Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 480] [p. 480] Voor Z.E.H. Kanunnik Martens, zaliger gedachtenis. I. Vast heeft hij, op zijn vaart Door lucht en hemelbogen, Schuinsweg eens nagestaard De sterren, die daar vlogen; En 'k hoor hem, vol meedoogen, Doch immer schalk van aard: ‘O wetenschap, uw kaart Draagt menig spoor van logen!’ En, vlug omhoog gestegen, De hoogste ster voorbij. Heeft hij - volzalig blij, Aan Jesus' borst gezegen - Gejuicht ‘Geloof, o Gij, Spraakt waarheid mij vol zegen!’ [pagina 481] [p. 481] II. ‘Mijn God, uw glorie konden Den menschen daar beneên, Uw hooge hemelronden En de aarde daar ze op treên. Maar wat ik om mij heen Aanschouw, in u verslonden, Daar brengen al hun monden Geen klinker van bijeen. Door 't helste zonlicht kruist er, Beneên, een strepe dicht Van nevelen en duister, Voor 't weifelend gezicht: Hier blinkt in vollen luister Mijn God, uw levend Licht.’ - III. ‘Geniet, wat gij, beneden, Zooveel uw moed vermocht, In arbeid en gebeden, Hebt rusteloos gezocht. Gij hebt mijn Naam beleden; Op 's levens harden tocht Alleen voor Mij gewrocht En ridderlijk gestreden; Gij wist de volle som Van 's levens werk te winnen: Getrouwe dienaar, kom, Treed in mijn blijdschap binnen, In 't vreedzaam heiligdom Van eeuwig zoet beminnen.’ Kan. Eug. De Lepeleer. Vorige Volgende