Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |
Het heilig bloed.
| |
Eerste deel.I. Jerusalem.
Reciet.
Op 't glorierijke graf, waaruit, door eigen macht,
De Heer verrees, daar staat, in reeds vervallen pracht,
Helena's Koepelkerk, met feestsieraad te prijken.
De eerweerde patriark, aan 't hoofd der geestelijken,
Ontfangt met hoffenlijken groet
Den schitterenden riddrenstoet,
Door koning Baldewin
Geleid den tempel in.
| |
[pagina 467]
| |
Kruisridders.
Land heilig en gezegend,
Met Christi bloed beregend,
Tot uw bescherming snelden wij!
o Rijkste wijk der wereld,
Met Godsrobijn bepereld,
Het bloed der Vlamen houdt u vrij!
Graaf Diederik, die 't kruis hernam,
Paneas'Ga naar voetnoot(1) held, die wederkwam
Op 't voetspoor zijner vaderen,
Verlangt, als Robrecht hooggeroemd
En Karel dien men heilig noemt,
Tot 's Heeren graf te naderen.
Baldewin.
o Moedige zonen van Vlaanderens gouw,
Geloofd zij uw moed en onbreekbare trouw!
Maakt de ontrouw der Grieken uw pogen onnut,
Ik heb in uw koenheid weer krachten geput.
Voor alle uwe diensten, Jerusalem's troon
Zoo mild en zoo bloedig bewezen, wat loon,
Wat schat kan ik geven, dien Vlaandren begeert,
Wat kleinood, den dank van Jerusalem weerd?...
Kruisridders (stil).
Er ligt een schat,
Die 't al bevat,
In 't heiligste van 't heiligdom.
Ach, dierven wij...
Spreek, Diederik, gij,
Het gansche leger smeekt er om.
| |
[pagina 468]
| |
Diederik.
Broeder, koning,
Een belooning,
Die duizend duizendmaal der Vlamen trouw vergoed',
Het ware een enkle drop van 't heilig Christi bloed.
Kruisridders (luid).
Hij dale neer op ons, en zegene ons geslacht!...
Baldewin.
Uw vroom verlangen zij volbracht.
Heilige vrouwen.
In de afdoening van 't kruis vergaard
En eeuw op eeuw bewaard,
In goud en edelsteen omvat,
Berust het Heilig Bloed in dezen tempelschat.
De Patriark.
U zij gegeven 't derde deel,
Gesloten in dit kunstjuweel.
Diederik.
Triomf! triomf! juicht legerbenden!
Vergeten is verraad en druk.
Laat ons nu Vlaandrenwaarts ons blijde stappen wenden,
o Brugge, wat geluk!
Kruisridders.
Op, naar Vlaandren, ridders, op!
Heft den zegeschreeuw!
Hoog het slagzweerd, hoog den kop,
Vlaanderen den Leeuw!
| |
[pagina 469]
| |
Nooit ontvoerden ridders uit
Heldenstrijd, naar 't land,
Kostelijker oorlogsbuit,
Rijker zegenpand.
Volken, vliegt ons te gemoet,
Volken van Euroop,
En onthaalt den rijvestoet,
Knielend hoop bij hoop!
Zingt den roem van onzen Schat,
Zingt hem eeuw op eeuw,
Met den roem der Vlaamsche stad.
Vlaanderen den Leeuw!
II. Brugge.
Kinderen en vrouwen.
Vliegt hem tegen,
Langs zijn wegen!
Diedrik nadert met zijn stoet.
Zwiert de meien,
Rei aan reien,
Bloemen strooiend voor zijn voet!
Na drie jaren,
Vol gevaren,
Koene ridders van het kruis,
Ziet ge Brugge
Weer terugge
En de hope van uw huis.
| |
[pagina 470]
| |
Tilt de kleintjes op den zadel!
Kust ze, keer op keer.
Wipt u af, en valt in de armen
Uwer vrouwkens teer!
Wellekom!
Eedle ridders, wellekom!
Kond alom
Onze vreugde, klokgebrom!
Het volk.
Leve Diedrik, onze Vorst!...
Maar, wat glanst er in zijn handen?
Maar wat drukt hij op zijn borst,
Als den weerdigsten der panden?
Waarom zijn blanke ros, door monniken geleid?
Waarom zijn ridderlof in kerkgezang verbreid?
Diederik.
Ik breng u 't Heilig Christi Bloed!
Het volk.
Gegroet! gegroet! gegroet!
o Prijs van Diedrik 's heldenmoed!
Diederik.
Het weze 't godlijk zegelmerk,
Gedrukt op Vlaandrens trouwe kerk!
PriestersGa naar voetnoot(1).
o Celse rerum Conditor
Salutis auctor omnium
| |
[pagina 471]
| |
Tu nos sacrato sanguine
Omni repurgas crimine.
Nos anguis ille callidus
Antiquus hostis straverat:
Primum nitorem mentium
Caligo culpae dempserat.
Sacro tamen de corpo'e
Summi valoris sanguinem
Fundis Redemptor affatim
Omnemque labem diluis.
Magistraten.
Neem bezit van uw stede en uw staten,
O Heilig Bloed!
Keer en kruis door de pralende straten,
In zegestoet!
Ga ter hofkapel rusten en tronen,
o Rijkste schat,
Die der Vlamingen moed kon beloonen
En vaderstad!
Vlaandrens Leeuw zal de wallen bewaken,
Vereerd en trouw,
Opdat nooit u een vijand genaken
Noch hoonen zou!
Het volk.
o Allerdierbaarst Heilig Bloed,
Wees altijd ons bescherming!
In voorspoed en in tegenspoed,
Ons toevlucht en ontferming!
| |
[pagina 472]
| |
III. De Jubelfeest.
Het volk.
Laat vlag en wimpel zwieren,
Van kerk- en torentin
En meifestoen versieren
Elke oude gevelpin!
Het beiaardslied der Halle
Weerklinke tot de wolk,
En 't hoog Hosanna schalle
Bij 't stil gebed van 't volk.
De jubelstoet getogen
Komt, langs de straten heen.
Nooit liegt, noch heeft gelogen
De spreuk: Eén Brugge alleen!
Engelen.
Op dit schouwspel wonderschoon,
Weerdig van des Hemels woon,
Laten wij met welgevallen
Ons verrukte blikken vallen.
Maar al die schoonheid, al die pracht
Ontleent haar glans aan hooger klaarheid,
Gelijk de bleeke maan in 't duister van den nacht.
Ze straalt den luister weer van 's Bijbels eeuw'ge waarheid.
Herrijs voor ons gezicht, o Kruis van Golgotha!
o Boom van schande en Godsgena!
Doorboor der tijden nacht, en laat den flikkergloed
Herstralen van des Heilands vloeiend bloed!
| |
[pagina 473]
| |
Tweede deel.I. Golgotha.
Reciet.
De groote stond genaakt... Maria, hand in hand
Met Jesus lieveling, staat onder 't kruis geplant;
En tusschen beiden knielt de onscheidbre Magdaleen
Die 's Meesters voeten wascht, met snikkende geween.
De schepping zucht.... De zon verduistert....
Zal 't godlijk woord herklinken?.... Luistert.
Jesus (stil).
Consommatum est.
Engelen (stil).
Gestort is 't heilig Christi bloed,
In liefde en wee! Der zonde boet
Is uitbetaald; voltrokken de eervoldoening
Des Vaders en zijn hertverzoening.
Weer mag het menschdom hopen:
Dra gaat de Hemel open!
Jesus (luid).
Pater, in manus tuas commendo spiritum meum!
Duivelen.
Verpletterd is ons heerschappij!
De haat van veertig eeuwen
Moet nu met dolle razernij
Den zegepraal des vijands schreeuwen!....
Scheur open, o sluier des tempels, in twee!
Beef aarde! Berst rotsen aan stukken!... o Wee!
We zijn verwonnen!
Ontsluit u, o graven! komt, dooden, komt uit:
De dood is het leven, bij 's Hemels besluit!
Dooft uit, gij, zonnen!
| |
[pagina 474]
| |
De honderdman.
Voorwaar, rechtveerdig was dees man, en zoon van God.
Aartsvaders.
Gelukkig is ons lot!
De Heer heeft op ons klacht gelet.
Het bloed des Lams heeft ons gered,
Gelijk weleer uit Faro's handen!
Verrukt van zin,
Met citerspel en jubelzangen,
Zoo trekken, stoet op stoet, onze eindelooze rangen
Den langgewenschten Hemel in!
Joannes
Och, lieve Meester, op wiens boezem ik mocht rusten,
Och, is het waar, en klopt niet meer dit hert?
Maria.
Mijn zoon!.... mijn zoon!.... onzeggelijke smert!
Magdaleen.
'tWas vruchtloos dat mijn lippen heet uw kille voeten kusten.
Volgelingen.
Soldaten spaart dit lichaam. 't Glanst
Op 't duister van de lucht, met heimlijk licht omkranst.
Waarom, Longinus, met uw speer
Doorsteekt ge 't hert nog van den Heer?
Maria.
o Bloed, o kostlijk bloed van mijnen zoon!
Het leste dat zijne onuitputbre hertebron
Nog geven kon.
Ik vang u op, met eerbetoon,
o Perels zijner liefdekroon!
| |
[pagina 475]
| |
Volgelingen.
Twee eerbiedweerde mannen stijgen
Calvarie op. Ze nadren met neerslachtig zwijgen,
De een Jozef, de andre Nicodeem, belaân met linnen
En reukwerk, gaan hun liefdewerk beginnen.
De ladders worden opgerecht;
En 't heilig lichaam van den Heer,
Met eerbied van het kruis onthecht,
Daalt zacht en plechtig neer.
Joannes.
Aan mij des lichaams last! Ik zij de Christumdrager.Ga naar voetnoot(1)
Maria.
Mij de allereerste zoen op 't bloedig aangezicht!
Daal neder van het Kruis!... Waarom zoo traag en trager?...
Mijne armen zijn tot U gericht.
Daal neder, daal, mijn zoon,
Mijn lieveling zoo schoon!
Hoe meer ge zijt bebloed, bevlekt,
Hoe meer tot U mijn herte trekt!....
Daar zijt ge! Jesus, o mijn kind!
Geen werd op aarde zoo bemind
Als gij!... Joannes, leg nog eens op mijnen schoot
Zijn dierbaar lichaam, bleek.... en dood!....
Jozef van arimathie.
De nacht genaakt. 't Is tijd de heil'ge ledematen
Te reinigen. Deze aloë- en mirrevaten
Ter balsming staan gereed. Met lijk- en hoofddoek fijn
Moet Jesus' lichaam lief welhaast onwonden zijn.
| |
[pagina 476]
| |
Heilige vrouwen.
o Bloed met doodsangst uirgezweet
In 't hofken van Olijven!
o Stroom van bloed,
Gestort uit wonden diep en breed,
Wanneer de scherpe geeselroed'
Geen lid gezond liet blijven!
o Bloed, van hoofd en aangezicht,
o Kroon van bloed in 't ronde!
o Bloed, dat onder 't kruisgewicht
Vloeide uit de schouderwonde!
o, Aan het kruis vergoten bloed,
Fontein van liefde en smerte,
Die nedergutste uit hand en voet
En uit het Heilig Hertel....
Al snikkend drogen wij u af
En blijven u vereeren,
Ofschoon verdwijnt in 't duister graf
Het lichaam onzes Heeren.
Volgelingen.
We dragen, stap voor stap, met eerbied en geween
Des lichaams heil'gen last, ten nieuwen grave heen.
II. De Hemel.
Engelen.
Verrezen is de Heer!
In de opperglorie zit Hij neer!
Liet Hij een luttel bloeds op aarde, als liefdeblijk,
Hij is geklommen naar zijns Vaders rijk,
In 't volle van zijn levenskracht:
Met ongescheiden vleesch en bloed!
| |
[pagina 477]
| |
Joannes.
o Treffende gedacht!
Wanneer ik rustte op zijnen boezem zoet,
Heeft Hij dit zelfde vleesch en bloed geschonken
Aan zijne jongeren, die 't aten en die 't dronken
Op zijn gebod, en tot der wereld end
Blijft Hij, met vleesch en bloed, in 't Heilig Sacrament.
o Nieuw Jerusalem! van ver met ongeduld
Gegroet, 'k aanschouw u thans, in 't licht des Lams gehuld,
'k Aanschouw u, Tabernakel Gods.Ga naar voetnoot(1) Daar woont Hij in
Voor eeuwig, met den mensch. ‘Ik ben 't begin
En 't einde, zei de Heer, en al wie lijden
Aan dorst, zal ik aan 's levens bron verblijden!’Ga naar voetnoot(2)
Knielt, Englen! Maagden, juicht!
gij, Martlaars, wuift uw palmenGa naar voetnoot(3)
En al die heilig zijt, heft aan uw zegepsalmen!
Heiligen.
Driemaal heilig is Gods Lam
Dat de schuld der zonde nam!
Heemlen, knielt voor zijnen voet
Bij de bronnen van zijn Heilig Bloed!
A.J.M. Janssens, Werkend lid der Kon. Vlaamsche Academie. |
|