Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 460]
| |
Katholicisme in Engeland: vroeger en nu.In godsdienstig opzicht mag men zeggen dat Engeland vol beelden en herinneringen uit het verleden is. De katholiek, die zijne kerk zoowel als zijn land bemint, denkt gedurig met smart aan eene schoonheid en heerlijkheid die verdwenen zijn. Als iemand, die doolt door een vervallen kasteel en zegt: ‘hier was de feestzaal, ginds de kapel; nu is alles in puin!’ zoo ook moet men zeggen in Engeland. Overal zijn teekenen en sporen van een leven, dat verzwonden is en van eene verwelkte schoonheid. Het gewoon leven van Engeland is vol beteekenis voor dezen, die verstand hebben om te begrijpen en harten om te voelen. Schier elke groote stad heeft hare kathedraal, in de meeste gevallen door eene geestelijke orde gebouwd. Eens prijkten die edele gebouwen, Canterbury en York, Salisbury en Lincoln, in den luister van Gods eeredienst, nu is het IchabodGa naar voetnoot(1). De heerlijkheid is henen; het geloof vergeten of verminkt; de altaren werden verlaten of ontheiligd; de inkomsten dienen voor wereldrijken; de wierook stijgt niet meer hemelwaarts. Elk dorp heeft zijne parochiekerk, soms van zeldene schoonheid, dikwijls van groote oudheid (schrijver dezes werd gedoopt in eene kerk gebouwd vóór de Noorsche over- | |
[pagina 461]
| |
weldiging). Hier ook ging de katholieke ziel uit; alleen de doode beenderen zijn gebleven, met zulke overblijfselen uit het katholiek verleden, als een gebroken wijwatervat of eene ongebruikte piscina. Hier en daar vindt men de puinen van een klooster. Eens was het een middenpunt van heiligheid, van geleerdheid, van liefdadigheid. Thans is het overgelaten aan uilen en vledermuizen of, wat erger is, ontheiligd tot eene woning voor afstammelingen van dezen of genen gunsteling van Hendrik den VIIIste. Alles in het nationale leven van Engeland vertelt dezelfde geschiedenis. Een der titels van den Lord Kanselier is ‘hoeder van der koningin geweten’. Zijne voorzaten waren priesters, en biechtvaders van den vorst. De kruin te midden van de pruik der advocaten herinnert ons dat eertijds de leden van de geleerde beroepen onder de geestelijkheid werden gekozen. Het kleedsel van den hoogeschoolstudent was eens een kloosterkleedsel; de kap van den gegradueerde was voordezen eene monnikskap. De namen van enkele Londensche straten: Paternoster Row, Ave Maria Lane; de namen van Collegiën te Oxford en Cambridge: Corpus Christi, Allerzielen, zijn teekens dat de Kerk eens haar zegel diep geprent had in het Engelsche volksleven. De nu dorre en meeninglooze titels der Anglikaansche geestelijkheid: Bisschop, Deken, Kanunnik, herinneren ons aan de dagen toen de bisschop waarlijk een bisschop was, met den mijter op het hoofd; nu staat dit teeken nog alleen op de paneelen van zijn rijtuig. Ieder dorp heeft zijne Onze Lieve Vrouwstraat, zijn Onze Lieve Vrouwbosch of zijn Heilige put. Tot aan de bloemen der velden: Onzer Vrouwenschoentje, St Jans bloemen, Ste Catharina's bloemen, zijn teekens dat Engeland er eens fier op was ‘Onzer Vrouwen erfdeel’ te heeten. Engeland gelijkt op een boos mensch, die eens onder een goeden en reinen invloed gestaan heeft; hij keert terug tot zijne vroegere slechte gewoonten, | |
[pagina 462]
| |
en schijnt besloten de herinneringen aan zijn beter leven zoo ver mogelijk te verwijderen. Zoo mag in Engeland de vorst, het hoofd der kerk, losbandig zijn; katholiek zijn mag hij niet; de Lord Kanselier, het hoofd der Wet in Engeland, mag een ongeloovige zijn, maar geen Katholieke; zelfs de onderkoning van het katholieke Ierland moet een Protestant zijn. Wel mogen wij vragen, met den profeet: ‘Kan dit dor gebeente herleven?’ en met Hamlet zullen wij antwoorden: ‘Beziet dit tafereel en beziet dat.’ Want de dood is, in werkelijkheid, enkel schijndood. De verwoesting is slechts oppervlakkig - of liever, al is zij werkelijk, zij is herstelbaar, en wordt, inderdaad, elken dag hersteld. Even als de vervallen kerk, die de H. Franciscus van Assisi met eigen handen weer oprichtte, wordt de verwoeste bouw der Kerk voordurend en geleidelijk weder opgetrokken. Zelfs in den barsten winter schuilt nog eenig leven in de boomen des wouds. Zooals Cardinaal Newman het zegde in zijne grootsche redevoering over ‘de tweede Lente’, zijn het niet de bladeren der boomen, maar onsterfelijke zielen, die ontkiemen in de nieuwe geestelijke Lente. - Is het tafereel dan zoo donker als het schijnt? Voorzeker neen. En vooreerst: Ierland heeft nooit zijn geloof verloren. Spijts vooroordeel, onrechtvaardige wetten en vervolging, bleef het ‘Eiland der Heiligen’ steeds trouw aan de Kerk. Zelfs in het Noorden, waar de Iersche inboorlingen door Elisabeth en Cromwell werden uitgedreven, zijn de Katholieken nog eene sterke minderheid. Onder den Engelschen adel zijn menige katholieke familiën, - de hertog van Norfolk aan hun hoofd, - die steeds het geloof bewaarden. In het Noorden van Engeland en in eenige deelen der middengraafschappen, zijn er distrikten, door buiten squires en boeren bewoond, die allijd den godsdienst getrouw bleven. | |
[pagina 463]
| |
In menig oud buitengoed kan men nog, onder het dak, de ‘priesterkamer’ zien, waar, in de donkere vervolgingstijden, mis werd gelezen en godsdienstige leering gegeven. Een oude geestelijke van Wallis vertelde aan schrijver dezes, dat hij zich nog herinnerde hoe hij, kind zijnde, de boeren van Wallis het kruisteeken had zien maken, bij het binnentreden in de parochiekerk. En toen Wesley onder de mijnwerkers van Cornwall ging prediken, vond hij daar nog vele oude menschen, die den Rozenkrans baden! Het vuur was niet uitgedoofd: het smeulde nog, en slechts een kleine ademtocht was noodig, om het te doen opvlammen. Er bestaat in Derbyshire eene parochiekerk, die nooit aan de ‘Hervormers’ werd overgeleverd. In Sussex en in Cornwall, zijn er twee kloosters waar de Godslamp nooit uitdoofde. En overal, in fabrieksteden en zeehavens, vindt men de geloovige Ieren om de kern te vormen eener katholieke bevolking. De negentiende eeuw in Engeland is merkwaardig voor de herleving van het katholicisme. De wreede strafwetten tegen de katholieken werden afgeschaft; het Parlement, de Rechtbanken, het Leger, het Zeewezen gingen open voor de katholieken. Wijlen Lord Russell, in leven Lord chief Justice, was een Iersche katholiek. Onze goede Koningin, hoewel het officiëele hoofd der kerk van Engeland, toonde zich steeds welwillend en verdraagzaam jegens de belijders van andere godsdiensten. Zoo werd van lieverlede de weg gebaand voor de katholieke herleving onzer dagen. De ‘Oxford-Beweging’ is gansch de katholieke wereld door gekend. Haar eerste uitslag was de bekeering der Cardinalen Newman en Manning, alle twee mannen van geleerdheid, welsprekendheid en edel karakter. Door velen werd hun voorbeeld gevolgd: edelen, staatslieden, vakmannen (onder dewelke talrijke rechtsgeleerden) en, natuurlijk, vele geestelijken. | |
[pagina 464]
| |
Van deze werden er eenige priesters; andere, die getrouwd waren, moesten een aangenaam en gemakkelijk leven verwisselen tegen armoede en ontbering. Maar het voornaamste punt is dat deze stroom, die over zestig jaren begon te vloeien, ofschoon in zijne aanvankelijke sterkte verminderd, steeds en zonder onderbreking blijft voortvloeien. Gedurende de laatst verloopen weken hoorde schrijver gewagen van de bekeering van den voornaamsten ‘Ritualistischen’ geestelijke der Engelsche provinciën. Toen de schrijver nog een kind was, wees zijn vader hem eenen heer aan, en zegde: ‘Dat is een Roomsch-katholieke.’ Thans is dit zicht niet meer ongewoon. Onder des schrijvers eigen naastbestaanden zijn meer dan dertig katholieken. Drie hunner zijn priesters (waaronder twee jezuieten) en eene is eene non. ‘Ex uno disce omnes.’ Onder die klas van Engelschen, die men ‘simple gentlemen’ kan noemen, heeft bijkans elke familie een of meer katholieken. In Londen alleen zijn er nagenoeg honderd katholieke kerken. In Groot Brittanië (Ierland niet inbegrepen) zijn meer dan 3000 katholieke priesters, en tusschen twee en drie millioen katholieken. In de laatste 300 jaren bouwden de Protestanten slechts twee nieuwe kathedralen; in de laatste 50 jaren bouwden de Katholieken er twaalf! Met het dagen der nieuwe eeuw zal de nieuwe hoofdkerk van Westminster, grooter dan menige oude kathedraal, voor den godsdienst geopend worden. En zoo vloeit de stroom voort, als een kalme vloed, zonder gerucht of drukte, maar altijd in omvang toenemend, tot dat hij de zee bereikt. Maar de katholieke herleving heeft ook haren invloed gehad op de Anglikaansche kerk. Zelfs daar waar de anglikaansche geestelijken zich niet aan den Heiligen Stoel onderwierpen, gevoelden zij de werking van de katholieke strooming. Hun leven werd vromer, zij begonnen, meer te houden van studie en geleerdheid. Het Sakrament des Doopsels wordt | |
[pagina 465]
| |
met meer zorg en eerbied toegediend. De grondwaarheden van het Christendom, de Menschwording, de Godheid van Christus, zijn met meer duidelijkheid en zekerheid onderwezen; en zoo wordt de grond geleidelijk bereid voor het goede zaad. Enkele dier goede lieden, waarvan vele te goeder trouw zijn en een heilig, zelfverzakend leven leiden, worden omtrent veel punten angstvallig: den waren oorsprong der Kerk, den echten zetel van haar gezag, de geldigheid hunner orden. Van de zulke kan men met Tennyson zeggen: ‘Een kindje schreiende in den nacht
Een kindje schreiende naar licht,
Met geene taal dan met een kreet.’
En bij velen wordt die kreet duidelijk en is de nacht veranderd in den schitterenden dag van Gods waarheid, en eens te meer groeit de stroom van 't katholiek leven. Hiervan heeft het einde der 19de eeuw het bewijs gezien. Elke groote stad bezit vele katholieke kerken; bijna iedere kleine marktstad heeft hare ‘zending’. Zelfs op het platte land draagt de katholieke boom vruchten. In een dorp van Warwickshire zag de schrijver de boeren hun gereedschap wegwerpen en knielen bij 't kleppen van 't Angelus. De tijd zal komen dat zoo iets niet zonderling noch zeldzaam meer zal wezen. Reeds keert Engeland traag zijne oogen naar het licht. Al wat noodig is, is het gebed, het geduld, het vermogen om onze geschiedenis in het verleden te begrijpen, en onze moeilijkheden in het heden; en eenmaal zal de zon haar toppunt bereiken en de duisternis zal verdwijnen.
Arthur Wentworth Powell, M.A. |
|