelling, welke er ons toe aangezet heeft bovenstaande overwegingen neer te schrijven aan het hoofd dezer critiek.’
De Taalstrijd Hier en Elders. Aug.-Nov. 1900.
In dit nummer bijzonder aan te merken voor 't binnenland, het vertoogschrift door den Liberalen Vlaamschen Bond te Antwerpen gestuurd aan 't Schepencollegie der stad Antwerpen over het Nederlandsch als voertaal in de lagere scholen; en voor 't buitenland de artikels van G. Segers over de taalstrijd in Hongarije en in Behemen.
| |
| |
Tijdschrift van het Willemfonds. November 1900.
Zeer waardeerend artikel van Med. Verkest over Emile Verbrugge, den Brugschen schilder, met diens portret. ‘Te Brugge wordt Em. Verbrugge niet geschat zooals zijn schoon talent het verdient. Hij ook schijnt geen Sant in eigen land: ons stedelijk Museum bezit zelfs geen enkel stuk van hem!
Alhoewel Verbrugge zich op geen vak uitsluitend toelegt, schijnt hij nochtans eene voorliefde te koesteren voor het portret, het landschap en de dierenstukken. In elk dier genres heeft hij machtig schoone dingen geleverd.’ - Vlaamsche Kust, verzen van Hendrik de Marez. Daar steekt kracht in, maar wat beteekenen:
‘Maar wie zal banen den weg van triomf langs waar
De vrije geest eens terug in Vlaanderen komt!
O Uylenspiegel in wien wordt gij herboren?
Wie draagt op de borst nog de asch der Vlaamsche moeder
- Nog hangt over Vlaandren den zwaren rook der stapels -
Wie slingert ideeënbliksems door den nevel
En reinigt den hemel der geesten van dien mist?’
St. Cassianusblad. - Tijdschrift voor Opvoeding, Onderwijs en Onderwijzersbelangen. Tweede jrg., no 11, November 1900. Mechelen, drukk. P. Ryckmans, prijs 3.50 's jaars. - Pater Didon, door Dr C.C. ‘Christenen en vaderlanders maken, dat was zijn doel, zijn ideaal, - en om het te bereiken werkte hij op den wil.... Niet achteruitkruipen, medegaan met de eeuw, niet ter sluip maar in vollen dag, niet achterdochtig maar vertrouwelijk, ziedaar dan al een grondslag der opvoedingsleer van Pater Didon.’ - Fénelon, (vervolg) door R.L.S. Dit art. handelt over het practisch huishoudelijk onderwijs voor de vrouwen. - Rollin, door R.L.S. Schrijver beschouwt Rollin's gedachten over algemeene opvoeding, over wetenschappelijke opvoeding, over 't inwendig bestuur der scholen. -Rijkdom, gedichtje van W. Bilderdijk. - De Slaaf, door X. Letterkundige ontleding van dit stukje door Kanonik Muyldermans, - Geschiedenis der Nederl. Letterkunde. België sedert 1830, door Prof. A. Verheyen. Belangrijke nota's uit de verslagen der vijfjaar]ijksche prijskampen. - Mutualités scolaires. - Les Instituteurs de 1879. - Aanschouwingsles. Hoogere graad. De Verlichtingsgas, door Fr. De Meyer. - Voorstel Maenhout. - De nieuwe Zittijd. - Cijfer-muziek. - Bijvoegsel no 18: Officiciëele stukken. Buitengewone school-toelagen. Schooltoezicht. Eereteekens. Rustgelden. Sterfgevallen. Openstaande plaatsen. Allerlei nieuws nopens onderwijs. Aankondiging van boeken, door J.M. - Aanbevolen werken.
Nr 12, December 1900. - De vijanden der jeugd, door Dr C.C. ‘Wat in mijne bedoeling ligt, is wilskracht te leeren ontwikkelen bij onze jonkheid.’ - Rousseau, door R.L.S. Levensschets en begin eener verhandeling over zijn' ‘Emile’. - De ware nationale school, door A. Tysmans, onderwijzer te Hemiksem. Een verslag, op de provinciale vergadering van den Christen Onderwijzersbond, te Mechelen, op den 18 Nov. l.l. voorgedragen. ‘Neen, eene onzijdige school kan den mensch niet brengen tot het ware plichtbesef; de onzijdige school is de school niet voor een godsdienstig volk; zij staat in minachting bij het Belgisch volk; de schoolstrijd, dien wij beleefden, heeft getoond, dat ons volk er niet van weten wil.’ - De Krekel en de Mier, fabel uit La Fontaine nagevolgd. - Ach, moeder is ziek, letterkundige ontleding, door Kan. J. Muyldermans. - Mijn Zondagscent, dichtje op cijfermuziek, door de Groof. -
| |
| |
Geschiedenis der Nederl. Letterkunde sedert 1830, door Prof. A. Verheyen. - Praktische les. Hoogere graad. De stalmest. Zorgen in den stal en op den mesthoop, door J. Louis. - Gezondheidsleer. De lucht. Het water. Het vuur, door F. De Meyer. - De onderwijzerspensioenen, door F. Dm. - Provinciale vergadering van het Christen Onderwijzersverbond van Antwerpen, gehouden te Mechelen, op Zondag, 18-11-1900. Verslag. - Een voorbeeld ter navolging, door A.G. - Bijvoegsel, no 20: Officiëele stukken; buitengewone schooltoelagen; intrekking van schooltoelagen... Benoemingen... Eereteekens... Snippers... Openstaande plaatsen... Boekbeoordeeling: Vijftien jaren vrijmetselaar (Hein de Jong) door Fr. Van Steenhoven; - Geschiedenis der kathol. Kerk voor school en huis (L.J. Tielemans), door C.M.X. - Aankondiging van boeken, door J.v.O.
A.V.
Durandal. October 1900.
In Un romancier de la Campine bespreekt Firmin Van den Bosch de roman van G. Virrès: Bruyère ardente: ‘Bruyère ardente conquiert à Georges Virrès le titre - que son coeur doit ambitionner et dont son talent le rend digne - de ‘Romancier de la Campine.’ Dit is nu wel wat veel gezeid. Ins ons vorig nummer (op de 397ste bl.) zie de lezer wat wij over dit werk meenen. - Verzen van Fernand Severin, G. Marlow en Ch. de Sprimont. - Slot van P. Verhaegen's bijdrage Une visite aux Musées de Hollande. - En Corse, eene levendige schets van J. Esquirol. - Uit Gazette d'Exposition van Firmin Van den Bosch. ‘Dans les milieux lettrés parisiens, le Polonais Sienkiewicz est l'homme du jour.... La couverture ‘noir sur blanc’ de Quo Vadis encombre les devantures des librairies, et chaque semaine, paraît-il, plusieurs éditions sont absorbées.
C'est un beau succès pour la Revue blanche qui a lancé ce livie.
Cette Revue blanche fut fondée, il y a dix ans, par un groupe de jeunes gens Semites, dans le but d'enrayer la revanche de l'idéal qui alous se levait sur l'art; les rédacteurs firent de l'anticléricalisme très sectaire et de la littérature très faisandée; ce programme primitif s'augmenta, il y a deux ans, d'un antimilitarisme très agressif, le Dreyfusisme vivifia congrûment cette plante restée chétive jusque-là et qui a depuis vigoureusement et largement poussée; la Revue blanche s'est doublée aujourd'hui d'une société d'édition; les intellectuels se sont adjoints des commerçants; et - foin des principes! - ce syndicat est à l'aguet de toutes les oeuvres quelles qu'en soient les tendances, qu'il juge susceptible de succès artistique et de profit commercial.
Et voilà un trait qu'Eduard Drumont même n'avait pas prévu: des juifs découvrant Quo Vadis, roman chrétien!’ In dit zelfde artikel de meening van J.K. Huysmans, den schrijver van La Cathédrale en En route over Quo Vadis:
‘Ah! ces gaillards de la Revue Blanche ont eu du flair...
Très fort, ce Polonais (comment s'appelle-t-il?)... C'est diantrement campé, cette lutte tragique de la blanche aube chrétienne avec le rouge crépuscule païen. Et les personnages!.... En voilà de la pénétration dans la psychologie et du relief dans la forme... Seulement - et le causeur annonça d'un sourire malicieux les restrictions qui allaient venir. - Wiseman avait déjà tracé la voie à... (sapristi, en ont-ils des noms, ces Polonais là?).... Oui, Wiseman, dans Fabiola.... C'était moins creusé comme idée et moins fougueux de coloris, moins artistique si l'on veut, mais tout de même, dans ce genre de reconstitution historique, quel important jalon! Et soyez sûr que l'auteur de Quo Vadis ne l'a pas négligé.
| |
| |
Mais voilà, Wiseman était un curé - un cardinal, monsieur! - et comment voulez-vous qu'un curé fasse une ‘oeuvre esthétique’ comme disent les Homais de la critique... Alors on a décrété que Fabiola devait-être un roman pour pensionnaires - et le livre a été écrasé sous ce pavé.... Voulez-vous que je vous dise: Quo Vadis? C'est du Wiseman aux épices!’
Zoo sprak Huysmans; die Wiseman aux épices, neen, dat staat ons niet aan! er is een breede klove tusschen Fabiola en Quo Vadis, meer dan wat peper. In Fabiola worden ons heiligen voorgesteld, in Quo Vadis menschen, menschen van hun tijd. Quo Vadis is eene greep uit 't leven; van Fabiola kunnen wij dit niet zeggen.
- November 1900.
Lieve vertelling van Eug. Demolder: L'héritage de la mère Labouvolle. - Ed. Schuré bespreekt breedvoerig Georges Héry's roman: L'Ultime souffrance. - Discours sur l'art décoratif, rede gehouden door M.H. Carton de Wiart ter gelegenheid van de prijsdeeling der St. Lucas-school den 30 Juli 1900. ‘On ne vous a jamais ménagé les objections et les reproches, mes chers frères... Et je vous en félicite. Car vous savez qu'on peut mesurer les grandes oeuvres aux critiques qu'elles provoquent comme on peut mesurer les monuments à l'ombre qu'ils projettent sur le sol.
Or, parmi ces reproches, j'ai entendu qu'on vous adressait parfois celui de rester trop obstinément fidèles aux principes de l'art médiéval. La division du travail, les conditions modernes de la production ne s'accomodent plus, disait-on, de cette patiente étude des matériaux, de cette recherche approfondie des formes qu'ils comportent et des applications auxquelles ils sont destinés.
Ah! Vous voici bien vengés, et je pense que, malgré votre charité naturelle, un sourire un peu narquois vous sera parfois monté aux lèvres.
C'est précisement à ces principes de l'art médiéval, aux vôtres, que l'art décoratif, s'il veut survivre, doit revenir après les expériences malheureuses auxquelles il vient de se livrer!’ - Pages de Province, een fragment van Georges Virrès, niet slecht.
Revue Sociale Catholique. - Décembre 1900.
Slot van deken De Gryse's merkenswaard opstel La démocratie catholique. Krachtig pleidooi ten voordeele van den Belgischen Volksbond. De Eerw. schrijver komt bijzonder op tegen dezen die bij de burgerij wantrouwen zaaien tegen de werking van de volksmannen. ‘N'est-il pas du devoir de tous d'exciter dans la bourgeoisie des sympathies pour les classes laborieuses? d'engager les industriels à bannir de leurs établissements et truck-system et sweating-system et mauvais contremaîtres, et insouciance aux point de vue hygiénique et moral, plutôt que de les alarmer sur le péril de leur autorité qui est conciliable avec bien des améliorations des conditions du travail.... La force de l'association remplace pour l'ouvrier ce que la bourgeoisie trouve dans ses moyens pécuniaires. Nos gouvernants l'ont compris. Mais on peut attendre de la bonne volonté de la bourgeoisie qu'elle ne ruine pas les moyens de relèvement que la raison et le droit positif ont mis entre les mains de l'ouvrier.’
Biekorf. September-December 1900.
Een zaakrijk, belezen, doordacht artikel over 't Besteken van boomen - ‘weerde en weerkracht: daarin zit mogelijks de waarom van 't bezigen van stekken om ze in boomen te drijven’ - ‘Het stektuig werd met zijne dienst- of wijdienstelijke kracht gebruikt ten
| |
| |
bate of ter schade van goede en kwade hemelwezens, en zoo de eene goedgunstig te maken en de andere te verlammen’ - ook nog als geneesmiddel. (Het artikel is nog niet voltooid.)
In de laatste November- en de 1e Decemberaflevering, Vlaamsche vertaling van ‘Janko de Muzikant’ een novelletje van den Poolschen romanschrijver Sienkiewicz.
Tijdschrift ter bevordering van de studie der Paedagogiek onder redactie van J. Geluk en H. de Raaf. Nieuwe reeks; 1e jaarg., 1e aflev.; November 1900. - Dit tijdschrift verschijnt om de 3 maanden in aflev. van 4 vellen druks en kost per jaar flor. 2.50; per post fl. 2,75; Groningen, drukk. P. Noordhoff. - Relatieve en absolute waardeering in verband met de zedenleer, door H. de Raaf. ‘Wie maakt nu uit, wat een goed, wat een kwaad verdient te heeten zóó, dat allen daar vrede meê hebben? Wat de een voortreffelijk noemt, beschouwt een ander als middelmatig, een derde acht het onbeduidend, een vierde vindt het beneden critiek; wat de een prijst, dat wordt door den ander gelaakt. Wie zal dan uitmaken, wat waarlijk goed is? - Het antwoord op deze vraag kan slechts luiden: dat vermag niemand, die geene andere dan de relatieve waardeering kent er erkent. En toch heeft, trots hare gebreken, deze waardeering in de geschiedenis der beschaving, van de vroegste tijden tot heden, onder alle rangen en standen, onder ongeletterden en wijsgeeren steeds grooten bijval gevonden, en is zij op levensbeschouwing en levensleer van den grootsten invloed geweest. Zij is namelijk het fundament van eene algemeen verbreide zedenleer, bekend onder den naam eudaemonisme of geluksleer. Hierover wensch ik thans een en ander te zeggen.’ In de volgende aflev. zal schr. dan handelen ‘over de absolute waardeering en wat daarmeê in verband staat’. Voegen wij hier enkel bij, dat van godsdienst, zeker niet van christen katholieke leer, niet gerept wordt. - Kinderpsychologie. Uit een dagboek over een kind, door F. De Muinck. ‘Gedurende eenigen tijd is door mij geregeld aanteekening gehouden van waarnemingen omtrent een knaapje, dat dagelijks in mijn omgeving is en met mij spreekt: mijn eigen kind. In Maart 1898, toen het kind 16 maand oud was, ben ik met deze aanteekeningen begonnen, en tot heden heb ik ze getrouw bijgehouden.’ - De wet der gewoonte en hare etisch-paedagogische toepassing, door J. Geluk. ‘De groote zaak in alle opvoeding is, ons het zenuwstelsel tot bondgenoot in plaats van tot vijand te maken. Wat wij leeren, moeten wij kapitaliseeren en op ons gemak leven op den interest van het fonds. Hiertoe moeten wij, zoo vroeg mogelijk, zooveel nuttige handelingen als mogelijk is, tot gewoonte maken, en als de pest vermijden alles, wat schadelijke gewoonte mag heeten.’ - Kleinigheden (uit Polack, Brosamen). - Een paar rekenkundige vraagstukken met verhoudingen, door A. Doeleman. - Bladvulling (uit Polack, Brosamen). - Het zangonderwijs aan normaallessen, door A. Lysen. - De handenarbeid op de algemeene Duitsche onderwijzersvergadering te Keulen, door H. de Raaf. Met 2/3 der stemmen werd daar de motie aangenomen: ‘De Duitsche onderwijzersvergadering verklaart zich op grond der door den heer Ries aangevoerde redenen met groote beslistheid tegen de opneming van het onderwijs in handenarbeid in het leerplan der volksschool.’ - De paedagogiek van Herbart, door H. de Raaf. Teksten met verklaring. - Bladvulling (uit Herbart.) - Uit de vakpers. Overzicht van binnenlandsche en buitenlandsche tijdschriften over onderwijs en opvoeding. - Indéterminisme (uit Dr H. Bavinck).
J.M.
| |
| |
De Katholiek. November. - Hierin geeft de heer Th. Molkenboer (architect?) eene beschouwing over den aard van den kerkbouw best passend voor tegenwoordige behoeften, onder den titel Volkskerken. De schrijver wil den bouwmeester niet gebonden zien aan den platten grond van een grieksch of latijnsch kruis. Hij wil in de eerste plaats eraan gedacht hebben, dat het volk met evenveel aandacht den heiligen dienst kunne bijwonen als den redenaar op den kansel met goed gevolg en verstand aanhooren.
Dit doet denken aan den alouden aanleg der Karolingische hoofdkerk te Aken en de ‘kapel’ te Nimwegen. De bouw van het gotische koor in eerstgenoemde stad bevredigt voorzeker den schrijver niet in alle opzichten.
Daarin deelen wij zijn gevoelen.
In een ander artikel - Historische portretten uit het tijdvak der renaissance in Italië - beweert F.J. Poelhekke dat de geheele geleerde wereld ‘van heden’ onder renaissance-tijdperk verstaat: ‘La période glorieuse qui a accompli la grande rénovation scientifique, littéraire et artistique des temps modernes.’
Wij achten deze definitie niet juist.
Eug. Muntz laat de zoogenaamde ‘renaissance’ opklimmen tot aan den tijd van Karel den Grooten. Zoo zou men (zie bl. 380) dan Alewyn Einhard enz. ‘humanisten’ moeten noemen. Dat gaat toch niet wel!
Of ‘ontdekte’ (gelijk P. beweert) Petrarca de ‘nieuwe wereld?’ Voor mij niet.
A.T.
- December 1900.
Sions liturgischen Zangen, door R. Peeters. - Lippert's ‘Ahnenkulttheorie’ begin eener studie van Dr Joseph Schrijnen. - Taal en Stijl der ‘Imitatio Christi.’ ‘De taal der Imitatio is een compositum mixtum uit het Latyn van de Vulgaat, van de Kerk (Missaal en Brevier, Kerkvaders en ascetische schrijvers), van de middeleeuwen en voor de rest uit woordelijk vertaald Dietsch. Het valt licht te begrijpen, dat een boek, hoe klein ook van omvang, doch uit zooveel elementen saamgesteld, zonder veel studie en inspanning moeilijk te verstaan is.’ - Vervolg van E.P. Jansen's studie Ludwig Windthorst. Het tot stand komen van 't Centrum wordt hier verteld.
Studiën. - Deel 55. - Afl. 3.
P. Zeegers levert eene verhandeling over de manier waarop de Heer zijne zedelijke leerstellingen voordroeg. Meer nog dan voor zijne geloofsleer, gebruikt de Zaligmaker beeldspraak; zijne gezegden zijn kort en kernachtig, zij zijn als zoovele bliksemflitsen, die lichten en schitteren vóór den geest zijner aanhoorders. Vele dier kernspreuken zijn spreekwoorden geworden, die in den mond van al de volkeren blijven voortleven. Zij ontleenen hunne bewijskracht aan de overeenkomst of analogie tusschen de zedelijke grondbeginsels, die Jezus aan het volk wil inscherpen, en in 't oog vallende waarnemingen uit de natuur of uit het volksleven. En al is die bewijskracht in haar zelve niet afdoende, toch overtuigt zij gemakkelijk de aanhoorders, zij wordt ten andere aangevuld door het goddelijk gezag van den Leermeester. - C. Wilde verhaalt ons den val der Republiek van Napels over 100 jaar. Het was Kardinaal Rufo, die de stad onder de macht der koningsgezinden terugbracht.
Als letterkundige studie zij vooral aangemerkt de kritiek over M. Herbert en hare gedichten. De Duitsche dichteres wordt daarin zeer gewaardeerd, zoowel om hare hooge dichterlijkheid als om haar edel streven.
| |
| |
De Arbeid, 3e jaarg. afl. 2.
Ratten, door Lode Baeckelmans, van Rie die, met z'n hond, ratten ving op den zolder, niet slecht verteld. - Verzen van Adolf Herckenrath, Edw. B. Koster, Alf. de Ridder, Victor de Meyere en Jan Eelen, de beste zijn van de twee laatsten. - Vervolg van Ed. Verburgh's Het Ontwaken. - Eene heel waardeerende beoordeeling van Herman Teirlinck's verzen door Maria Marx-Koning. ‘Er ligt een geheel nieuwe bekoring in deze zangen, die zoo zacht-muziekaal klinken dat ge ze niet vergeten kunt, en het kleine, eigenaardig gedrukt boekje een soort precieus ding gaat lijken, een zeldzaam kleinood, zooals men er weinig weet in het literatuur-leven van heden’. - Aangenomen en verlaten, begin eener novelle van Gerard Van Eckeren. Van een jongen dominee, wiens ziel vrij was van ieder dogma en van wien het eerste en laatste gebod was: ‘Heb God lief en in God de schoonheid’, die aan zee kennis krijgt met een juffer van Den Haag.
De Katholieke Gids. - December 1900.
Slot van Dimondo's studie De H. Thomas Becket. - Het Laatste Uur, afscheidsvers van den zendeling. - Slot van den socialen roman Toch Opwaarts.
Wetenschappelijke bladen. - December 1900.
Arbeidersverzekering in Duitschland, door R. Romme uit Revue de Paris. De werking der verzekeringen tegen ziekte, werkongevallen en ouderdom wordt klaar uiteengezet. Met meer waardeering wordt hierover gehandeld dan dit gewoonlijk in de Fransche bladen en tijdschriften geschiedt; zelfs neemt schrijver geene der opwerpingen aan die veelal, buiten Duitschland, en bijzonder in Frankrijk, tegen de verplichtende verzekering gemaakt worden.
De Vereenigde Staten van Europa, door Anatole Leroy-Beaulieu, uit Revue des Revues. ‘Niet alleen droomers en wijsgeeren, mannen die het ideaal van vrede en recht willen verwezenlijken, spreken van de Vereenigde Staten van Europa, maar ook practische mannen, die boven alles de stoffelijke belangen der volkeren trachten te behartigen en bevreesd zijn voor de onheilen die de naijver der europeesche staten over ons werelddeel kan brengen.’ Maar daarom moeten de verschillende staten niet ophouden te bestaan: ‘In het toekomstig Europa, waar eindelijk vrede zal heerschen, moet elk volk, klein of groot, alles behouden wat zijn rechtmatigen, nationalen trots uitmaakt.’ Zij moet ‘aan elk volk zijn eigen vaderland laten en tevens het gevoel dat het zijn deel heeft in de glorie der Europeesche beschaving.’
Het Britsche rijk dat ‘met zijn uitgestrekt grondgebied, in de vijf werelddeelen verspreid, meer een wereldrijk dan een Europeesche staat’ uitmaakt, zou buiten den statenbond blijven, ja deze ware wel het meest tegen Engeland gelicht: ‘Als binnen kort, d.i. in den loop van de twintigste eeuw, een Europeesche unie tot stand komt, dan zal zulks waarschijnlijk plaats hebben onder den drang van gemeenschappelijk gevaar en ter verdediging van gemeenschappelijke belangen, en in den tegenwoordigen toestand der wereld kan dat niet anders zijn dan om tegenwicht te verkrijgen tegen de aanspraken, om niet te zeggen de aanslagen van de Engelschsprekende volken, en vooral van Groot-Brittanje.... Zal er ooit een Europeesche unie geboren worden, dan ben ik geneigd te gelooven dat een eerste stap in die richting in tolconventiën, zoo niet in een tolverbond bestaan zal. - Jeudige misdadigers en de verantwoordelijkheid der ouders, zeer lezenswaard artikel van Thomas Holmes uit
| |
| |
The contemporary Review. Vele Engelsche ouders, bijzonder uit den kleinen burgerstand, zijn heel tevreden als zij hunne kinderen kunnen kwijt geraken. De Engelsche rechter heeft de macht, eene macht waarvan hij ruim gebruik maakt, een jongen beneden veertien jaar naar de staatsschool en jongens tusschen veertien en zestien naar een verbeterhuis te sturen; maar hij mag aan de ouders geene geldelijke verplichting voor het onderhoud dier kinders opleggen. ‘Ik weet met zekerheid, zoo luidt het hier, dat sommige ouders met opzet de misstappen hunner kinderen hebben toegelaten, ten einde hun “kwijt te raken;” ik weet een geval, dat geld onder het bereik van een jongen gelegd werd opdat hij het zou stelen; hij nam het en werd dadelijk aan de politie overgeleverd.’
Soms veroordeelt de rechter den vader om aan zijn jongen, in bijzijn van een cipier, een halve dozijn of een dozijn slagen te geven, maar dat staat veelal de ouders minder aan. - Verders een geschiedkundig artikel van A. Van Amstel uit The Nineteenth Century, waaruit blijkt dat Bonivard, de gevange van Chilon, held van Byron's gedicht, nu wel geen heilige was. Het is een feit ‘dat Bonivard's karakter geenszins geleek op dat van een romanheld, veeleer het omgekeerde. Hij was een bijzonder slimme kerel, gierig, losbandig en zelfs ondankbaar.’
Van Onzen Tijd, nrs 1 en 2, October en November 1900.
Zooals wij reeds mededeelden heeft het Dompertje van den Ouden Valentyn opgehouden te bestaan. Het wordt vervangen door Van Onzen Tijd onder redactie van Alb. Van der Kallen, Theo Molkenboer, Albertine Smulders en Maria Viola. Deze laatste is secretaresse.
Niets buitengewoons in deze twee eerste afleveringen. Het bijzonderste is wel het begin der studie van C.R. De Klerk over Een Eigen litteratuur. - Alb. Van der Kallen's artikel Program: (onderverstaan van den volkshoudkundige) bevat geene nieuwe gedachten, maar doet eens te meer, op duidelijke wijze, deze waarheid uitschijnen: de nieuwere volkshuishoudkunde poogt het streven naar rijkdom teugels aan te leggen van moraal. Alleen de vaste zedenwet, geborgen in de hechte leer der Kerk is hiertoe bestand. - Uit Litteraire Kroniek van Maria Viola ‘men is nog te weinig geoefend in 't genieten van literaire kunst, en vooral die der jongeren is in de schatting voor de meesten onzer iets duisters, verwards en onbegrijpelijks, iets belachelijk exentrieks, een kunstenmakerij met woorden, waarmee een verstandig mensch het vooral niet ernstig nemen moet.’ Tegen dit beoordeelen der nieuwe-richting-schrijvers wordt opgekomen, en te recht; ook de letterkunde moet mee met haren tijd; echter blijft het waar dat sommigen onder de jongeren meer letten op hoe zij zeggen dan op wat zij zeggen en alzoo onduidelijk worden; is het ook niet waar dat voor sommigen het opperste schoon is nieuw te zijn, en dat zij daardoor licht in 't buitensporige vervallen? - In Kunst van onzen tijd, van den verleden en van den toekomenden leert Th. Molkenboer dat ‘het onmogelijk (is) met vormen van vroeger tijden gedachten van onzen tijd uit te drukken.’ Het ware modernisme, schrijft hij, bestaat hierin: ‘dat men nieuwe mooie vormen voor de oude goede beginselen zoeken moet, het oude, eenige, ware schoon in nieuwen luister, onder andere gedaante, als een phoenix uit hare assche moet doen verrijzen.’ Verzen van C.R. De Klerk, J.R. Van der Lans, Donders, Albertine Smulders en Maria Viola.
| |
| |
De Gids. - December 1900.
Tollens' Vrijagie. Op lateren leeftijd sprak Tollens van zijn vrouw, liever zonder haar naam te noemen en zeker zonder te zeggen wat ze was toen hij kennis met haar aanknoopte. Over dit alles heel lezenswaarde bijzonderheden, door G.H. Betz meegedeeld. Gerbranda Catharina Rivier was, toen in de laatste maanden van 1798 Tollens haar kennen leerde, eene jonge en deugdzame actrice, dochter van den komiek Rivier. De familie Tollens wilde niet van zoo een huwelijk weten, maar onze dichter dreef het toch door en was met zijn vrouw ook gelukkig. Maar 't vooroordeel kwam weer boven en ‘de zoo vurig bezongen, zoo hartstochtelijke begeerde Gerbranda Catharina Rivier is geheel opgegaan in mevrouw H. Tollens Cz.’ - Vervolg van Prof. L.W.C. Van den Bergs studie over Het Panislamisme. ‘Wanneer wij, na bovenstaande korte uiteenzetting van het historisch ontstaan van het Imâmaat der verheven Porte, en van de redenen, welke een gedeelte der Muzulmanen daarvan afkeerig doen zijn, eene statistiek opmaken van laatstgenoemden, zoo blijkt dat van de 200 millioenen, waarop tegenwoordig gewoonlijk de volgers van Mohammed geschat worden, hoogstens 34 millioen dit Imâmaat principieel moeten verwerpen. Deze cijfers leveren den besten commentaar op de beteekenis van het Panislamisme.’
In Onze Kunstnijverheid in Gevaar wijst Tutein Nolthenius, naar aanleiding van een ontwerp van wet tot wijziging der Teekenakte, op het gevaar dat er bestaat ‘om in een land als het onze (Nederland), waar het kunstgevoel bij hoogere en lagere standen zoo weinig ontwikkeld is, toe te geven aan een drijven dat vooral van sommige directeuren en leeraren van ambachtscholen uitgaat, die door het onderscheid tusschen het gewone en het kunstambacht uit te wisschen, zichzelf zonder examen het diploma van kunstnijveraar hopen uit te reiken.’ Er is een ‘drijven’ om het meerendeel der teekenscholen over te brengen van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen, waaronder zij tot nu toe behooren, naar de afdeeling onderwijs. - A.D. van Assendelft de Coningh bespreekt de Deensche landwet, sedert eenige maanden in werking getreden, voor doel hebbende perceelen grond aan landarbeiders te verschaffen die over 1/10 van den koopprijs beschikken. De Staat leent desnoods tot 9/10 der hypothecaire waarde van het perceel. ‘De leening, die door den Staat niet kan worden opgezegd, zoolang de verplichtingen der wet worden nageleefd, geschiedt tegen eene jaarlijksche rente van 3 percent. Gedurende de eerste vijf jaren wordt niets afgelost. Voor de volgende jaren blijft de helft van het bedrag staan, zonder aflossing tot de andere helft, waarvoor aan rente en aflossing te zamen jaarlijks 4 percent betaald wordt, is gedelgd. Daarna wordt van de overblijvende schuld aan rente en aflossing jaarlijks 3 1/2 percent betaald, waarvan 3 percent rente en 1/2 percent aflossing. Het verdient dan ook de aandacht dat men bij deze wet, evenals bij die op de Duitsche “Rentenguter” den overgang bij versterf van het overdeelde goed op een der naaste erven door gunstige bepalingen heeft bevorderd.’ - Begin eener studie van Byvanck: Inleiding tot Shakespeare's Hamlet. - Sonnetten van Helene Lapidoth-Swarth.
Chronica over Staatkunde en letteren, door Dr. H.J.A.M. Schaepman. (Prijs per abonnement voor 10 nummers van 10-16 bladz. franco per post fl. 1,50. Uitgever Wed. J.R. van Rossum, Utrecht, nr 1, 15 Sept. 1900.
| |
| |
‘Het blijkt mij niet alleen wenschelijk maar noodig over mijn persoonlijke meeningen een geheel persoonlijk orgaan in 't leven te roepen.’ Zoo leidt Dr. Schaepman zijne Chronica in.
Wie Hollandsche bladen leest weet hoeveel men den docter op de kap zit, ook aan katholieke zijde.
Daarom deze Chronica, waarvan den 30 November het 5e nummer verscheen. Meestal staatkunde.
De Stille Kracht van Couperus, verschenen in De Gids, wordt door Schaepman, en met reden, eene ‘pornographie’ genoemd, - Over de nieuwere letterkunde. ‘Niets ter wereld is zoo anti-democratisch als juist die moderne woordkunst. Zij is, als de kunst der Renaissance, voor de weinigen, en huldigt de oligarchie. Een “Biblia Pauperum” zal zij niet maken’.
Vragen van den dag. Nov. en Dec. 1900. In Studiën over Noord-Brabant schetst Dr H. Blinck, Het landschap en de economische toestand van Noord-Brabant dat veel gelijkenis heeft met onze Kempen; hij wijst bijzonder op de ontwikkeling der nijverheid in dit gewest. Zoo waren er te Tilburg, eene stad van 40,000 zielen, op 1 Januari 1900 niet minder dan 57 fabrieken van wollen stoffen. - Lezenswaarde studie over China, bijzonder over den godsdienst, de betrekkingen der ouders tot de kinderen en den eeredienst der voorvaderen. - Van Aug. Gittée eenige leerrijke bladzijden over Zelfmoord voor de vierschaar. Schrijver spoort den oorsprong na van de handelwijze der wereldlijke macht tegenover den zelfmoordenaar die gedurende lange eeuwen heel het Westen door, als misdadiger gestraft werd.
Eigen Haard. Van 24 Nov. 1900. Schoon artikel van J. Huf van Buren, over wijlen Baron de Maere, met portret en zicht op het kasteel van Aertrycke.
Das litterarische Echo. 15 Novembre 1900.
Die grösste Sünde (Eugen Kilian). Zoo heet een in 1895 verschenen vijfbedrijvig drama van Otto Ernst, talentvol auteur van gedichten, novellen en schetsen. ‘Een modern vraagstuk, in modernen geest opgevat, met scherpen werkelijkheidszin voorgesteld, en toch geen bloot photographische milieu-schildering, maar een kunstwerk zich verheffend tot het algemeen-menschelijke en typische’. De held van 't spel, bedrijft uit liefde tot Mammon de zonde tegen den heiligen geest der waarheid en der overtuiging, en gaat deswege zijn tragischen ondergang tegemoet. Dit ernstig, dichterlijk gevoeld en bewerkt gewrocht, verwierf weinig bijval en werd opgevolgd (1899) door ‘Jugend von Heute, eine deutsche Komödie’ die den schrijver roem en geld aanbrachten. Door dit stuk bezondigt zich Otto Ernst tegen den heiligen geest der kunst en der goddelijke begaafdheid; want het beteekent niet veel, en door de gekozen stof, de grove geestigheid, de scherpe, onmogelijke caricaturen zoekt het enkel te behagen aan de ‘philisters’.
Heinrich Seidel (Karl Berger). Een ingenieur die zijn snipperuren besteedt aan 't schrijven van land- en strandidyllen, van ‘Heimat- en Vorstadtgeschichten’, een verteller vol humor, die zelfs het onbeduidenste in warmen gemoedszonneschijn doopt, een teer voelende natuur- en zielenkenner, die bij voorkeur de stille gronden bestudeert, waar zacht-opgeruimde, gelukkige menschjes hun leven leiden ver van 't rumoer en 't gedrang der bewogen wereld - een meester in de kleinkunst.
Das Schwäbische Schillerverein (Rudolf Krauss). Allerlei over een te Marbach gevestigd, aan Schiller's vereering gewijd genootschap,
| |
| |
dat alles wat van of over Schiller geschreven is of wordt, in een archief verzameld.
Das Persische Theater (Arthur Leist). Enkele bijzonderheden over perzisch blij- en treurspel.
Der Gartendieb, fraaie vertelling van Heinrich Seidel.
- 1 December 1900.
Illustrierte Belletristik (Oskar Bie). De illustratie is aan geen stalen wetten gebonden; ze heeft maar te verantwoorden voor den goeden smaak. Nu de goede smaak wraakt slechts de illustratie die goud zoekt te slaan uit de onberedeneerde prentjesliefhebberij der menigte; alle boekversiering integendeel die haar oorsprong heeft in kunstzin, mag op goedkeuring rekenen.
Zu Adolf Pichlers Gedächtnis (Alois Brandl.) Pichler, gestorven 15 Nov. te Innsbruck, 81 jaar oud, leefde van de menschen afgezonderd. Hij schreef veel in rijm en onrijm. Zijn schriften, die niet zeer populair zijn, noemt Brandl ‘eine Chronik Tirols in diesem ereignisreichen Jahrhundert, geschrieben in Leidenschaft und Schönheit’.
Clara Viebig (Berthold Litzmann). Een schrijfster van dramas, maar voornamelijk van novellen en romans. ‘Es lebe die Kunst’ (1899), ‘Das Wieberdorf’ (1900), ‘Das täglische Brot’ (1900) toonen een vrouw begaafd met een forsch naturalistisch talent, haar eigen wezen en werken in haar schriften afdrukkend, de pen hanteerend uit louter menschenliefde.
Die drie Brauten, een autobiographische schets, door Clara Viebig.
Aus der belgischen Litteratur (Alfred Ruheman, Brussel). Schrijver verstaat door Belgische literatuur, die van Eckhoud, Lemonnier, Demolder, enz. Hij jubelt bij den uitslag van het proces van Brugge, en scheldt de clericalen voor de grimmigste vijanden der Belgische letteren (!).
Weinachtsepistel, een gedicht uit den bundel ‘Stimmen des Mittags’, van Otto Ernst.
Boekbeoordeeling, enz.
The Nineteenth Century. December 1900.
De gekende ‘Nauticus’ (W. Laird Clowes), bewijst, welke strategische waarde de eilanden van het Kanaal zouden hebben in eenen oorlog tegen Frankrijk (blz. 881-890). - Balfour's Iersche politiek wordt (891-904) verdedigd door den staatsman Horace Plunkett. - Leslie Stephen (905-918) is een warme bewonderaar van Th. H. Huxley, wiens stijl uitmunt door de eeuwige juistheid van het gekozen woord, de levendigheid en het slaande. Huxley is een strijder zonder weerga. en een beminnaar der waarheid. ‘His life proves what was already illustrated in Darwin's, how honourable and dignified may be a career honestly devoted to the propagation of truth, litlle as it brings in the way of external rewards. - Nieuwgevonden wetenschappen, 1o onvermoede stralenstroomingen (radiations) en 2o insecten en malaria zijn het onderwerp van een dubbel artikel (919-940) door Prins Kropotkin. - Lady Ponsonby (941-954) begint eene studie over de rol der vrouw in de samenleving, 1o in het Frankrijk der XVIIIe en 2o in het Engeland der XIXe eeuw. Die twee toestanden komen werkelijk overeen. - De rechter Emden (955-971) keurt de nieuwe wijzigingen der Company Law af. - Mrs. J.R. Green (972-983) is eene maand onder de op St. Helena gevangene Boeren geweest, alwaar zij gevonden heeft, the simple and dignified courtesy of a self-respecting people. Van de vreemde gevangenen zeide haar degene, die den
| |
| |
Boeren het minst genegen was, dat hij volgaarne opnieuw zou gaan vechten voor een volk met zulke heerlijke vrijheidsliefde en zulke toewijding aan het vaderland. De vreemdelingen uit alle landen, die met de Boeren in aanraking zijn geweest, zijn hun zeer gunstig gezind. Bij dat volk heeft schrijfster merkwaardige hoedanigheden gevonden. ‘Not for many a day, in fact, have I heard in England so much freedom of speech and real liberty of discussion... In little parliaments (koutende groepjes)... without recrimination or nicknames for those who might think differently, I was allowed tho hear all opinions and judge for myself.’ Ook in hun verhaal over den oorlog bekwam zij de overtuiging, dat de Boeren haar enkel de zuivere waarheid wenschten te zeggen. Niemand nam het op zich, iets te vertellen naar hooren zeggen. En ‘I found no blowing about of rumours to darken the character of their enemies, and any act of kindness was remembered with genuive gratitude...’ -
Protap Chundes Mozoomdar (993-1000) is in Amerika geweest, alwaar men hem gevraagd heeft wat de Engelschen in Indië doen. Niets dan goed. En de bevolkingen gaan met reuzenschreden vooruit. - Sir William Muir (1001-1004) beoordeelt het boek van Clair-Tisdale ‘The Sources of Islam.’ Waar heeft Mahomet den Koran gehaald? Volgens Mahomet, in den hemel. ‘Now if it can be shown that much of this grand Book can be traced to human and unworthy sources existing round about the Prophet, then Islam falls to the ground. And this is what the Author proves with marvellous power and erudition.’ - Na drie en twintig jaar in Indië doorgebracht te hebben. vraagt Sir Charles Roe zich af, wat veranderingen, bij zijn terugkeer in Engeland hem zoo al in 't oog vallen (1013-1023). Wat hem meest van al treft is de ontzaglijke en algemeene aangroei van den rijkdom, in al de klassen. Wat het Parlement betreft, de eerste indruk is steeds degene, die Punch den teruggekeerden Anglo-Indiaan toeschrijft: verbazing dat ‘that old nonsense is goring on still’. En wat het publiek leven aangaat, dat is steeds: ‘ignorance delivers brawling judgments on all things all day long’. (Tennyson). - Een artikel van J. Macdonnell over het volkerenrecht in den Zuid-Afrikaanschen oorlog, en het Vredescongres van Den Haag (1040-1050). - Sir Herbert Maxwell (1051-1063) beweert dat G. Brodrock den bal misslaat in zijn artikel ‘a nation of amateurs’ van verleden maand. - Lord Salisbury's redevoering over de Gevaren van den Engelschen handel wordt besproken door H. Birchenough (1064-1070). - Voor het Januari-nummer worden verhandelingen over pauselijke aflaten beloofd.
A.P.W.
Civiltâ Cattolica. - 3 November 1900.
Il diritto di pregare. De Civiltâ weidt uit over den liturgischen vorm van 't gebed, en verdedigt hem tegen eenen schrijvelaar der Tribuna, 't orgaan der grijze Synagoga; - Tribuna vindt dat onze kerkgebeden niet genoeg uiten, hetgeen ons hert gevoelt, dat zij doorspekt zijn van scholastism, en tevens de stijvigheid der kerkvaders behouden. Gewis weet de Tribuna niet dat er ook onbezonnen en onvoorzichtige gebeden kunnen zijn; wat antwoordde Christus op de vraag van de moeder der Zebedoei ‘Nescitis quid petatis’; ook vergeet men het ‘doce nos orare’ der discipelen; en de stijvigheid der Heilige Vaders, vindt men die misschien in de onevenaarbare poëzij der psalmen, van ‘Dies irae’, van ‘Adoro te’ enz. enz. Te recht werpt de Civiltâ dees Alieghieri's vers de Tribuna toe:
‘O Terreni animali o menti grossi!’
| |
| |
La questione del tribunale internazionale. - De grootste stap tot de beschaving, op 't einde dezer eeuw gedaan, is ongetwijfeld 't Congres van den Haag, dat alhoewel tot zijn doel niet teenemaal gekomen, toch het zaad van ware verbetering de wereld door gestrooid heeft. Een algemeen Wereld-Gerechtshof is nog niet bestendig ingericht wel is waar, doch onweerstaanbaar zal het er komen, daar er in 's menschen natuur eene neiging ligt om het recht en niet de overmacht te zien heerschen. Onrechtstreeksche bewijzen daarvan vinden wij in de ‘Gezantschappen’ der mogendheden, in het ‘Gemeene recht’, en meer duidelijk nog in 't voormeld Vrede-Congres.
L'arte e la storia all' Espozione di Parigi. De geschiedenis is door alle poorten de Tentoonstelling binnengedrongen; in alle gaanderijen, paviljoenen, in de ‘Rue des Nations’, wijd en zijd strekt zij hare armen uit. Het loochenen ware de uitspringende kenschets der Tentoonstelling niet bemerken. Na die algemeene beoordeeling, bespreekt de Civiltâ, in opzicht van kunst en geschiedenis, ieder der gebouwen dier vermaarde Natiën-straat. België noemt zij met anderen, het land der Burger-Bouwkunst; het stadhuis van Audenaarde is een juweel in de werken van dien volkeren-wedstrijd.
- 17 November 1900.
‘Della cura morale dell'Italia’. Gansch de huidige Italiaansche Staat is, van hoog tot laag, door eene zedelijke kwaal aangetast. Dit bewijzen de gezegden van de tegenstrevers zelve. De kwaal bestaat in bedrog, dieften, schandalen; de zetel ervan zijn de Kamers, 't bestuur, het Recht. Waar is de oorzaak ervan? Schrijver vindt ze in de stichting zelf van den Italiaanschen Staat. Cavour zei ‘De zedelijkheid moeten wij aan kant stellen’ en Salvagnoli ‘Met de waarheid regeert men niet’ ‘Onzedelijkheid’ ‘leugen’ en ‘verwereldlijking’, daar zijn de drie oorzaken der kwaal. Waar het hulpmiddel? De liberalen willen vernietigen en herbouwen ‘Similia similibus’, de katholieken integendeel willen de verzoening met Leo XIII. ‘Salus Italiae Pontifex’.
‘Della stela del foro e della sua iscrizione arcaïca’. Voortzetting van vorige artikelen. Het is gewijd aan den verschenen boek van Hülsen over ‘la tomba di Romolo’ en is een antwoord aan dezes aanvallen.
‘Conclusione delle trattative per il Concordato’ (15 Juli 1801). Vervolg van vorige nummers. De nacht volgende op den historischen dag der lange bespreking en redetwisting, alsook het eerste deel van den volgenden dag, 15 Juli, bracht kard. Gonsalvi over met bidden en met angstvol onderzoeken van 'tgene nog te beslissen viel. 's Noens, om 12 ure juist, begon de bespreking, zoo lang niet als de voorgaande, maar even geweldig. Het eerste betwiste punt was over den katholieken eeredienst. Deze was toegelaten ‘se conformant aux règlements de police’ Gonsalvi wilde die laatste woorden weg, ofwel er de volgende bij ‘pour raison de la transquillité publique’. Eindelijk kwam men t'akkoord en het artikel werd alzoo aanvaard ‘Le culte sera public, tout en ayant regard aux règlements de police, que le gouvernement connaîtra nécessaires pour la tranquillité publique’.
Het tweede hard betwiste punt was de benoeming der pastors. Napoleon had met eigen hand geschreven ‘Leurs nominations ne seront valides si non après avoir été agréées par le gouvernement’ Gonsalvi kon het doen veranderen als volgt ‘Leur choix (des évèques) ne pourra tomber si ce n'est sur des personnes agréées par le gouvernement’.
De sluiting van het Concordaat is eene glorie voor Napoleon, eene eer voor Gonsalvi, en was voor Pius VII eene bron van vreugd en geluk.
| |
| |
‘Determinismo e libertà’ De ‘idées-forces’ is een der wapens waarmede de vijanden de vrijheid van den wil aanvallen. Een gedacht stelt zich voor aan den geest eerst flauw, dan levendig, en eindelijk met zulk geweld dat de denkende mensch noodzakelijk gedwongen wordt tot de werking. Fouillée aanvaardt ook die ‘idées-forces’ om de loochenaars der vrijheid met hare verdedigers te verzoenen. Hij is ‘determinista conciliatore’. Tusschen die gedachten, die zulken invloed op onzen wil uitoefenen, stelt hij het ‘gedacht der vrijheid’. Alzoo plaatst hij in de plaats van een vermogen dat innerlijk is aan onzen wil, van onze vrijheid, stelt hij een gedacht, iets innerlijk aan het verstand. Onze wil wordt bewogen door een goed; is dat goed algemeen en volmaakt, dan wordt onze wil er noodzakelijk naartoe gedreven, omdat er evenredigheid bestaat tusschen het voorwerp en het vermogen. Is dit goed integendeel eindig en bijzonder, zoo wordt onze wil ook er naartoe gedreven, doch niet noodzakelijk: onze wil kan dit goed niet willen, omdat het onvolmaakt en bijzonder is. Het stelsel Fouillée wordt verder nog onderzocht en wederlegd.
|
|