| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Germania. October 1900. Neemt het artikel over dat Julius Sabbe in Neerlandia wijdt aan baron Aug. de Maere van Aertrycke en kondigt eene studie aan van Sabbe over den strijd door de Maere gestreden voor Brugge-Zeehaven, alsmede over de Maere ‘als Neerlandist en Germanist’. - Katholiek und National, eene bladzijde uit het boek van Max Bewer Der Papst in Friederichsruh. Schrijver veronderstelt dat Z.H. Leo XIII, als gast te Friederichsruh verwijlende, met Bismarck in gesprek is over de wederherstelling der geloofs-eenheid in Duitschland.
't Is bijzonder Bismarck die spreekt, en benevens sommige punten waar er op af te dingen ware, b.v. de wereldlijke macht der pauzen, kunnen wij katholieken zijne redeneering aannemen. In een wezenlijk gesprek tusschen de twee hier voorgestelde personen, zou Z.H. de paus voorzeker aan Bismarck hebben doen opmerken hoe het katholiek ideaal in geener mate strijdt met de nationale gedachte. - Verslag over het 4e Natuur- en Geneeskundig Congres. - Vervolg van Prof. Dr Fritsche's studie Die französische Kriegslyrik des Jahres 1870-71 in ihrem Verhältniss zur gleichzeitigen deutschen. - Contrasten door Virginie Loveling. De tegenstelling van 't barontje en 't baronesken is levendig. - Begin eener studie van H. Kraeger. Wilhelm Busch als Lyriker und Symbolist. - Groet aan den Rijn, verzen van Omer Wattez.
De Vlaamsche Kunstbode. October 1900.
Nog onze taalstrijd. Jan Boucherij laat hier de rede herdrukken door hem uitgesproken te Gent op het laatste taal- en letterkundig Congres. - Verzen van Jan Boucherij (De tweede moeder) en van P.P. Denys (Bij het standbeeld van De Bruyne te Blankenberge). - Vervolg van Fr. Van de Weghe's studie: Geschiedenis der Nederlandsche Taalkunde in Vlaanderen. Schrijver handelt over de Neckere's Bewerp van Vlaemsche Spelling. (IJper, 1815) en over de Taalstudiën van Mulle, de Grave, Peter Lebrocquy, Delfortrie, Delepierre, Mgr de Haerne, Franquinet, Delecourt, enz. Voorts eene welgevoelde hulde aan zaliger baron de Maere en Albr. de Vriendt.
Tijdschrift van het Willemsfonds. October 1900.
Een Kermisvogel, novelle van Om. Wattez, niet slecht geschreven, maar niet aangrijpend. - A. Vermast deelt wetenswaardige bijzonderheden mede over het plukken der hoppe in de streek van Poperinghe. - De dood van Rik, novelle; schrijver, hij teekent J.K.,
| |
| |
heeft aanleg. - Waarneming bij de totale zoneclips van 24 Mei, door E. Verschaffelt. - Uit het verslag van het algemeen bestuur vernemen wij dat het Willemsfonds 2364 leden heeft tegen 2429 in 1899; de ontvangsten bedragen 15,958,92 fr.
Vlaamsche Zanten. November 1900.
Over de kinderspelen: Er wordt gehandeld over het ringsteken, het toernooien, en het topspel. - Over de gebruiken op Driekoningendag, eene bladzijde van vrouw Weyn. - Ons Heer en Sint Pieter, eene volksvertelling uit het land van Waas, door F. Verbeeck. Waarom niet Ons Heer en den schoenmaker, van St Pieter is immers geen spraak? - Van O.L. Vrouw die naar Egypte vlucht, legende verteld door vrouw Weyn. - P. Pauwels deelt in cijfermuziek een liedeken mede door de strijksters van Gent en omstreken gezongen en H. Heyman eenige berijmde volksgebedekens. - Vervolg van J. Van Vlierberghe's studie Over onze Veldkapellen.
Volkskunde. 13e j. 3e afl.
Vervolg van A. Van Werveke's studie: De ontucht in het Oude Gent. - L. Knappert geeft uitleg over de palmpaasch. - Van A. De Cock het vervolg van Spreekwoorden en Zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en Volkszeden. Worden besproken: den draak steken met iemand; voor iemands pijpen dansen; de poppen zijn aan 't dansen; Jan Klaassen; iemand met apenmunt betalen; zijn tong slaat ijzer; alles (zijn naam, zijn leven) op het spel zetten. - Voorts wordt eene zangwijze medegedeeld van het bekend volksliedje van Laura, en eene vertelling van een boer die verscheidene heeren beet nam.
Het Katholiek Onderwijs. Nov. 1900, deelt een brief meê van minister de Trooz van 20 Sept. ll. gericht aan de hoofdopzieners voor 't lager onderwijs, om de aandacht te vestigen op het schoolbezoek en de noodzakelijkheid de kinderen tot vaderlandlievende burgers op te kweeken. - In dit zelfde nummer eenige goede aanteekeningen over Het Volk in Oostenrijk-Hongarije.
Alvoorder. Tweemaandelijksch tijdschrift. Nr 1. October 1900.
‘Hoofdzakelijk, zoo luidt het in de inleiding, willen we werk geven, werk, wellicht niet altijd volledig rijp, wij verkiezen zooals Georges Eekhoud eenmaal schreef als voorwoord aan “Le Coq rouge”, boven alles: “la candeur et la gaucherie, mais la virginité verbale et émotionnelle du débutant...” We maken geen afbreuk aan wie of wat ook. Ons doel is enkel een onafhankelijk algemeen tijdschrift te hebben, open voor elke richting op kunstgebied. We blijven rijk aan eerbied voor de meening van anderen, en volgen aandachtig elk streven’. Verzen van R. De Clercq, Karel van de Woestyne, Arie Belen, Jef Mennekens, Leo van Riel, Willem Gyssels, Karel van den Oever, Adolf Herckenrath, Jan Eelen, A. de Rudder, Victor de Meyere en Lode Baekelmans, natuurlijk van soorten. H. Ursmarus' Hoogdag van Herman Teirlinck is wel 't beste prozastuk, maar 't karakter van den pastoor!
Bulletin de la Société de Médecine mentale de Belgique, Septembre 1900.
Belangrijke mededeeling van Dr L. de Rode over den invloed der cellulaire opsluiting op de geestesvermogens der gevangenen. Schrijver besluit:
| |
| |
‘1o) De vormen van krankzinnigheid die in de celgevangenissen voorkomen, hebben geen bijzonder voorkomen en zijn gelijk aan de gewone vormen die men in 't dagelijksch leven ontmoet.
2o) 't Getal gevallen van krankzinnigheid is niet grooter in de celopsluiting dan in de gewone gevangenissen.
3o) De gevallen van krankzinnigheid die in de celopsluiting voorkomen, zijn minder ernstig en van korter duur dan die der gewone gevangenissen.
4o) 't Getal der krankzinnige ziekten bij celgevangenen kan voorzeker verminderd worden, door een nauwer toezicht op de veroordeelden te houden, en enkel tot de celopsluiting diegenen te veroordeelen wier geestestoestand volkomen normaal schijnt.’
Ook nog te vermelden een brief van een doktor uit Rusland waarin onder andere te lezen staat dat er bij Ostrog, in 't Poolsch land, een dorp ligt door Tartaarsche musulmannen bewoont, die van vóor vele eeuwen reeds als bekwame genezers der zinneloosheid beroemd zijn. De kranken die er hun toevlucht nemen worden bij de boeren uitbesteed. Tot genezing leest men over hen gebeden uit den Koran. Niet alleen Mahometanen, maar ook Joden en Kristenen zoeken er hulp en verbetering. Een klein Russisch Gheel dus.
Dr Fr. M.
Revue Sociale catholique. 1 November 1900.
L. Banneux ontleedt de Monographie van M. Ansiaux: Le tressage de la paille dans la vallée du Geer. ‘C'est en résumé la ruine complète et prochaine du tressage de la paille en Belgique que laisse entrevoir l'étude consciencieuse de M. Ansiaux.’ Vervolg van E.h. deken De Grijse's merkweerdige studie La démocratie catholique. - Belangrijke sociale kroniek van Hector Lambrechts, waarin gehandeld wordt over de sociale gebeurtenissen, laatst voorgekomen in Duitschland en Oostenrijk. Voorts verslag over de voordracht van E.p. Ceslas Rutten den 26 October gehouden in de Société d'Economie Sociale over Le houilleur belge, sa situation matérielle et morale. ‘Généralisons partout l'usage des lavoirs-bains; faisons connaître les avantages de l'institution des hôtelleries ouvrières; supprimons le travail complet du dimanche; faisons apprécier l'oeuvre des retraites ouvrières; faisons l'éducation syndicale de nos mineurs; fondons écoles ménagères, coopératives catholiques; déracinons enfin la défiance de l'ouvrier mineur envers les choses supérieures et prouvons lui par des actes que nous l'aimons.’
Tijdschrift van het Kon. Nederl. genootschap voor Munten Penningkunde, 8e jaargang, no 4, bevat een artikel van Zwierzina over Nederl. penningen geslagen na 1863, een ander van Marie De Man, over munten versierd met de teekens van het dierenriem, vooral naar Catalogue of indian coins in het Britsch Museum.
De Nederlandsche Spectator, no 39.
Een uitvoerig artikel van S.R. Steinmetz, getiteld Slavernij, naar aanleiding van Nieboers Slavery as an industrial system, vervuld met zeer practische opmerkingen ten beste der nauwkeurigheid in de sociologische wetenschap.
Nederlandsch archief voor kerkgeschiedenis (vroeger Archief voor Nederlandsche kerkgeschiedenis) I. Pijper, Een keerpunt in de geschiedenis van het pausdom, beweert dat het verblijf van den paus
| |
| |
te Avignon geene overwinning is voor de wereldlijke macht in Frankrijk; en wat de Tempeliers betreft daarin handelde de paus minder afhankelijk van Philip den Schoone dan men wel vermoedt.
De heer de Hoog geeft een supplement op wijlen Arnolds lijst van martelaren, en Verdam een aflaatsbrief der 14e eeuw, met zeer aardige bijzonderheden omtrent het kloosterleven.
De begaafde philologus drukt geen twijfel uit omtrent de onver-valschtheid van dezen brief, ofschoon noch dag, noch datum, noch plaatsnaam er in voorkomt, alsmede geene onderteekening of naam eens gezagvoerders wordt opgegeven. Verdam schijnt er dus niet aan te twijfelen dat, in de 14e eeuw, zekere nonnetjes een aflaat konden verkrijgen voor elke koe die zij melkten. Het zijn toch aardige mannen, die philologen!
De Gids. October 1900.
Slot van Couperus' Indischen roman: De Stille kracht. Waarom toch al die zinnelijkheid? Er is in de Hollandsche bezittingen toch wel wat anders! Zoo een roman kan een treffelijk mensch niet zonder blozen lezen. - C. Th. van Deventer bespreekt drie onlangs verschenen boeken over Indië. Van Augusta de Wit's Facts and fancies about Java wordt veel goed gezegd ‘niet alleen ter wille van haar artistieke natuurbeschrijvingen verdient Mej. de Wit te worden geprezen. Even nooi als de natuur weet zij ook de menschheíd en het leven te zien.’ B. Veth krijgt duchtig op de kneukels voor zijn: Het Leven in Nederlandsch-Indie. Er wordt hem verweten niets goeds in Indië te vinden, oppervlakkig en partijdig te zijn. Van Deventer, steunende op zijn 15jarige ervaring op Java en de bezittingen daarbuiten, vat zijne meening zoo samen: als ik ‘de Europeesche samenleving in Indië vergelijk met de maatschappij der “fatsoenlijken” in Nederland - want alleen met deze kan de uitsluitend uit bourgeois bestaande Europeesche samenleving in Indië vergeleken worden - dan aarzel ik aan welke ik de voorkeur moet schenken, zooveel is er in beiden dat aantrekt en dat afstoot.’ Veel goeds wordt verder gezegd over J. Chailley-Bert's Java et ses habitants. Prof. Molengraaff in Eene juiste leuze bespreekt de Evenredige vertegenwoordiging, bijzonder het Belgisch stelsel. Hij is er voorstander van en besluit: ‘De leuze van hen, die bij de in het volgend jaar te houden verkiezingen de regeling van het kiesrecht opnieuw aan de orde wenschen te stellen, mag dus niet wezen: Grondwetsherziening om te komen tot algemeen kiesrecht, maar behoort te luiden: Grondwetsherziening om te komen tot algemeen kiesrecht met evenredige vertegenwoordiging. Het een niet zonder het ander.’ - Sonnetten van Helène Lapidoth-Swarth; in de letterkundige kroniek wordt de roman van M. Wagenvoort: De Droomers besproken. ‘De heer Wagenvoort schenkt ons den roman van den Anarchist... het terrein waarop M.W. zich het gemakkelijkst beweegt, waarop hij de dingen en de menschen het zuiverst ziet, is dat van de klein-burgerlijke novelle. De gedeelten in dezen roman, waarin hij exotische en excentrieke personen laat optreden, lijken mij moeilijk bewerkt, onzeker van teekening.’
Novembre 1900.
In Geen werk schetst Frans Netscher een jongen aardwerker die vruchteloos werk zoekt en honger lijdt. Misschien wat te somber. - Het Panislamisme, begin eener lezenswaarde studie van L.W.C. van den Berg. ‘In elk geval zoude het van groote politieke kort- | |
| |
zichtigheid getuigen, eene beweging als het Panislamisme voor den Oost-Indischen Archipel, op grond van de eigenaardige opvattingen, n vele streken daarvan bestaande, als van geene praktische beteekenis te beschouwen.’ Spinozabespiegelingen, door Prof. van der Wyck. - Volksweerbaarheid, door S. van Aken: ‘Het doel, een weerbaar Nederlandsch volk, zal slechts dan kunnen worden bereikt als een legerorganisatie wordt vastgesteld op den grondslag van algemeenen oefenplicht in het leger en bovendien de lichamelijke opvoeding van de jeugd vóor het indiensttreden wettelijk wordt geregeld.’ - Voorts vijf liedjes van P.C. Boutens.
Taal- en Letteren, 10. Nagenoeg de geheele afl. wordt ingenomen door eene uiterst leerrijke, en daarbij vinnig en prettig geschrevene lezing over Taal- en Spelling, eenigen tijd geleden te Gouda door J.H.v.d. Bosch gehouden. Zij loopt van bl. 425 tot 452. Een der kernachtigste en der aantrekkelijkste pleidooien welke ten voordeele der vereenvoudigings-voorstellen zijn geschreven geworden. We halen er een en ander uit aan; doch ze verdient ruimschoots in haar geheel gelezen, - en naderhand ook nog een keer of twee te worden herlezen. Wat we aanhalen moge daartoe aanzetten. - ‘Spelling is de aanduiding van de taal met teekens. 'n Woord is 'n klank... Het spreekt dus van zelf dat de natuurlike regel van spellen is: op den klank af. Met z'n wetenschappelike naam heet dit: de fonétiese regel... De Taal verandert, en achter haar aan verandert de Spelling op den duur mèt haar... In de XVIIIc eeuw zat als 'n hoofd-dogma in de menschen, dat Taal niet veranderen mocht; dat taalveràndering taalverbastering was, iets kwaads, bederf... Op het laatst van de XVIIIe eeuw was het ook dat vele klassiek gevormde mannen er zich voor beijverden, om wat er noch te wensen overbleef ten opzichte van de Eenheid van Spelling en grammatikale vorm in orde te brengen, en de XVIIIe eeuwse Eenheid te kodificeren, en te bestendigen voor de eeuwigheid... Krachtig protesteerde Bilderdijk... In 1855 slaat Roorda, hoogleeraar te Leiden, voor, niet meer te schrijven de etymologiese n van het lidwoord enz.; dus altijd de grote man, de harde stoel... De Vries beschouwde Roorda's beginselen “als zeer gevaarlijk en verderfelijk”... Het slechte tijdperk 1860-1880, toen heel de naatsie op banen van valse ontwikkeling raakte, was aanstaande... Na 1880 komt nu echter de reaksie... Het is merkwaardig om te zien wat onze eerste schrijvers zich omtrent ei en ij, dubbele en enkele e en o permitteren. Zelfs onder de ouderen, bij de meeste geletterden onder hem vertoont zich die onzekerheid en onverschilligheid. Het schrikwekkendste voorbeeld hiervan is Prof. ten Brink in z'n geïllustreerde Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde...’
‘Wat gaan we nu doen? Spelling van nature fonèties, wordt van nature op den duur etymologies: de woorden staan dan niet meer in de vorm die ze in ons hebben, maar in 'n vorm die ze hadden bij vòòrvaderen van ons... Waarin zal bestaan ons bewust vereenvoudigen? In 't uitbannen van de Etymologie, de dooie vormen.’
Achtereenvolgens licht v.d. Bosch nu toe het niet schrijven van den, dien, dezen, wien, door de menschen die spreken de, die, deze, wie; - het niet schrijven van mensch, asch, bosch, door menschen die spreken mens, as, bos; - en vooral behandelt hij op duidelijke en overtuigende wijze het onzinnige van het grootendeels willekeurig onderscheid der enkele en dubbele e's en o's. Voorts worden nog behandeld 't sisteem voor 't schrijven der samenstellingen, van De Vries en Te Winkel, en hun orthographisch stelsel voor de vreemde woorden; aan het slot
| |
| |
wordt dan betoogd hoe ook in 't belang van 't onderwijs, en van de verspreiding onzer Taal, het venschelijk is dat de voorstellen tot vereenvoudiging van de spelling spoedig de zege behalen.
De Hollandsche Revue. October 1900, begint met eene schoone plaat, voorstellende H.M. Koningin Wilhelmina en Z.H. Hertog van Mecklemburg-Schwerin. - Eenige wetenswaardigheden uit de N.R.C. over het bezoek van den Sjah van Perzië aan Constantinopel en het Panislamisme. De sultan heeft laten voelen dat hij in zijne hoedanigheid van Chalief of beheerscher der geloovigen zich hooger en verhevener acht dan een eenvoudigen Mahomedaanschen potentaat. De Turksche bladen hebben dit uitgebazuind als eene zeer belangrijke gebeurtenis voor de Moslimsche wereld. De Sjah heeft echter zijne ontevredenheid duidelijk laten blijken. - In de karakterschets wordt gehandeld over G.E.A. Van Hall, direkteur van de prins Hendrik-stichting te Egmond a/Zee, het toevluchtsoord voor oude en gebrekkige zeelieden. De geschiedenis en inrichting van dit oudemannenen oudevrouwenhuis wordt breedvoerig besproken. Als boek van de maand: Om de Keizerskroon, de geschiedkundige roman van J.B. Van der Lans.
De Katholieke Gids. November 1900.
Begin eener studie, geteekend Dimondo, over den H. Thomas Becket. - Een ploertig boek, zoo noemt A.J. Oostdam Meerkerk's studie: Multatuli, omdat dit boek, waarin de feilen van Multatuli breed worden uitgemeten, opgedragen wordt aan diens kinderen Max en Nonnie. - Toch opwaarts, vervolg van een Socialen roman, door H.J.B. Küppers.
De Arbeid. - Derde jaargang, aflevering 1.
De Arbeid is in een nieuw kleed gestoken en wordt maandschrift voor Nederland en België. Ed. Verburgh blijft redacteur voor Nederland, Victor De Meyere wordt hoofdopsteller voor België. En de richting, blijft zij dezelfde?
Veel verzen in dit eerste nummer, van De Meyere, Herman Teirlinck, Jan Eelen, Adolf Herckenrath. In den Blinde Dichter van Herman Teirlinck steekt veel goeds, ook in Verzen van Jan Eelen. Van Emile Verhaeren een klein lief stukje: Soir de village en Campine. - Wereldnacht van Marie Marx-Koning, breed van trekken maar wat somber. - Het ontwaken door Ed. Verburgh. - Vreemd het Dolle Lied van P. Heimaaier. - Niet slecht verteld Hooidag van Lode Baekelmans.
Wetenschappelijke Bladen. November 1900.
China en de Europeesche diplomatie, door Elisée Reclus uit l'Humanité nouvelle. Schrijver vindt een goeden kant in den Chineeschen oorlog: ‘Het gele gevaar’, waarvoor zooveel schrijvers ons om strijd willen bang maken, is in hoofdzaak hersenschimmig. Er is geen spraak van, dat de Chineezen ooit, als eenmaal Hunnen en Mongolen, de beschaafde wereld te vuur en te zwaard zullen verwoesten. Evenmin behoeft m.i. Europa's nijverheid te sidderen bij het denkbeeld, dat eenmaal de lage werkloonen van het verre Oosten een doodelijke concurrentie zullen veroorzaken. Maar wel bestond er een ernstig gevaar, dat het den czaar gelukken zou, om telkens nieuwe millioenen onkrijgshaftige lieden uit het hart van Azië bij zijne onderdanen te voegen, terwijl hij Europa met liefelijke vredesklanken poogde in slaap te
| |
| |
wiegen... Zou die regeering er wel bezwaar in vinden om geheel Midden-Azië op het beschaafde Europa los te laten?
Dat beschaafde Europa mag zich met volle recht geluk wenschen met het gedenkwaardige feit, dat er, voorloopig althans, daarbij een spaak in 't wiel is gekomen. De begoocheling van Rusland's onoverwinnelijkheid is verbroken sedert Chineesche troepen de ongehoorde vermetelheid hebben gehad om Blagowestsjensk van den anderen Amoer-oever af te bombardeeren, bruggen te doen in de lucht springen, ijzeren sporen onbruikbaar te maken, enz. enz.’ - Onze Zuid-Afrikaansche Kolonisten uit The Westminster Review. A.W. Livesey vreest dat de Zuid-Afrikaansche oorlog op eene algemeene ontbinding van het Britsche rijk zou kunnen uitloopen. De Engelsche kolonisten in Zuid-Afrika moeten heel misnoegd zijn; de oorlog is niet hun oorlog, zij vroegen geen stemrecht in Transvaal; in hun handel en eigendommen hebben zij door den oorlog veel geleden. Als de oorlog ten einde is zal er meer soldatenmacht in Zuid-Afrika gehouden worden dan voorheen, nog eene reden van misnoegdheid. Zij ondervinden daarenboven dat de Engelsche overmacht niet zoo moeilijk ware om af te schudden; wat al last heeft Engeland niet met het klein Boerenvolk. Het zou schrijver geenszins verwonderen stonden de Kolonisten op onder aanleiding van een talentvol man. Wie zou deze wel kunnen zijn? Cecil Rhodes. Het onafhankelijk Zuid-Afrika zou uit twee groepen van federatieve Staten kunnen bestaan: Transvaal en Oranje Vrijstaat, en aan den anderen kant de voormalige Engelsche koloniën. De Kaapkolonie zelf zou kunnen in twee afgescheidene staten verdeeld worden: een zuidelijk gebied langs de kust dat al de groote steden bevat en waar de meerderheid der bewoners Engelschen zijn en een noordelijk binnenlandsch gebied bijna uitsluilijk door Hollanders bevolkt. Een man van Krugers merkwaardige diplomatieke talenten zou in Rhodes wel den man kunnen zien om zulk een plan te verwezenlijken. Als zoo iets in Zuid-Afrika zou gelukken, dan zouden de andere Engelsche koloniën wellicht nadoen. - In dit zelfde nummer nog een lezenswaard artikel van E. Brausewetter uit Nord und Süd over den Noordschen schrijver Jonas Lie. Schrijver kenschetst niet slecht de Noordsche dichters over 't algemeen. ‘Vooral de grootsten onder hen beginnen met werken waar de invloed der natuur-mystiek nog in natrilt en waarin tevens eene neiging tot romantiek of tot eene mystische neveligheid in is waar te nemen; dan ontwaakt in hen de polemist, de scherpe waarnemer van het leven. Zij scheppen dichtwerken die over het tegenwoordige handelen, werken, die bijna tendenz-werken genoemd zouden kunnen worden, daar zij zich met vraagstukken van den dag bezighouden; zij brengen grootsche scheppingen voort, waar het het weergeven van het werkelijke leven geldt. Maar meer en meer in de problemen doordringende, er meer en meer de menschelijke ziel in zoekende, komt plotseling de erkenning voor de reusachtige macht van het onverklaarbare in het leven, het voelen, het handelen van den mensch en zij willen nu nog slechts dit mystische duidelijk, aanschouwelijk maken, het laten werken met zijne gansche tooverkracht.’
Ons Tijdschrift. Afrikaansch Familieblad. October 1900.
Ons Tijdschrift en Het Afrikaansch Familieblad zijn versmolten. Dit is het eerste nummer van het nieuw tijdschrift. Als eerste artikel twee bladzijden over Generaal Christiaan De Wet met portret. - Daarop volgt eene Zuid-Afrikaansche novelle: Het Kaffer- | |
| |
circus, niet slecht verteld. - Voorts eenige gedichten over den Zuid-Afrikaanschen oorlog, bijeengelezen uit de Nederlandsche bladen, eene geschiedkundige bijdrage over de strijdvraag: Heeft Nederland de Kaapkolonie verkocht, en eene korte wetenschappelijke bijdrage over Het schieten op de wolken.
Neerlandia. October 1900. Niet veel bijzonders in dit nummer. Eene bijdrage over den Vooruitgang van het Hollandsch gedurende de laatste kwarteeuw in Zuid-Afrika, en eenige wetenswaardigheden nopens zaliger baron de Maere van Aertrycke.
Das litterarische Echo, 15 October 1900.
Berlins Vorherrschaft (Erich Schlaikjer). - Eenige aanmerkingen op het aldus betiteld vlugschrift van Fritz Leenhard.
Neue ènglische Romane (Max Meyerfeld). - Er wordt o.a. gesproken van twee nieuwe romans van de zeer populaire Engelsche romanschrijfster Marie Corelli. De eerste ‘Boy’ is het lijdensverhaal van een kind dat ten gevolge van een verkeerde opvoeding alle levensvreugd mist; de andere, ‘Master-Christian’, is een wilde uitval tegen de Kath. Kerk die tegenwoordig in Engeland veel veld wint en met alle kracht dient bevochten te worden.
Finlands Moderne Dichter. - Naar aanleiding van een gebrekkig bezorgde bloemlezing van Ernst Brausewetter, maakt Albert Geiger ons bekend met de voornaamste Finlandsche dichters, zooals Runeburg, Juhani Aho en Karl Tavastjerna. Overheerschende karaktertrekken: levendig natuurgevoel, lyrische vlucht.
Aus der Kunstlitteratur (Max Osborn). Beknopt overzicht van eenige in- en uitheemsche boeken handelend over kunst.
Ein englisches Riesenwerk. Hiermee bedoelt Max Mendheim het ‘Dictionary of national Biography’: a-b-c-gewijs geschikte levensschetsen van de voornaamste groote Engelschmans van oudsher tot heden toe - de levenden uitgesloten. - 't Werk omvat 63 dln. Het werd hoofdzakelijk vervaardigd door Leslie Stephen en Sidney Lee.
Overzicht van tijdschriften, boekbeoordeeling, enz.
J.D.C.
Le XXe siècle, revue d'études Sociales. October 1900.
Uitvoerig verslag van het Congres van den derden regel van den H. Franciscus, te Rome gehouden van den 22 tot den 26 September ll. De verhandelingen van dit Congres werden in onze dagbladen nog al besproken. Vele leden van den derden regel zouden meer en meer een socialen geest in de orde willen verspreiden. Zij willen getrouw zijn aan dit woord van onzen Heer Jesus Christus aan Margareta van Cortona: ‘Met uwe broeders te dienen dient gij mij.’
Sommigen, die vreezen dat men te ver zou kunnen gaan, hebben willen doen gelooven dat de maatschappelijke richting in 't Congres te Rome werd afgekeurd. Daar is niets van waar. Integendeel. ‘De onsterfelijke encycliek over den toestand der werklieden, zegde de voorzitter van 't Congres, Cardinaal Vivès, is zij niet de loutere geest van St Franciscus?’ Leo Harmel mocht de woorden aanhalen van Z.H. den paus in zijnen biief van 25en November 1898 aan de Minderbroeders: ‘De H. Franciscus, zoo leeren wij, en zijne bekendste volgelingen, offerden zich heel en gansch op voor 't volk en hadden de gewoonte te werken voor het algemeen welzijn met vurigen ijver... Het oogenblik is voor U gekomen deze zelfde gedragslijn te volgen. Zoo ooit het geluk der Staten in hooge maat op het volk berust heeft, dan is het wel in onzen tijd.
| |
| |
Daarom moet men van dichtbij het volk leeren kennen, dat niet enkel dikwijls ten prooi is aan ellende en lijden, maar nog omringd is door strikken en gevaren. Men moet het volk met liefde helpen met het te onderwijzen, het te waarschuwen en het te troosten.’
Zeggen dat het Congres de maatschappelijke werking van den derden regel heeft afgekeurd ware beweren dat het 's pauzen leering heeft verworpen.
Men heeft de woorden van E.P. David Fleming, algemeenen secretaris van 't Congres ingeroepen. Ziehier echter wat hij zei, hij bepaalde wat men moet verstaan door maatschappelijke werking van den derden regel: ‘De derde orde is geene bijzondere school van volkshuis-houdkunde, noch een politiek oorlogstuig ten dienste van eene partij. Zij heeft voor doel apostolische mannen te vormen die dan in alle inrichtingen waar zij zullen komen de christelijke liefde en den geest van St Franciscus zullen dragen.’ Dit is nu wel geene afkeuring.
The Nineteenth Century. Juli (1-172), Augusti (173-344), September (325-520), October (521-684), November (685-880).
Over den oorlog: de lessen van den oorlog: een ontworpen maatschappij (1-4 en 173-184). - Soldaten als kolonisten in Zuid-Afrika, door kolonel Stopford (17-26). - Onze infanterie, door Lord Northbrook (196-198). - Hoe men paarden voor den oorlog moet africhten, door W.S. Blurt (198-207). - Een Amerikaansch oordeel over den Boeren-oorlog, door Ed. J. Hodgson (272-284). Hij zet de Amerikanen aan, vriendelijk jegens Engeland te zijn liever dan jegens de Boeren. De Amerikanen hebben immers van wegen Engeland steun gevonden in den oorlog tegen Spanje; de Boeren hebben den oorlog verklaard, en Engeland was onvoorbereid; de Engelsche regeering is beter dan de Transvaalsche; met de Boeren heeft Amerika geene handelsbetrekkingen als met Engeland. - Het werk van de officiers in den oorlog, door colonel L. Hale (357-372). - De Zuid-Afrikaansche oorlogs-hospitalen, door Dr Guthui (510-520). - Lessen van den oorlog (695-729). - De gesneuvelden en de nijverheid, door J.H. Kitchin (815-820). Men heeft beweerd dat de werkongevallen zoo talrijk zijn als de oorlogs-ongevallen. De werkman echter loopt in den oorlog, volgens statistische studiën, vijfmaal meer gevaar, zonder de ziekten.
China geeft aan Prof. Max Muller aanleiding om drie artikels te schrijven over de aldaar bestaande godsdiensten: Confucianism (373-384), Taoism (569-581), Buddhism en Christianism (730-742). - Engelands aarzelingen in China en de gevolgen ervan, door H. Norwan (4-17). - De Chineesche opstand, door Ed. Dicey (339-344). - Eene reis in China, door Sir Henry Blake, gouverneur van Hong-Kong (557-568).
De vlucht van het Belgisch leger te Waterloo is het voorwerp van een artikel door Sir Herbert Maxwell (407-423). Volgens hem was het Nederlandsch leger de bucht niet waarvoor tal van schrijvers het genomen hebben. Zij hebben hunnen plicht waardig vervuld. - C. Oman integendeel (629-638) beweert dat de soldaten der beide Nederlanden den slechten naam hebben verdiend welken de Engelschen tot heden toe hun gegeven hebben. Dit is geen beleediging jegens die volkeren, want vroeger en later hebben zij goede soldaten geleverd, doch ten tijde van Waterloo bestond er geen ingericht leger, en de meeste soldaten hadden onder Napoleon gediend en gevoelden ontzag en vrees voor hem. Om zijne stelling te bewijzen haalt schrijver de
| |
| |
getuigenissen aan van de Engelsche officieren en soldaten van dien tijd. Wij verwachten nu een tegenantwoord van Maxwell. Intusschen verzoeken wij den lezer, te onderzoeken, of getuigenissen van soldaten wel vertrouwbaar zijn. De Spaansche en Amerikaansche, Grieksche en Turksche soldaten wisten van hunne tegenpartij niets dan kwaad te spreken, en nu zien wij nog de Engelsche bladen vol brieven waarin de Boeren doorgaan voor lafaards, die loopen gaan zoodra zij een Engelschman zien, en nooit juist schieten.
Kunst en Letteren: De National Gallery in 1900 door H. Spielman (54-74). - Imperialism in de dichtkunst ten tijde van Koningin Victoria, door J.A.R. Marriott (236-249). - Tooneelspelers en oude stukken, door F. Wedmore (249-255). - Er wordt gevraagd: een oorlogsdichter, door Mrs H. Birchenough (639-648). - Vijf nieuwe schilderijen in de National Gallery, door M.H. Witt (648-656). - Het oefenen der stem, door Mevr. W. Teyke (764-776). - De Van Eycks, door W.H.J. Weale (785-791). Schrijver legt uit hoe er zoo eensklaps onvergelijkelijke meesters verschenen zijn als de kunst nog aan 't eerste pogen was. Voorts beschrijving der schilderijen. - Oberammergau, door L.C. Morant (820-825).
Iersche wetten, door M. Mac Donagh (75-88 en 298-314). - Stadskinderen op den buiten, door Mevr. S.A. Barnett (100-107). - Zendelingen in Egypte, door A. Ward (207-219). - De kleine nijverheden in Engeland, door Prins Kropotkin (256-271). - Een volk van Amateurs, door G.C. Brodrick (521-535). De Engelschen zijn algemeen onbekwaam in hunnen stiel: zoowel officiers als advokaten, leeraars, dominé's, stielmannen, kooplieden, omdat zij hunnen stiel onvoldoende leeren, als echte amateurs. - Een oordeel over Nietzsche, door O. Crawfend (592-607). Die wijsgeer heeft hetzelfde uitgangspunt als Schopenhauer, doch daar zijn voorganger menschenhater was en hij integendeel een vroolijk man, is Nietzsche de grondlegger van ‘the dithyrambic theory in life.’ Zijn schitterende schrijftrant heeft veel bijgedragen om hem bij het Duitsche volk bekend te maken. De ‘Nietzschians’ van heden zijn ongelooflijk buitensporig, en 's mans leeringen zijn verdraaid geworden. ‘Nietzsche without his disciples would be a force in the world of thought for whose help in the solution of the problems of life thinkers would be grateful. They would benefit by his utterances, and leave the wild and whirling words spoken during his semi-insanity alone, but this is just what his disciples refrain from doing.’
A.P.W.
Civiltà Cattolica. 6 October 1900.
I. Il plebiscito Romano dell' Anno Santo. - De ‘Civiltà’ vindt in het jubeljaar 1900 ‘un plebiscito romano’. De benaming staat in de Italiaansche kringen niet onbekend, alhoewel niet altijd ter dege gebruikt. ‘Plebisciti’ van liefde, vreugde, rouw, enz. zijn er niet zelden. Te recht noemt de ‘Civiltà’ die algemeene godsdienstige uitboezeming van zoovele duizenden bedevaarders ‘un plebiscito’; zij voegt er bij ‘romano’, omdat katholiek en Roomsch één zijn.
Die drommen bedevaarders zoowel uitheemsche als inlandsche, bewijzen ‘de facto’, dat het Rome der Pauzen blijft wat het was ‘urbs orbis’.
II. La Reità della Dinastia Mauciurese nelle Stragi della Cina. - Uit de navorschingen met kennis en plichtbesef gedaan, blijkt het
| |
| |
langsom klaarder dat de Boxer-oproer toe te wijten is aan het hof der keizerin. Die menschenslachtingen zijn uitgevoerd op aanstooten van twee invloedrijke vorsten der keizerlijke familie, van verscheidene legeroversten, mandarijnen enz. Deze beschuldiging staat onwankelbaar, door de bewijsstukken die men nu heeft; de Civiltà heeft er ook in haar bezit, ontvangen van haren correspondent in China.
20 October 1900.
‘Le scuole elementari in balia dello Stato’. Sinds den aanslag van Monza wordt er in Italie veel geschreven over de hervorming der Italiaansche wetgeving over het lager onderwijs. Maar, terwijl de katholieken de vrijheid van onderwijs verdedigen, willen de liberalen aan den Staat alle macht op het onderwijs toekennen. Volgens men zegt zou zelfs minister Gallo een wetsontwerp gereed hebben en het welhaast in de Kamers voorstellen over de ‘avocazione delle scuole elementari allo Stato’. Daartegen trekt de Civiltà te velde: het ware dwingelandij, een aanslag op de vrijheid der ouders, eene slavernij voor de katholieken, die zouden, op straf van boete, verplicht zijn hunne kinderen naar ongodsdienstige scholen te zenden.
‘Della stela del foro e della sua iscrizione arcaïca’. Schrijver weerlegt de verschillende uitleggingen over het monument en het opschrift ervan op den Forum onlangs ontdekt, uitleggingen voorgedragen door Ceci, Comparetti, Enmann en anderen. Eindelijk aanziet hij de uitleggingen van Gamurrini en van von Duhn als de beste, daar zij te zamen met de bewijzen uit de taalkunde, ook steunen op die der oudheidskunde. Men schrijft het monument toe aan het tijdstip der koningen.
‘Conclusione del Concordato’. Hier is eene belangrijke bladzijde over dit groote feit der geschiedenis. Eerst wordt ons de geestes-toestand van kard. Gonsalvi voor oogen gesteld, als hij, op het laatste oogenblik, toen de overeenkomstige artikelen voor goed zouden geteekend worden, al met eens verwittigd werd dat hij geroepen was niet om het vastgestelde ontwerp te teekenen maar om de bespreking te herbeginnen met twee nieuwe gevolmachtigden, en onder bedwang van binnen eenige uren te moeten zijne toestemming geven. Vol verwondering en teleurstelling gaat hij naar het huis van Jozef Bonaparte, waar abbé Bernier en conseiller Crétet reeds aanwezig waren. Ten 12en begon de bespreking die heel den nacht van 13 en 14 Juli en volgenden morgen duurde. De twee gevolmachtigden van Napoleon schenen niets te weten van het nieuws dat kard. Gonsalvi ontvangen had. Verder bewijst schrijver dat zij, zoowel als de 1ste konsul, medegewrocht hadden in dezen diplomatieken list, om de artikelen door Napoleon gewild, te doen aanveerden. Na zulke lange bespreking, komt men t'akkoord, maar de gevolmachtigden willen nog niet teekenen, vooraleer Napoleon's toestemming te kennen. De konsul, in woede ontstoken, werpt het ontwerp in het vuur.
Daarna onderzoekt schrijver eene samenspraak van Napoleon met Gonsalvi in tegenwoordigheid van geheel het diplomatieke korps, samenspraak over den gemisten uitslag der bespreking. De historische waarheid dier samenspraak wordt ons voorgesteld.
|
|