Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Tooneelpremiën.Het Staatsblad van 31n October jongstleden behelst eene reeks mededeelingen over den toestand van ons tooneel en van onze tooneelletterkunde, al te belangrijk opdat Dietsche Warande en Belfort het voornaamste daaruit niet zou aanstippen. Meteen nemen wij de gelegenheid te baat om onze lezers in te lichten over de wijze waarop de Regeering jaarlijks aanzienlijke sommen tot het aanmoedigen van tooneelkunde en tooneelletterkunde besteedt.
‘Er zullen aan de Belgische schrijvers en toondichters,’ zoo luidt art. 1 van het reglement over dit nogal ingewikkeld stelsel van tooneelpremiënGa naar voetnoot(1), ‘voor het opvoeren van tooneelstukken door hen vervaardigd, in Fransche taal, in Nederlandsche taal, of in het Waalsch, toelagen vergund worden die vastgesteld zijn als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De operette's en tooneeldansen worden tot die voordeelen niet aangenomen. De toelagen zullen betaald worden, voor elke der vijf eerste vertooningen in de stad of gemeente, waar het stuk de eerste maal werd opgevoerd.’ Slechts de helft der premie wordt uitbetaald voor de vijf eerste vertooningen in eene andere stad of gemeente dan waar de proefvertooning heeft plaats gegrepen. De premietijd duurt drie jaar. Geldig zijn alleen voor het bekomen der toelagen, de vertooningen van geprimeerde stukken, gegeven door regelmatig erkende tooneeltroepen in regelmatig aangenomen tooneelzalen. Wat uitleg is hier noodig. Wanneer een schrijver zijn stuk ingediend heeft bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, om het te laten aannemen tot het genot der premiën, dan wordt het eerst door een Leescomiteit van vijf ledenGa naar voetnoot(1) onderzocht en beoordeeld. Luidt | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
het oordeel gunstig, zoo wordt de schrijver uitgenoodigd eene proefvertooning van zijn stuk te laten geven en de leden der Provinciale Commissie er op uit te noodigen; op hare beurt zendt de Provinciale Commissie aan den Minister een verslag over deze eerste vertooning, bepaaldelijk over de tooneelkundige verdienste. Zoo dit verslag gunstig is, wordt het door den Minister overgemaakt aan het Leescomiteit, dat nu voorstelt aan het stuk de maximum-, minimum-, of mediumpremie te verleenen, ofwel het af te wijzen. Wordt het stuk geprimeerd, dan zal de schrijver, gedurende de drie jaren van den premietijd, voor de proefvertooning en de vier daaropvolgende vertooningen in de stad of gemeente waar de proefvertooning plaats greep, telkens eene volle premie trekken; voor de vijf eerste vertooningen in eene andere stad of gemeente van het land, telkens eene halve premie. Doch, 1o de vertooning moet gegeven worden door een regelmatig erkenden tooneeltroep of tooneelmaatschappij, spelende met open bureel, 2o de tooneelzaal waar zij plaats grijpt moet insgelijks regelmatig erkend zijn door den Minister, en het programma mag niet meer dan drie tooneelwerken bevatten, hoogstens te zamen zes bedrijven uitmakende, 3o ten minste drie dagen op voorhand moet bericht van de vertooning gegeven worden aan den Minister en aan de leden der Provinciale Commissie in de provincie-hoofdsteden, of aan den afgevaardigde van het Staatsbestuur in de andere steden en gemeenten. Door de leden der Provinciale Commissie wordt namelijk in de hoofdsteden der provinciën over de vertooningen der geprimeerde stukken toezicht gehouden, - en elders door bijzondere afgevaardigden van het Staatsbestuur. Ziedaar, in zeer algemeene trekken, en met weglating van honderd en een bijzonderheden welke de 29 artikelen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van het reglement opsommen, hoe het stelsel der tooneelpremiën geregeld is. Het Staatsblad van 31n October bevat de lijsten van de erkende troepen en zalen, en van de geprimeerde stukken voor het tooneeljaar 1900-1901. Art. 22 van het reglement vermeldt zeer omstandig welke afmetingen eene tooneelzaal hebben moet, om erkend te kunnen worden, en op welke wijze de aanvraag tot erkenning telken jare vóór 15n Augustus moet gedaan worden; zoo ook hoe telken jaren vóór 15n Augustus de aanvraag tot erkenning moet ingediend worden voor de tooneeltroepen en maatschappijen. Het zou ons te ver leiden hier in die bijzonderheden te treden. Uit de lijst der tooneelzalen blijkt dat de provincie Antwerpen er niet minder dan 42 telt; Brabant, 54; West-Vlaanderen, 26 (geen enkele te Brugge); Oost-Vlaanderen, 32; Henegouwen, 4; Luik, 32; Limburg, 9; Namen, 1. De lijst der tooneeltroepen somt er voor de provincie Antwerpen 63 Vlaamsche en 1 Franschen op; voor Brabant, 64 Vlaamsche en 11 Fransche of Waalsche; voor West-Vlaanderen, 31 Vlaamsche; voor Oost-Vlaanderen, 35 Vlaamsche en 1 Franschen; voor Henegouwen, 1 Vlaamschen en 2 Fransche of Waalsche; voor Luik, 79 Waalsche of Fransche; voor Limburg, 9 Vlaamsche en 1 Franschen; voor Luxemburg, 1 Franschen; voor Namen, 6 Waalsche of Fransche. De stad Antwerpen alleen telt 18 erkende Vlaamsche tooneelmaatschappijen; Borgerhout, 6; Lier, 7; Mechelen, 4; Brussel, 8 waarbij nog te voegen zijn 3 Koekelbergsche, 3 Schaarbeeksche, 2 uit St Jans-Molenbeek, 2 uit St Pieters-Jette, 1 uit Elsene, 1 uit Uccle en 1 uit Vorst-bij-Brussel; Leuven telt 9 erkende tooneeltroepen, Hasselt 3, Aalst 3, Gent 5; in West-Vlaanderen staan Kortrijk en Oostende op den voorrang, elk met 3 maatschappijen. - Daarenboven wordt men getroffen door menigen naam van nog immer voortbestaande aloude en in de geschiedenis onzer letterkunde welbekende Kamers van Rhetorijken; zoo in Aalst De Catharinisten, in Lier De Ongeleerden, in Leuven Het Kersouwken, in Dendermonde De Roosiers, in Gent De Fonteinisten, en vooral in West-Vlaanderen Scamel in de Buerse (Alveringhem), De Kruisbroeders (Kortrijk), Van Vroescepe dinne (Nieupoort), Langhoirs Victorinen (Poperinge), De Roeijsche Barbaristen (id.), De Zeegbare Herten (Roeselare), 't Roosje gebloeid in 't wilde (Thielt), Arm in de Beurs (Veurne), enz. Meer dan eene dagteekent uit de 15e eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Niet minder belangrijk zijn de lijsten der Fransche, Waalsche en Vlaamsche tooneelstukken, welke op dit oogenblik premie genieten. Voor 't Fransch telt men er slechts 3: Georges, 2 bedr., door D. Robyn (min.); la Jarretière, 1 bedr., door Fr. Vander Elst (min.); le Cloître, 4 bedr., door E. Verhaeren (max.). De Waalsche stukken zijn 14 in getal: Fâte di Jônesse, 1 bedr., door A. Tilkin (max.); Mélie, 3 bedr., door Th. Bovy (max.); Houbert, 3 bed., door A. Julin (min.); Li Marhà, 2 bedr., van E. Etienne, verwaalscht door A. Tilkin (max.); Madame Libert, 3 bedr., door D. Salme (med.); li Portrait, 1 bedr., door A. Tilkin (min.); Gnouf-Gnouf, 1 bedr., door Ch. Gothier en A. Tilkin (min.); li Pardon, 1 bedr., door A. Hespel (min.); li Feye dè Jardinî, 1 bedr., door Ch. Derache (max.); Coûr di Mère, 3 bedr., door A. en J. Borguet (med.); li Creux d'honneur d'à Gilles Paquay, 1 bedr., door Th. Bovy (med.); les deux Soroches, 1 bedr., door A. Tilkin (max.); l'Affaire de l'rowe Trappé, 2 bedr., door Em. Gerard (max.): Orphulenne, 1 bedr., door Oct. Huberty (med.) Het getal der Vlaamsche stukken beloopt daarentegen op 34; voor de zes eerstvolgende zal de premietijd nog in den loop van dit jaar verstreken zijn; en voor de overige ten deele in den loop van 1901, van 1902 en van 1903. Jammer dat het Staatsblad meteen niet vermeldt hoevele stukken verworpen werden, tegen één geprimeerd; 't ware voorzeker eene uiterst belangrijke statistiek, daar het toch bekend is, - de tooneelschrijvers weten ervan te spreken, - dat overmaat van toegevendheid geenszins het Leescomiteit mag worden ten laste gelegd... Aan de volgende Vlaamsche stukken zijn op dit oogenblik premiën verbonden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het doel van het premiënstelsel is de bestendige tooneeltroepen der groote steden, en de talrijke maatschappijen welke alom, tot in de afgelegenste hoeken van het land, de tooneelkunst beoefenen, met een keus van stukken te voorzien, niet alleen geschikt om aan de toeschouwers eene aangename verpoozing te verschaffen, maar ook om tevens hun smaak te ontwikkelen en tot hunne geestesveredeling bij te dragen. Ofschoon de toelagen enkel uitbetaald worden aan de schrijvers, toch komt doorgaans de helft ervan in de kas van de opvoerende maatschappijen te recht: de schrijver heeft er alle belang bij dat zijn stuk, zoolang de premietijd duurt, dikwijls gespeeld worde, en het is een nagenoeg algemeen gebruik, dat aan de maatschappijen de helft der toelage wordt uitgekeerd. Naast het stelsel der tooneelpremiën bestaat, - gansch onafhankelijk ervan, - de inrichting der driejaarlijksche tooneelprijskampen, waar een keurraad, uit leden der Kon. Vlaamsche Academie samengesteld, onderzoekt of onder de al of niet geprimeerde stukken uit het verloopen driejaarlijksch tijdperk, er een verdienstelijk genoeg is om met een bijzonderen prijs vereerd te worden. |
|