| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode, Juli 1900.
Vervolg van Dr. Is. Bauwens Melodrama Iwein van Aalst. - Verzen van A.V. Bultynck, J. Stinissen en Jan Boucherij. - Vervolg van Geschiedenis der Nederlandsche Taalkunde in Vlaanderen door Dr. Van den Weghe. Schrijver handelt over de Natuurkundige Woordenboeken (bijzonder van Dodoens) en de Lexikons voor nieuwere talen van G. Meurier, H. Dutour en Mathias Sasbout. Voorts verslag van het Vlaamsch rechtskundig Congres en van de jaarlijksche vergadering der Maattschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
Van Nu en Straks, Juli 1900.
Slot van Karl Federn's studie over Renaissance en Romantiek. Het is ons nog niet mogelijk, onzen tijd, den modernen tijd, te beoordeelen.... Het is gerechtvaardigd en historisch volkomen verklaard, zoo de dichters van onzen tijd voelen dat zij eene gansch nieuwe beschaving uit te drukken hebben, dat zij noch klassiek, noch romantisch, maar modern zijn. Zij moeten zich voorloopig zoo noemen, omdat een naam, die meer zeggen zou, voor die beschaving nog niet gevormd is’ - Jac Mesnil bespreekt breedvoerig de autobiographie van den anarchist prins Ph. Kropotkin Memoirs of a Revolutionist. ‘Een schoon boek, echt, eenvoudig, oprecht.’ - Verzen van Karel van de Woestijne en van Walt Withman. - Uitvoerige bespreking (16 bl.) van Stijn Streuvels, Lenteleven door Alfr. Hegenscheidt. ‘De gang van zijne wording, gelijk wij die kunnen nagaan in dit boek, getuigt dat wij te doen hebben, in dien dorpsjongen uit West-Vlaanderen, met een zoo eminent modern mensch als maar éen onder ons. Met de hechtste banden hangt hij aan zijnen tijd: liefde voor zijn land en zijne natuur, en innig begrijpen van de eenvoudige menschen die het bewonen. Deze elementen worden in Streuvels' werk hoe langs zoo machtiger en in het beste, in “Lente” bezielen zij het dermate, dat de sterke kunst bescheiden moet onderdoen voor de bloedwarme poezie.’
Tijdschrift van het Willemsfonds, Juli 1900.
Ministers en Ministeriën in België van 1831 tot 1900, zaakrijk en vrij oupartijdig overzicht. Van Brants begin eener studie De Vrouw in 't Germaansch en in 't oud Vlaamsch recht, dingen die wij wisten maar die goed samengebracht zijn. - Voorts eenige woorden over l'École Exposition te Parijs, die voordrachten inricht om de aanhoorders in te lichten over den vooruitgang en de ontdekkingen op gebied van nijverheid en wetenschap. - In den brief uit Noord-Nederland wordt gehandeld over Fr. Hals, den ‘grooten guit der Hollandsche schilderkunst’, ook over de groote vermindering van alcoholgebruik in Holland, vooral onder de meer beschaafde standen.
| |
| |
Germania, Juli 1900.
Baron von Ziegesar doet een ‘oproep’ om ‘de van nu af ondernomen propaganda tot het verkrijgen van eene Zuiver Nederlandsche Hoogeschool krachtig te steunen.’ Een ongenoemde waarschuwt tegen het ‘gevaar’ dat Duitschland zich van Rotterdam en Antwerpen ‘onafhankelijk’ wil maken door hare haven te Emden. Hij hoopt dat Noord- en Zuid-Nederland zonder verwijl de handen uit den schoot zullen nemen om ‘met den machtigen gebuur die ons kan missen, maar van wien wij onvoorwaardelijk afhangen, overeen te komen.’ Eenige bladzijden van Ziegesar over Gelbe Gefahr und Engeland. - Zeer lezenswaard artikel van Dr. V. Fris over De beteekenis van den slag bij Kortrijk, 1302: ‘Het eerste gevolg van den strijd was de tijdelijke triomf der democratie op de poortersbent, welke zij overal in de Vlaamsche steden in het bestuur vervangt; het tweede, en verreweg het belangrijkste, is de beslissende vrijmaking van Vlaanderen en middellijk van de overige Nederlandsche vorstendommen, waarvan de inlijving door de Fransche kroon onmiddellijk zou geschied zijn.’ De 11 Juli 1902 moet een nationale feestdag wezen ‘omdat de ambachtslieden, boeren en visschers, die te Kortrijk kampten, ook de wording van gansch onze natie hebben eerst mogelijk gemaakt.’ G. Segers bespreekt Thijl Uilenspiegel, het zangspel van Jan Blockx. De muziek is ‘weergaloos schoon’ maar de opgevoerde Uilenspiegel en Nelle zijn geen Vlaamsche volkstypen. - Brants te Doornijk behandelt naar de stadsrekeningen van Brugge ‘wat de buik eener middeleeuwsche stad zooal verslindt.’
Vlaamsche Zanten, Oogst 1900.
Over Kinderspelen: het hoepelen, de zwarte man, de boog. Van vrouw Weyn: Over Allerheiligen en Allerzielen. - Berijmde Volksgebedekens door H. Heyman. Janssens in zijne Verstrooide Perels ‘gaf de geschrevene letterkunde der volksgebeden, wij geven er, alhoewel onvolmaakt, de mondelinge letterkunde van.’ - Van J. Van Vlierberghe: Hoe ons volk droomen uitlegt, en het kruis bij den Vlaming.
De Taalstrijd, Juni en Juli 1900.
Nederlandsche redevoeringen van Jul. De Vriendt en Fl. Heuvelmans in de Kamerzitting van 23 April 1900 over eene Nederlandsche Hoogeschool. - Slot der schoone studie: Geene tweede taal in de lagere school. Schrijver vraagt ‘1. geen Fransch in de lagere school; 2. versterking van het onderwijs der moedertaal; 3. vrije keus voor ouders of leeringen tusschen Duitsch, Engelsch of Fransch als tweede taal; 4. aanvang van dit onderwerp op twaalfjarigen leeftijd; 5. inrichting van bijzondere scholen, klassen, leergangen in voldoende getal, opdat het onderwijs der tweede taal, aan wie 't verlangt, in de beste voorwaarden kunne gegeven worden.’ Van G. Segers bespreking van Der Kampf um das Deutschtum. (9 Heft). Die Pruissischen Oostmarken van Christian Petzet handelende over het ‘Germanisiren’ van Polen. Belangrijke mededeelingen in 't Julinummer over den taalstrijd in Bohemen en Hongarije.
Biekorf, 13. - Over Leye-Lys, Germaansch en Romaansch van Dassonville. Over het verweren van den snik (hik), met wenken van G. Gezelle, over pochen, boffen, enz., door A. Leeder. In 14 geeft Scharpé eenige Brugsche tooneelstukjes.
De nieuwe Tijd, 36, handelt over de klauw van den meester en de spreuken van het gildhuis te Iseghem. - 37 is gewijd aan 1302. - 38, over onzen nederl. Reboul: Stijn Streuvels.
| |
| |
Durendal, Juni 1900.
Slot van Arn. Goffin's geschiedkundige studie Guelfes et Gibelins. - Verzen van Sebastien Th. Leconte, G. Marlow en M. Olivaint. - Vervolg van J. Esquerol's Épreuves... d'imprimerie, van een jongen schrijver die zijn eerste boek liet drukken. Voorts drie bladzijden van E.H. Moeller over den dichter Henry Maubel. Platen: Corso Donati; Dante en Brunetto Latini (van Giotto) en Guido Gezelle.
- Juillet 1900.
Korte beschouwingen van dom Laurent Janssens over dom Didier Lenz et la Beuroner Kunstschule. ‘les Benedictins de Beuron professent par leur art que la nature et la gráce ne se détruisent point. Mais cette beauté des formes qu'ils recherchent avec un goût si éclairé, ils évitent scrupuleusement de la mettre jamais dans la sensualité. Là est peutétre le plus grand triomphe de cette école.’ Toch wat koud, wat stijf hunne kerkschilderijen en godsdienstige beelden. - Verzen van F. Severin, Edg. Bonehill, bar. Gast. della Faille de Léverghem en Julien Roman. - Eene lezensweerde Causerie van Georges de Golesco over Chopin. ‘On rabaisse trop volontiers Chopin aux misérables proportions d'un pianiste de boudoir... Chopin est le type le plus complet du poète musicien.’ - Bespreking van Ibsens Peer Gynt in 't Fransch vertaald door graaf Prozor. - E.H. Moeller herdenkt wijlen Julien Roman.
La Revue Générale, Août 1900.
Julien Buse zou willen dat gemeenten, waar geen hospitaal bestaat, malkander verstaan om onder hen een hospitaal te bouwen. Staat en provincie dienden voor de onkosten tusschen te komen. - Van L. Van Keymeulen eenige staaltjes der ‘poésie lyrique des Boers’ - Ch. Van Lerberghe schrijft zijn indruk neer van 't passiespel van Oberammergau. - Prof. Ch. Dejace legt kortbondig de pensioenwet uit. - François Bournand in La Belgique à l'exposition universelle de 1900 handelt over de kunstschatten bevat in 't Belgisch paleis. Voorts het slot van Victor du Bled's studie Les diplomates et l'ancienne société françoise en een belangrijk artikel van E. p. J.B. Steenackers over La question Chinoise. ‘Il faut,’ wordt hier gezegd, ‘distinguer Soignensement la race Chinoise et l'État Chinois: l'une est saine et forte, l'autre est malade et bien malade; l'une, tout étant la plus vieîlle rose du globe, n'est pas près de disparaître, l'autre est dans un état d'extrême faiblesse.’ Wat de Europeesche mogendheden in China bekomen hebben, zij kregen het meest door geweld. Zij hebben het hoofd der Chineesche bestuurders op hol gebracht, zoodanig dat deze zich in de armen geworpen hebben der Boxers, die nochtans niets anders zijn dan schavuiten van de ergste soort. Schrijver komt op tegen dezen die beweren dat de missionarissen oorzaak zijn van den opstand der Boxers. De Boxers hebben geen godsdienst, zegt hij, de groote hoop der Chineezen zijn in godsdienstzaken onverschillig; maar de missionarissen zijn Europeanen, en daar de Boxers het op de Europeanen gemunt hebben, zoo schieten de missionarissen niet vrij. Schrijver meent niet dat de verdeeling van China onder de Europeesche mogendheden mogelijk is; maar ware zij nog mogelijk, zij zou voor hen wellicht anders uitdraaien dan zij verwachtende zijn. Het gele ras is niet zijnen ondergang nabij; in aanraking met de Europeanen zou het hun rap alles alleeren en misschien wel boven hun hoofd groeien.
Schrijver wenscht de hoofdstad van China te zien bouwen op den blauwen stroom, wiens monding niet zou mogen versterkt worden. Groote oorlogsschepen zouden er kunnen binnenvaren en in de hoofdstad
| |
| |
zou, op kosten van 't Chineesche staatsbestuur, een Europeesch garnisoen voortdurend moeten onderhouden worden.
La Fédération artistique, 38. - Een art. van den heer Baes over de wijze waarop de kunstenaars de natuur meenen te raadplegen, maar haar niet zien zooals zij eigenlijk bestaat. - 39, Riviacci toont aan dat de nieuwere Fransche muziek weldra vergeten zal zijn. Baes vervolgt in 41 Les voix de l'avenir.
Annales d'archéologie, XIV, 2. Eug. Lameere, La cour de Philippe le Bon, verlicht nog de studie (in de Revue générale) van D'Outrepont. Eene reeks studiën van historischen en oudheidkundigen aard.
Revue sociale Catholique. Août 1900.
Wat de verschillende Belgische politieke partijen in 't parlement betrachten wordt door Arthur Verhaegen besproken in zijn artikel Après les élections. De liberalen willen met medehulp der socialisten 't katholiek staatsbestuur omver werpen ‘après cela, l'on verra’. De socialisten willen het zuiver algemeen stemrecht, en om het te bekomen kondigen zij obstructionisme aan. Wij katholieken, zegt schrijver, moeten ons hiertegen verzetten, en moest het zoover komen dat het zuiver algemeen stemrecht aangenomen wordt, dit stemrecht ook toekennen aan de vrouwen. Daarmee zijn wij gered. Voorts handelt schrijver over de wetten die de katholieken te stemmen hebben in zake van arbeids-ongevallen, zondag- en nachtwerk, werk voor volwassenen, enz. - E. Vliebergh eindigt zijne studie over het landelijk socialisme. Hij toont hoe de inrichters van landbouwvereenigingen niet moeten inzitten met het gezegde van de socialisten, als zouden deze vereenigingen leiden tot het socialisme. Wij moeten machtige vereenigingen op den buiten inrichten, zegt schrijver; om dit te kunnen doen diende de wet op de beroepsvereenigingen gewijzigd te worden. - Slot van G. Eeckhouts artikel Les ouvriers belges dans le Nord, waar veel belangrijks in te leeren valt over het loon, het logement, het eten der werklieden.
De Hollandsche Revue, Juli 1900.
In Onze Vloot ijvert de Schrijver voor het verbeteren der Hollandsche werven voor oorlogsschepen. - Theosofie en Godsdienst, naar eene brochure van P. Pieters; verders eenige wetenswaardigheden over arbeids-sekretariaten in Nederland. - Karakterschets A. Van der Voort. Hier wordt gehandeld over alcoholisme in Nederland, over L.P. Philippona, stichter van den Volksbond tegen drankmisbruik, over de ontwikkeling en de werking van dezen bond, over de taak der vrouw in 't bekampen van 't drankmisbruik en over nog eene menigte punten met betrek op alcoholisme in Nederland en in den vreemde. En M. Van der Voort, en zijn karakter, vermits men ons toch beloofd had het te schetsen?
Wij vernemen dat M. Van der Voort leeraar is in de aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool te Haarlem, en sekretaris van den volksbond; van zijn karakter zegt schrijver ons niets, tenzij dat M. Van der Voort ijverig propaganda maakt voor den bond. Waarom niet liever zoo een artikel Anti-alcoholisme gedoopt?
De Nederlandsche Spectator, 26, bevat verslagen van het prov. Utrechtsch genootschap en van den Ned. Oudheidk. Bond. W. Knuttel en B. Coster geven overzicht van ‘studieboeken’ en Frederiks Corpus nquisitorum. - 27 houdt vooral bibliographische artikels in, b.v. over
| |
| |
S. Mullers Middeleeuwen, van Joosting. - 29 bevat een art. over de Nederlandsche kunst te Parijs, het onbehoorlijk strooien van medaljes en de verdienste van onze etsers.
De katholieke Gids. Augustus 1900.
Lezenswaard artikel van A. op de Look over De Veemgerichten, waarover zooveel onwaars is verteld geworden ‘Misbruiken waren er in den loop der tijden ingeslopen, maar onwettig was hun bestaan niet, - integendeel, zij ontleenden hun gezag aan den Keizer; - Keizer Sigesmund was zelf vrijschepen in den vrijstoel te Dortmund. - Zij oordeelden en vonnisden niet in het geheim, maar hielden openbare rechtszittingen; - middelen ter verdediging werden den beschuldigde volop gelaten en waar het vonnis werd uitgesproken, was het wel streng, naar de gewoonte der tijden, maar streng rechtvaardig en te goeder trouw’. - Van Ant. Tieback Schetsen, van een dronkaard en een goeden huisvader, niets bijzonders. - Bespreking van Henri Borels ‘'t Zusje’ door Simon Boers. ‘Er is zoo heel veel moois in dit boek; vele bladzijden zou ik er uit willen nemen en ze bewaren bij 't Jongetje (voór twee jaar verschenen) als een nieuw stukje geluk in mijn leven, maar er is helaas ook te veel in, dat ik liever niet met dat mooie in eén boek te samen zag’... Moderne, heidenen door Ravo, wat te veel predikatie.
Wetenschappelijke Bladen. Augustus 1900.
Frankrijk, Engeland en de wereldvrede, door K. Blind uit Fortnightly Review. Schrijver meent ‘dat uit den tegenwoordigen ongelukskrijg in Zuid-Afrika meer dan éen andere oorlog zal voortspruiten’, en ‘dat er groote gevaren voor Engeland in aantocht zijn’. - In Satan in verschillende vormen en tijden, vertaald uit de Westminster Review, bespreek Oliphant Smeaton de voornaamste varianten, welke het gronddenkbeeld van een Geest des Kwaads bij zeer uiteenloopende volksstammen oplevert. Geschiedkundig artikel De Engelschen en Hollanders in het verleden door A.-S. Green: ‘Zeven eeuwen lang, van de stichting van Amsterdam tot die van Johannessburg, hebben Engelschen en Hollanders in elkanders welslagen een eigen nederlaag gezien’. - Duitschland als zeemogendheid uit The Forthnightly Review door K. Blind, die de houding der verschillende politieke partijen bespreekt tegenover de regeeringsplannen. Kinderachtig wat gezegd wordt van 't Centrum. - Van P. Göhre uit Die Umschau: Zedelijkheidsbegrippen en maatschappelijke stand. Slechts éene enkele zedenleer is de ware, zegt schrijver, maar in werkelijkheid bestaat er eene afzonderlijke moraal voor de verschillende standen der samenleving. De omgeving bewerkt dat. Göhre overdrijft, bijzonderlijk waar hij van het buitenvolk gewaagt. - Het Vraagstuk van het middelbaar onderwijs in Frankrijk en elders, door Th. Langlois uit La Revue de Paris. - Lezenswaard artikel van Marcel Prévost De fransche roman in de negentiende eeuw; sommige mannen worden misschien wel wat veel beboft, en door 't geheele waaît geene hoogere gedachte.
Vragen van den Dag. Augustus 1900.
De bestrijding der tuberculose als eene sociale ziekte door Dr Ph. Kooperberg. ‘Het bestrijden en tegengaan der besmetting kan worden behartigt a) door het individu, b) door de gemeenschap’. Beurtelings wordt opgesomt wat de eenling en wat de Staat doen kunnen. - De Europeesche mogendheden en de staatkundige vraagstukken in Oost-Azië door Dr H. Blink. Het Chineesche volk doen buigen voor de souvereiniteit der samenwerkende mogendheden, ‘dat is eene ondenkbare
| |
| |
zaak’. ‘Wij staan ongetwijfeld aan den vooravond van groote wereldgebeurtenissen, welke geen politicus in hun omvang en richting kan voorzien.’ - De Haven van Antwerpen door M.E. Barentz. De vergrooting der haven van Antwerpen is niet alleen eene zaak van algemeen belang voor België, op gebied van handel en zeevaart is zij eene zaak van groote beteekenis, in 't bijzonder voor Rotterdam. ‘De toestand te Antwerpen in 1897 is vooruitgegaan bij dien van 1880, maar Rotterdam en Hamburg zijn ongelijk veel beter geworden. Antwerpen is vooruit-gewandeld, de andere zijn vooruitgesneld’. De verschillende ontwerpen voor de verbetering van den Scheldestroom worden aangeduid. Het slot van 't artikel: ‘Als Nederlander dringt zich onwillekeurig de vraag bij mij op: Wat zal Rotterdam doen, als Antwerpens ideëen werkelijkheid worden?’
De Gids. Augustus 1900. - De Chineesche kwestie door Henri Borel. De kern der Chineesche kwestie ligt veel dieper dan men wel denkt, zegt Borel, men vergeet ‘dat de barbaren niet de Chineezen zijn, maar de Europeanen die, als roovers, enkel gedreven door winstbejag en geldzucht, en volstrekt niet om filantropische redenen, zich in China nestelden, gewapend met geweren en kanonnen, en, wat nog veel erger was, een te voren sober, matig volk vergiftigden met opium, die zij, met ruw geweld daar invoerden, tegen het verzet van de Chineesche regeering in.’ ‘De geheele Chineesche kwestie is een zendelingenkwestie’ zegt schrijver nog, het optreden der zendelingen is ‘de aanleiding tot roof en diefstal, al noemt men die ‘annexatie.’ Borel schijnt het wel op de Engelsche zendelingen meest gemunt te hebben. - Nicolo Machiavelli als blijspeldichter door Dr A.S. Kok. La Madragola van den Staatssecretaris staat aan den ingang van den nieuweren tijd, is los van alle navolging der klassieken en gaat de blijspelen van alle volkeren vooraf. Met Il Frate is zij ‘de opbaring van een heerschenden geestestoestand, gezien en doorgrond door een scherpzinnig waarnemer... Tevens is dit blijspel een poging geweest om de krachtelooze en moreel ontzenuwde maatschappij tot het bewustzijn van eigen krankheid te brengen.’ In onzen tijd althans zouden zulke pogingen veel meer kwaad dan goed doen. - Te Laat, novelle van Jeanne C. Van Leyden. - La Jeunesse dorée 27 Juli 1794-5 October 1795, door W.P. Kops. Men meent veelal dat die enkel bestond uit losbollen en modegekken; dat is niet echt. Voor het overgroote gedeelte bestond ze uit de butgerij en uit den stand der handwerkers en arbeiders: kooplieden, ambtenaren, kantoorbedienden, notarisklerken, enz. In Nederlandsch-Indië op het Trocadéro klaagt Prof. Went dat men ‘zoo weinig mogelijk reclame willen maken’ heeft. - Nederlandsche Shakespeare-kritiek door Dr Byvanck, eerste deel eener studie naar aanleiding van Van Dams' boek: W. Shakespeare Prosody and Text. An essay in criticism. ‘Lezen we wat hij (Shakespeare) geschreven heeft, en kunnen we 't lezen zooals hij 't bedoeld en gevoeld heeft? Dr Van Dam ontkent het fel en heftig. Zijn heele pogen in zijne lange studie gaat daarheen om aan te toonen dat de uitgaven van Shakespeare prulwerk zijn.’ Sonnetten door H. Lapidoth-Swarth. In de letterkundige kroniek wordt Het Zusje van Henri Borel besproken. ‘Voor Paul is het wel aardig geweest, maar voor “Het Jongetje” (vroeger werk van Borel) was het te betreuren dat er een “Zusje” bijgekomen is.’
Studiën, Deel LIV, afl. 5. - C. Wilde geeft het vervolg zijner bijdrage over Fabrizio Ruffo, den kardinaal, die in het Napelsche den opstand tegen de Fransche Republiek in het leven riep en haar zooveel spel leverde. - J.P. Van Kasteren toont verder de nietigheid der
| |
| |
zoogezegde bewijzen, waarmede de Leidsche Hoogleeraar het Evangelie van Mathaeus voor na-apostolisch en legendair wel doen doorgaan. Die bewijzen ofwel zijn er geene ofwel keeren zich tegen de thesis van den schrijver der Oude Gegevens. Eindelijk in eene zoo aantrekkelijke als leerrijke studie beschrijft Bolsens den Strijd om het leven, d.w.z., den strijd die in ons lichaam geleverd wordt tusschen de microben, onze vijanden, en de vraatcellen, onze verdedigers en voorvechters.
Neerlandia. Juli 1900.
Van G.A.A. Middelberg, die vele jaren in Zuíd-Afrika leefde, een lezenswaard artikel Omkoopbaarheid der Boeren: geschenken nemen ze wel eens in vollen eenvoud aan, maar dat is geene omkooperij, en dat heeft ook op de stemming geen invloed. - Nog een goed artikel De Afrikaanders, of Kapenaars van Hollandschen stam of Hollandsche sprake en lid van den Afrikaander Bond. ‘De houding van de Afrikaanders, om 't maar dadelijk te zeggen, is ons tegengevallen. Zij hebben geprotesteerd en georeerd en gepetitioneerd vóor den oorlog en tijdens den oorlog; zij doen het dezer dagen sterker dan ooit.’ Waarom zij niet te wapen liepen wordt hier onderzocht.
Letterkundig Maandschrift. Juli. 1900.
Vervolg van Jeanne C. van Leydens novelle Loge's. Van prof. Jan ten Brink Het Feminisme in 1789 en 1791, eene herinnering aan het eerste optreden der vrouwen in Frankrijk als staatsburgeressen gedurende de revolutiejaren. - Swaen door Lode Baekelmans, vertellingske van een janmaat die een janmaats leven leidde. - Brieven uit Amerika door Van der Duys, waaruit we maar weinig vernemen.
Taal en Letteren. 15 Juli 1900.
N.-A. Cramer begint eene studie over Vondel, beschouwd als historiedichter - Van J.H.v.d. Bosch een pleidooi ten voordeele der nieuwere spelling: Alle levende d.w.z. alle door een gemeenschap van mensen gesproken taal verandert voordurend. Met de taal moet de spelling veranderen. Deze moet de taal van nu, den klank van nu, niet de taal of den klank van vóór honderd jaar verbeelden..
Ons Tijdschrift. April 1900.
Voortaan Ons Tijdschrift, Familieblad voor Zuid-Afrika, daar Ons Tijdschrift en Het Afrikaansch Familieblad tot een maandschrift vereenigd werden.
Slot van 't artikel Vier-en-twintig uur in Pretoria, met veel wetens-waardigs over 't leven te Pretoria. ‘Pretoria is een zeer gelukkige plek wat amusement betreft, want er is altijd iets aan den gang. Is er geen circus, dan is er een comedietroep, of anders is er concert, of lezingen, of speelt de eene of andere “bond” in het Burger Park. Wat er ook aan den gang is, Pretoria is er bij, want zouder amusement kunnen de Pretorianen niet leven, naar het schijnt, en op dat punt hebben zij wel iets van de Parijzenaars’. - Humor, zooals die blijkt uit de Volkstaal, met recht prettige voorbeelden. Voorts schetsen en novellekens.
Eigen Haard, nrs 28, 29, 30, 31.
Virginie Lovelings Novelle Het Lot der Kinderen. - In 't land van Fritz Reuter door Gertruide Carelsen. - Engelschen en Hollanders. Karakterstudie door M.W. Maclaine Pont. - Van Ed. van Biema eenige bijzonderheden over Jaco, de Amsterdamsche evenknie van Cartouche. - Korte schets van wijlen Mevr. Bilders-Van Bosse, de schilderes der beuken. ‘Er was iets prettigs, iets aantrekkelijks in (haar schilderijen), iets dat sprak tot bijna iedereen. Haar kunst was
| |
| |
heel eerlijk, heel eenvoudig, heel dicht bij de natuur zelve. En in de natuur koos zij zoo, als de meeste toeschouwers ook gekozen zouden hebben’. - Platen: De Brief, naar de schilderij van Gerard Terburg in de collectie Six te Amsterdam; Fritz Reuter in den Neu-Brandenburgschen ‘Rathskeller,’ naar de schilderij van Bauer; Als de geillustreerde tijdschriften komen, naar de schilderij van Calderon op de Tentoonstelling te Parijs; Mevr. Bilders-Van Bosse in haar atelier; Beuken, naar de aquarel van Mevr. Bilders-Van Bosse.
Caecilia, 14, brengt van de hand van Viotta belangrijke bijzonderheden uit het leven van Hans von Bülow.
Der Katholik, Juli 1900, brengt ons een belangrijke studie van Dr. A. Bellesheim over het Gnosticisme van wijlen den bekenden natuurkundige St. George Mivart. Dezes artikelen in de Januarinummers van The Nineteenth Century en van The Fornigthly Review worden besproken en wederlegt, na dat schrijver kortbondig herinnerd heeft aan Mivart's artikel Geluk in de Hel verschenen in The Nineteenth Century in 1892. Mivart schermt met wat hooggeplaatste priester, hem zouden gezegd hebben, maar hij verwaarloost ze te noemens zoodat alle onderzoek onmogelijk is. Voorts bekend hij I am no theologian, ik ben geen godgeleerde; waarom dan over godgeleerde zaken willen schrijven? ‘Nicht nur ist Mivart kein Theologe, es gebricht ihm auch an jenen elementaren Kenntnissen in der katholischen Religion, welche der Katechismus lehrt.’ In dit zelfde nummer lezensweerde recensie van het werk Der nationale Gedanke im Lichte des Christenthums von Dr. Wendelin Hoidegger, geschreven naar aanleiding der nationaliteitstwisten, in Oostenrijk.
Stimmen aus Maria-Laach, Juli 1900.
E.p. Kneller geeft het begin eener studie over Alexander Volta, dezen ‘Alexander den Groote op het gebied der Wetenschap.’ - Van E.p. Cathrein een artikel over Vrouwenarbeid, bijzonder over arbeid van gehuwde vrouwen in Duitschland. Schrijver zou het fabriekwerk voor deze laatste willen verboden zein; nu echter valt daar niet aan te denken in Duitschland. Daarom stemt hij het wetsvoorstel bij van het Centrum, de hoogste arbeidstijd voor fabriekwerksters op 10 uren daags te brengen. - Slot van E.p. Gietmanns studie Die alten Klassiker und die moderne Bildung. - Begin eener lezensweerde studie van E.p. Krose over de verhouding tusschen Katholieken en Protestanten in Duitschland in de 19e eeuw.
Das litterarische Echo. 1 Juli 1900.
Ein deutsches Riesenwerk, waarin Moritz Necker handelt over de Allgemeine deutsche Biographie waarvan het 45e en laatste deel onlangs verscheen ‘ein Riesenwerk, an dem mehr als 1400 deutsche Gelehrte mitgearbeitet haben; das über 28,000 Lebensbeschreibungen enthält: ein Werk dessengleichen andere Nationen kaum aufzuweisen haben’ met portret van Rochus Freiherr v. Liliencron en Dr v. Wegele. - Eene schets van den jongen Italiaansche schrijver Enrico Corradini, door E. Gagliardi, met portret. Hij liet drie romans verschijnen Santamaura, La Gioja en La Verginità, die hem eene eereplaats inruimden onder de Italiaansche letterkundigen, bijzonder de eerste. Als dramatiker heeft hij ‘tot hiertoe meer doornen dan rozen geplukt’ - Aus der norwegischen Belletristik door Martha Sommer, overzicht der jongst verschenen Noorweegsche letterkundige werken.
| |
| |
- 1 August 1900.
Lesen und Bildung door Ant. Bettelheim, naar aanleiding der 6e uitgaaf van Schönbachs ‘Ueber Lesen und Bildung’ met portret van Schönbach: men leest te veel op onze dagen, men denkt niet genoeg; in hoever het lezen bijdragen kan tot de ontwikkeling van den geest; wat men lezen moet en hoe men moet lezen. - In Ein biographisches Kunstwerk bespreekt Otto Pniower de 2e uitgaaf van Enrich Schmidts werk: Lessing. Geschichte seines Leben und seiner Schriften. Schmidts boek ‘is zijn onderwerp waard’. Van Carl Sonntag, den Duitschen tooneelspeler die den 23 Juni 1.1. het eeuwige met het tijdelijke wisselde, eenige herinneringen aan Laube.
Zeitschrift für Christl. kunst, 4. Deze aflevering vergast op eene groote verscheidenheid: De muurschildering, de Albe van St. Franciscus v. A. Oud beeldwerk aan de Regensburger hoofdkerk en de ‘rétrospective’ uitzet te Parijs, vinden hier eene plaats. In laatstgenoemd artikel, van Schnütgen, worden de pracht der Hongaarsche kunst en de Vlaamsche tapijten uit Spanje besproken.
La Quinzaine, 16 Juillet 1900.
Novelle van H. Sienkiewicz La Comédie des erreurs. Esquisse de la vie Américaine. - Vervolg der belangrijke studie van prof. Giraud Essai sur Taine, dien schrijver, Jules Lemaitre nazeggende, un poëte logicien noemt. - Le Péril Jaune door P. Thirion. China veroveren is niet eene onmogelijke zaak, zegt Thirion, maar zal het tot veel balen? Zullen de Europeanen de Chineezen onder hun bedwang kunnen houden?
Revue des Cours, 5 en 12 Juli 1900. Twee voordrachten van Gaston Boissier over Juvénal.... ‘il est fait mention par Juvénal (in zijn satire Over den Edeldom) d'une classe nouvelle, qui cherchait à se substituer à la noblesse, et dont Juvénal se plaît à célébrer les qualités et les titres de gloire. Or, c'est là une nouveauté dans l'histoire littéraire. Jusque-là, tous ceux qui ont attaqué la noblesse (van 't Roomsche Keizerrijk) se bornaient à contester son pouvoir politique ou à lui reprocher ses débauches et ses crimes; mais personne n'avait encore annoncé, avec la même précision, la naissance au sein de la société romaine, d'une classe prête à disputer à la noblese sa puissance et ses privilèges. On ne retrouve pas davantage cette idée chez Boileau, quoiqu'il ait imité Juvénal. Pascal est peut-être le seul écrivain de notre dix-septième siècle qui ait opposé à la vanité étroite de la vieille aristocratie les revendications encore timides de la bourgeoisie naissante.’ Deze voordrachten bevatten veel lezenswaard over Juvénals tijd.
Annales des Sciences politiques, Mai 1900.
Bismarck door Henri Welschinger. ‘L'homme intime paraîssait absolument différent de l'homme officiel. Autant celui-ci était orgueilleux, brutal, égoïste et cruel, autant celui-là était simple, bon, jovial méme, et généreux. Il montre ses qualités dans ses lettres à sa femme et à sa soeur. La vue d'un phoque tué par lui fait couler ses larmes. Il compatit aux peines d'un de ses garçons de ferme et il y trouve comme un écho des siennes. Il ne conçoit pas qu'on púisse vivre sans rien savoir de Dieu, sans y croire, sans avoir ni femme ni enfants. Il envoie à sa femme adorée des fleurs, des robes, des bijoux, des patures de toute sorte. Il semble préférer aux splendeurs de la cour les prairies et les bois, avec une épouse aimable et de gentils enfants.
| |
| |
Il recherche les douceurs et même les petits ennuis de la vie familiale. Il déclare ne rien mettre au-dessus des joies intimes d'une vie régulière et paisible. Il console sou beau-frère de la perte cruelle d'un enfant en le suppliant de s'incliner devant la volonté de Dieu....’
Civiltà Cattolica. 7 luglio 1900.
Lo Canonizzazione del B. Giambattista de la Sal e l'insegnamento popolare. Korte maar grondige studie over de volksscholen en het volksonderwijs. ‘Door den stichter der christelijke scholen heilig te verklaren, heeft Leo XIII op klare wijze deze twee waarheden bekrachtigd: 1o Eene school, vooral eene volksschool, kan niet goed wezen zonder tevens opvoedend te zijn; 2o geene school kan degelijke opvoeding geven, als zij niet door den catechismus bevormd is, d.w.z., als zij niet diep en hoofdzakelijk christelijk is.’ Deze twee waarheden betoogt de schrijver uitvoerig, en toont daarna aan hoe de h.J.B. de la Salle ze in en door zijne stichting heeft ingevoerd.
Della stela del toro e della sua iscrizione arcaica. Vervolg van deze zoo belangrijke en gewagmakende studie. De geleerde schrijver doet voort met de vooruitzettingen der Duitsche school te hekelen en te weerleggen. Klaarblijkende gevolgtrekking zijner verhandeling is, dat de uitlegging, door prof. Ceci aan het oude inschrift gegeven, allendeels de beste is, en dat de vinding van de geknotte steennaald onder den lapis niger, op het Forum, een afdoende bewijs is van het bestaan der oude Romeinsche koningen, zooals zij door Titius Livius werden aangeboekt.
Il matrimonio christiano dinanzi al Senato del Regno. Gevolgen van de Wet-Bonasi voor de Italiaansche katholieken, waardoorhare ongerijmdheid noch beter uitschijnt.
Belgio. - (Nostra Corrispondenza). Le elezioni e la rappresentanza proporzionale. In deze aflevering komt een belangrijk oordeel voor over de laatste algemeene kiezingen in België en dezer gevolgen met betrek op de evenredige vertegenwoordiging. De briefwisselaar der Civiltà doet dit kiesstelsel zeer klaar en duidelijk uiteen. Wij zouden in zijn geheel willen weergeven 't geen hij zegt over den uitslag der kiezingen en dier invloed op de Belgische staatkunde, zoo scherpzinnig en waar schijnen ons des schrijvers bemerkingen. Wonder is 't dat de katholieke dagbladen van ons land aan dit artikel geene, of bitter kleine aandacht geschonken hebben!?
- 21 luglio 1900.
Un nuovo grido di dolore. Bespreking en weerlegging van een artikel door senator Vitelleschi in de Nuova Antologia geschreven, betreffend den tegenwoordigen benarden toestand in Italië (en toen was de koningsmoord van Monza nog niet voltrokken!), toestand, volgens den liberalen senator, grootendeels te danken aan de handelwijze van den Paus en de Italiaansche katholieken.
Dell' anno natalizio di S. Ignazio di Loyola. Geschiedkundige bijdrage tot oplossing der besproken vraag: ‘in welk jaar is de stichter van het Gezelschap van Jesus geboren?’
Il Cardinale Consalvi a Parigi. Voortzetting van deze hoogst merkwaardige studie nopens de betrekkingen tusschen den Eersten Consul en Paus Pius VII. In dit hoofdstuk lazen wij gansch nieuwe bijzonderheden aangaande het verblijf van den pauselijken gezant Consalvi te Parijs en zijne onderhandelingen met het Fransch Bestuur.
|
|