Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Mengelingen, door Kanunnik Martens. - Gent, drukk. A. Siffer, 1899. Prijs: fr. 2.00.De inhoud van dit nieuwe werk? De eerw. schrijver verwittigt ons op voorhand: ‘Het zijn verhandelingen over zaken of personen, zonder de minste betrekking tot elkander. Zij werden op verschillige tijden geschreven, en verschenen, een voor een, in het Belfort of andere tijdschriften... Wil er noch hooge beschouwingen, noch diepe geleerdheid in zoeken, maar moogt gij er na het dagelijksch werk eene uitspanning in vinden, dan acht ik mijnen arbeid niet voor verloren’. Voegen wij hier bij, dat er tien verhandelingen in dit boek voorkomen, en dit nagenoeg 200 bladzijden groot is. - En nu mijn oordeel er over? Ik beken voluit, dat telkens mij wat nieuws van wege Kanunnik Martens in handen valt, dit mij waar genoegen verschaft, en ik meen te mogen bijvoegen, dat ik alleen niet over zijne schriften alzoo denk. Het doel des schrijvers? Hij heft voor den gewonen lezer een hoekje van den sluier op, welke de wonderen der schepping maar al te dikwijls verbergt. Van het zichtbare klimt hij met ons naar hooger, altijd hooger, tot het onzichtbare, tot den Schepper, en dit doet den herten deugd, vooral op onze tijden, dat honderden en duizenden dingen alles verstoffelijken, alles verengen, alles ontluisteren van dichterlijke en ideale schoonheid. Zulke verhandelingen behagen niet enkel, maar beschaven, veredelen, stichten, en in de volks- en schooljeugd doen zij bronnen ontspringen van reine gevoelens en vrome gedachten. Ik wou wel eens wijzen op het groote nut, dat zulk boek - en al de werken van den geleerden Kanunnik - kan opleveren voor onderwijs en opvoeding onzer knapen; zij strooken zoo wel met den edelmoedigen aard der jonkheid, zijn zoo wel geschikt om het ‘heilig’, levenstichtend ‘enthousiasme’ in te boezemen, om eigen werkzaamheid te verwekken - al dingen zonder dewelke de jeugd zelden wat goeds verricht; dat zoude ik wel eens willen betoonen,... doch 't en is hier de plaats niet. - Wat voornamelijk bijdraagt om dien uitslag te bekomen is de vorm zelf, de taal dezer verhandelingen: hoe eenvoudig en ongekunsteld! hoe los en hoe fraai meteen! hoe sierlijk, hoe Vlaamsch! ja, hoe Vlaamsch, wars van alle pedantisme! Vinden daarin juist anderen gelegenheid om wat te vitten, ik, ik ben gelukkig deze hulde aan den vromen, noesten werker van 't Waasland neêr te schrijven, des te gelukkiger, daar mij tot nu toe eene openbare gelegenheid ontbrak om die hulde te betuigen.
Kan. J. Muyldermans. | |
[pagina 85]
| |
Hebbels Werke. Herausgegeben von Dr. Karl Zeiss. Kritisch durchgesehene und erläuterte Ausgabe, 3 deelen. Leipzig u. Wien, 1899. Bibliogr. Institut. (Meyers Klassike-Ausgaben.) Prijs: 6 M.Eene boeiende en op eigen studie teruggaande levensbeschrijving van Hebbel leidt de uitgave in. Zij verhoogt grootelijks het genot welk de gedichten, de schetsen, en vooral de grootsch aangelegde tooneelwerken van dezen begaafden dichter verschaffen. En zij is ook, samen met de bijzondere inleidingen voor elk stuk, zeer bevorderlijk tot het goed begrijpen en juist waardeeren van den schrijver der Nibelungen-tragedie. De keus der opgenomen werken verdient allen lof. Het eerste deel, dat versierd is met een prachtig beeld van den dichter, in staalgravuur, alsook met een fac-simile, brengt naast de Biographie (bl. 7-93) een rijke keuze uit de gedichten; Mutter und kind, Hebbels roerend verhaal in hexameters, en in zeven zangen verdeeld; en de prozavertellingen of schetsen Schnock der Rubin, der Schneidermeister Nepomuk Schlägel, Pauls merkwürdigste Nacht en Herr Haidvogel. - Het tweede en het derde deel leeren ons den tooneelschrijver kennen, en bevatten telkens door eenige bladzijden inleiding van den uitgever voorafgegaan, de stukken Judith Maria Magdalena, Michel Angelo, Agnes Bernauer, Gyges, en de machtige en grootsche Nibelungen-trilogie. Het derde deel bevat ook enkele opstellen van letterkundige kritiek. De kennismaking met de tooneelwerken van Hebbel wordt door deze goed verzorgde uitgave binnen elks bereik gesteld, en het valt niet te betwijfelen dat ze het hare zal bijdragen om velen het genot te verschaffen den dichter van de grootsche Nibelungen-trilogie in dit zijn meesterwerk te bewonderen. Het is een eigenaardige gewaarwording toch dat Hebbels tooneelbewerking der reusachtige stof ons zoozeer doordringt van de vreemde grootschheid dier oude gestalten welke 't lied van Siegfried, Brunhilde en Kriemhilde, van Hagen, Gunther en Etzel bezingt en verheerlijkt, - dat die oude reuzen als reuzen weer oprijzen voor ons oog, en dat de dichter er in is geslaagd zulke gestalten op het tooneel te laten optreden en strijden en sterven, zonder dat onze phantasie - bij het lezen althans! - vernepen en terneergedrukt wordt door de engheid der tooneelschikking en de onevenredigheid der optredenden tegenover de bekrompenheid van tooneelistenkunstgrepen.
E.K. | |
Levensbeschrijving van R.P. Le Cocq d'Armandville, S.J., door W. van Nieuwenhoff, S.J. - G. Berg, Amsterdam, 1900.Pater W.v. Nieuwenhoff is in ons Holland een zeer bemind redenaar en schrijver. Reeds jaren - een kwart eeuw lang - werkt hij met immer stijgende levenslust door, en de reeks zijner predicaties zet zich voort zonder die zijner boeken te onderbreken. En altijd vindt woord en geschrift, bij de oude kennissen niet het minst, luistergraag gehoor, want de naam van Pater van Nieuwenhoff waarborgt altoos een gelukkig oogenblik. Zijn eigenaardige verdienste bestaat wel hierin, dat hij voor ons, Katholieken, de smaak en vertrouwvolle gids is geweest in de galerij van heilige en groote geesten. Hij heeft achtereenvolgens de Stamvaders zijner Orde, de bekende redenaars dezer eeuw, en menig onbekende dichter en schrijver van onzen tijd geschetst, en uit hun leven en werken, het beste, het schoonste, het treffendste doen zien. Een bonte lange rij van helden: maar ze staan allen op hun plaats, en in gepast licht, en ze verdringen elkaar niet. En de gids plaatst zich nimmer tusschen het | |
[pagina 86]
| |
beeld en U in: als echte kunstenaar is hij bescheiden en houdt achter U het gordijn wat hooger op, of laat het wat dieper neer, opdat het licht juist valle .... Doch een kunstenaar in zijn genre is Pater v. Nieuwenhoff buiten beding; en een bovenmate vruchtbaar kunstenaar. Die vruchtbaarheid moet niet enkel verklaard worden uit de wondere werkkracht, die deze man bezit, maar bovenal, meen ik, uit de heerlijke blijmoedigheid, die zijn persoon en zijn werken met een aureool van genegenheid omstraalt, welke iedereen treffen moet. Waarlijk deze Pater, die in zijn leven al zooveel zielenellende heeft gezien en gepeild en God zij dank! genezen, heeft heel dat leven lang toch behouden, zelfs aangewakkerd, zijn blijde vertrouwen op de goedheid, schoonheid en heiligheid in deze wereld, en met bijennaarstigheid gezocht naar honig - waar hij ze vinden kon, in iedere gaarde, liefst in de heiligentuin zijner Societeit, maar zelfs niet vreezend buiten de heg der H. Kerk op honigjacht uit te gaan! En we mogen van zijn werk wel hetzelfde zeggen, wat Mme Julie Lavergne van haar eigen arbeid getuigen kon ‘die honig is voor kinderen en volwassenen zoet geweest; meer dan eens was hij den zieke een hulp om het bittere geneesmiddel in te nemen; en de was is eene heldere vlam geworden, flikkerend op het altaar, waar God bij de menschen komt’Ga naar voetnoot(1). Deze getuigenis zal zeker moeten gegeven worden van den honig, die in zijn nieuw verschenen boek Pater v. Nieuwenhoff uit de bloemen van heldhaftige Priesterliefde heeft gepuurd! O wat een heerlijk en blijmakend boek! Een levensbeschrijving - meer niet - maar de historie van een leven, dat een waarachtig heldendicht is, vol kloeke en edele daden! Het leven van een Hollandschen Missionaris, die in Oost-Indië als een andere Paulus de last veler gemeenten - en welke gemeenten! - heeft gedragen, en Paulus' gevaren heeft getrotseerd. Leven vol wonderbaar offer, en daarom vol Goddelijke kracht. Leven, eenvoudig en rein als zonnelicht, en daarom even vruchtbaar en schitterend. Leven, vol spannende wisselvalligheden, vol romantische avonturen, vol bovenmenschelijke krachtinspanning, maar toch één en ordelijk en zonder krachtverspilling, wijl de regelmaat van nederige gehoorzaamheid aan Kerk en Kloosterstaat alles beheerscht! Leven, wel somber en hard voor menschelijk gevoel, zoo liefelijk begonnen maar toch zoo moeilijk geleid en ach! zoo bitter tragisch geëindigd, maar hèl-lichtend en blinkend-schoon voor ieder Christenhart, dat in zulk een leven en sterven het Beeld ziet afgedrukt van den Christus, door Kruis en Dood Koning aller Glorie!.... Zeer dankbaar ben ik Pater van Nieuwenhoff, dat hij dit leven heeft beschreven. Hij heeft er niet enkel een werk van broederliefde meê verricht, maar hij doet er Missionarisarbeid door. Dit boek moet zielen opwekken, versterken, bekeeren vooral! Missionariswerk ook heeft de samenstelling van dit geschrift gekost! Voortdurend is de held zelf aan het woord en treedt hij levende op: en als men nu weet, dat deze sprekende en levende persoonlijkheid door Pater v. Nieuwenhoff uit het graf van honderden brieven en aanteekeningen is opgewekt, moeten wij wel vol bewondering ons hoofd buigen voor zijn levenslustige kracht en liefde, die dit wonder der verrijzenis heeft verricht.... | |
[pagina 87]
| |
Men heeft ergens gezegd, dat de schrijver zelf te weinig aan het woord is, en de held aldoor zonder tusschenpooze werkt en spreekt: maar ik zie niet in, wat parafraze van heldenwoorden en daden deze treffender maken zullen, als men erkennen moet, dat alles geleidelijk is verteld. Me dunkt, ik vind dit juist het meest verdienstelijke in deze levensbeschrijving, dat de auteur zich zoo voortdurend weet te verbergen, en men hem heel en al vergeet om den held! Die bescheidenheid is hier niet enkel deugd, maar ook hooge kunst. Nu bid ik ten slotte mijn welwillenden lezer, dit boek te koopen en te genieten. Hij wint er eenige uren geestesblijdschap meê, en wellicht voor heel zijn leven geluk.
Den Haag.
A.M.J.I. Binnewiertz, pr. | |
Rodenbach'svrienden. Jaarboek 1900. Lod. Lefèvre-Caneghem.‘Tous les genres, sérieux et burlesques, y seront admis’. Zoo luidt de laatste regel van 't boek, en zoo is 't, van alles wat; dit past toch in het jaarboek van eene studentenmaatschappij. Een genre hebben wij er toch niet in gevonden, en daarmee wenschen we de uitgevers geluk: het zinnelijk, driftige genre dat in 't jaarboek van 1899 voorkwam is aan kant gelaten. Dat was ook op z'n plaats niet in het jaarboek eener katholieke maatschappij, was het nu ook nog eene studentenmaatschappij. Het jaarboek van 1900 is wat kleiner dan zijn voorganger, dat is misschien ten deele aan 't veranderen van drukker te wijten. In de voorrede vernemen we dat de Rodenbachsvrienden deugdelijk werken aan de Gentsche Hoogeschool. Proficiat! doe zoo voort. Verzen van soorten; die van René De Clerq zullen wel de beste zijn, maar ook ouder die van Herman Broeckaert zijn er heel lieve; ook eenige goede verzen in de stukjes geteekend Door werk, sterk; wat een duiknaam! En nu de proza: twee lezensweerde stukken van G. Lefèvre, bijzonder Strandrecht. Plicht en liefde, tafereelen uit den Spaansch-Amerikaanschen oorlog, niet slecht geschreven, maar niet diep genoeg; dan nog Hoe men flamingant wordt, goed verteld. Wat armtjes toch voor de proza; in 't vervolg wat meer letterkundige proza, als 't u belieft, mijne Heeren. Om 't eindigen Varia, enkele zinsneden of spreuken links en rechts gekozen en niet slecht toegepast op bekende personen of onderwerpen. | |
Liederboek van Groot-Nederland, verzameld door F.-R. Coers Frzn. C.-A.-J. Van Dishoeck. Amsterdam.In 't prospectus lezen wij ‘Eene, zooveel mogelijk volledige verzameling van oude en nieuwere Liederen in de Nederlandsche taal, uit Noord- en Zuid-Nederland, Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Amerika, Vlaanderen enz., met uitmuntende pianozettingen. Inhoud: Volksliederen, Vaderlandsche Liederen, Geestelijke Liederen, Hekelliedjes, Verhalende Liederen, Geschiedzangen, Minneliederen, Drinkliedjes, Studentenliederen, Kluchtliedjes, Verhalende schalksche Liederen, enz. Het ‘Liederboek van Groot-Nederland’ verschijnt in: 30 afleveringen à 50 cent.’ Wij ontvingen tot hiertoe enkel de eerste aflevering ter recensie. Zij bevat benevens eene voorrede van den verzamelaar en eene andere van Prof. Dr. Paul Fredericq de volgende liederen; O Nederland let op u saeck (1626) uit Valerius Gedenck-Clanck; Wilhelmus van Nassouwe (1583): Helpt nu u selfs (1570); Strijdzang der Geuzen; Huldezang der Vlamingen aan de jonge Koningin van Noord-Neder- | |
[pagina 88]
| |
land; Nederlandsch Volkslied (Wien Nederlandsch bloed); Wilhelmus (nieuwe melodie); Transvaalsch Volkslied (De vierkleur); Volkslied van den Oranje-Vrijstaat, en drie studentenliederen. Later wordt het Liederboek nader besproken; vooralsnu kunnen wij ons bepalen bij wat Dr. J.-B. Schepers reeds zei ‘Dit is een werk van geestdrift, lezers, en van kracht.’ Wij hebben te Leuven onzen vriend Karel Heyndrìckx aan 't werk gezien voor 't verzamelen van zijn Studentenliederboek en weten dat men om zoo iets aan te vangen jong moet zijn. Wat de verzamelaar betracht is edel: ‘Het Liederboek van Groot-Nederland moet en zal aanwakkeren Nederlandsche Volkskracht door het teruggeven aan ons Volk van z'n karakter, z'n hooge zedelijkheid, 't heilrijke van een volk; het Zelfvertrouwen, het Geloof in zichzelf.’ L'Eglise aux Tournants de l'Histoire, par Godefroid Kurth. (Bruxelles, Oscar Schepens, Treurenberg). Dit boek is opgedragen aan juffrouw M.E. Belpaire, de voornaamste stichteres der Antwerpsche Hoogeschool-uitbreiding voor vrouwen. Want, ja, de University-Extension bestaat voor de vrouwen der Scheldestad, en nogal in het Fransch. Dat is zeker het schoonste van hare historie niet; als teeken van de verbastering onzes tijds is het zelfs heel bedroevend, en voor het Vlaamsche Antwerpen vernederendGa naar voetnoot(1). Intusschen heeft de vrouwelijke Hoogeschool hare al te vrouwelijke misgreep eenigszins vergoed door de uitmuntende keus van haren les- of voordrachtgever, den heer Kurth, die in bovengenoemd werk zijne lessen ook aan het publiek te genieten geeft. Kurth is een meester in het vak der Geschiedenis, dat is bekend; en ieder nieuw werk van zijne hand bevestigt zijnen roem. Meester is hij, niet alleen door zijne uitgebreide kennissen, maar ook door zijn helder doorzicht in de zaken en door den toon waarop | |
[pagina 89]
| |
hij die behandelt. Hij is niet enkel een rangschikker van feiten en gebeurtenissen; hij is een geniale bevroeder der Historie. Onderstel eenen man die al de streken, dorpen, steden van ons Vlaamsch, land zou doorkruisd, de waterloopen ervan gevolgd, de velden doorkronkeld, de kasteelen, huizen en hutten bezocht hebben, en die daarna aan een vreemdeling ons land zou willen doen kennen en waardeeren. Om hem de moeite te sparen al de bezochte plaatsen nog eens af te loopen en na te speuren, voert hij zijnen gast bij helder weder op het hoogste van Onze Lieve Vrouwe Toren te Antwerpen en vandaar, met den vinger aanwijzende wat hij kan, begint hij hem te onderrichten over dat land en dat volk hetwelk hij kent tot in den diepsten grond. Kleinigheden, bijzonderheden zal hij hem wel niet kunnen aantoonen, ten hoogste hier of daar een vergrootglas op eene uitgekozen plaats aanleggen; maar met welke zekerheid en kennis van zaken, vooral met welken gloed van overtuiging zal hij spreken over dat schoone en beminde land, dat zich daar in een heerlijk vergezicht voor de oogen ontrolt! Met voorliefde zal hij den loop volgen van dien Scheldestroom die al de wateren van den lande in zijnen schoot ontvangt, overal vruchtbaarheid op velden en weiden uitstort, de levensader is van handel en nijverheid, steden als Gent en Antwerpen op zijne boorden rijzen en zooveel grootsche daden door het voorgeslacht verrichten zag. Zonder de Schelde, zal hij zeggen, ware Vlaanderen eene drekkige moeras of eene barre woestenij; met de Schelde is het een rijkgezegend land, een perel onder de landen van Europa. Zoo ook beschouwt de geschiedschrijver Kurth de Historie van uit de hoogte. Zoo toovert hij het verleden terug vóór onze blikken; zoo maalt hij het af, in breede trekken, ja, maar met diepe kennis. Zijn oog draagt ver, en omvat veel; zijn blik is vast en zeker. Zijne Schelde, die alles bevrucht, bezielt en zegent, die de woestenijen tot heerlijke landouwen herschept, het is de Kerk van Christus, en haar rol door de eeuwen heen. En als hij van de Kerke spreekt, dan vloeit de gloed zijner overtuiging en zijner liefde in heel zijne taal over. Zijn stijl is mannelijk, gespierd; strenge wetenschap gaat gepaard met warmte des gevoels. In zijne zes lessen behandelt hij beurtelings den strijd der Kerk tegen de heidensche ikzucht en zinnelijkheid, tegen het Judaïsme, tegen de simonie der Keizers in het vergeven der kerkambten, tegen het Néo-Césarisme der Hohenstaufen in Duitschland en van Philip den Schoone in Frankrijk; de houding der Kerk tegenover de Herboorte en haren kamp tegen de Revolutie. Onder de pen van Kurth wordt de Geschiedenis aangrijpend en meesleepend als een drama; wij voelen op ons wezen iets als den ademtocht der eeuwen die hij voorbij ons doet varen. Men zou zich nochtans kunnen afvragen of hij de Historie niet wat veel idealiseert; hij is misschien wel wat te zeer genegen om ons de Kerk, in een bijzonderen strijd, als zegepralend voor te stellen; daar zij nochtans op aarde veel meer de strijdende dan de zegepralende Kerk is. Gansch zegepralend is de Kerk uit geen enkelen strijd gekomen; geduchte nederlagen heeft zij geleden en wonden ontvangen waaraan zij nog bloedt en geheel de menschheid met haar. Doch hare goddelijke kracht openbaart zich in het onvergankelijk en steeds nieuwe leven, dat zij na elken strijd, hoe noodlottig ook, ten toon spreidt. Slechts na de voltrekking der eeuwen, na den algemeenen strijd, zal zij hare zegepraal vieren. | |
[pagina 90]
| |
Niet dat de heer Kurth de geschiedenis vervalscht; hij erkent ook sommige dier nederlagen, de waarheid zijner beoordeelingen is veelal tastbaar. Maar ons dunkt dat hij, tengevolge zijner geliefkoosde gedachte, soms onvolledig blijft. Is het daardoor niet, b.v., dat hij niets o bijna niets rept van de Hervorming der 16e eeuw, die toch wel een groot keerpunt was in de Geschiedenis? Hij spreekt wel van de Renaissance die ongetwijfelt met de Hervorming samenhing, maar niet van de Hervorming zelve. Eene andere bemerking: haalt hij niet te uitsluitelijk Latijnsche en Fransche schrijvers aan? Zoo b.v. zegt hij, dat men, na de Herboorte, het Génie du christianisme moest afwachten om weer den invloed van het christendom op de Kunst te gevoelen. Zoude hij alzoo gesproken hebben indien hij onzen Vondel gekend had met zijne Altaargeheimenissen zijne Heerlijkheid der Kerke en zooveel andere door en door katholieke meestergewrochten? Doch genoeg! wij kunnen toch alles van eenen mensch niet eischen; en wat Kurth ons geeft, is voldoende om onzen geest met nieuwe klaarte, en ons christen gemoed met vreugde en fierheid te overstroomen. Antwerpen.
F. Dryvers. | |
Engelsch Leesboek, door C. Grondhoud en P. Roorda. Deel I, tweede druk, 96 bl., prijs: fl. 0,70. - Groningen, P. Noordhoff, 1900.Dit werkje, voor jongere leerlingen bestemd, bevat acht en vijftig stukjes eenvoudig van stijl en van inhoud. Hetgene in proza geschreven is, spreekt meest altijd over zaken den leerling wel bekend. De dichtstukken zijn zeer wel gekozen. Hetgene het boek verdienstelijk en nuttig maakt is dat voor vele woorden de uitspraak aangeduid is, en dat de klemtoon, waar hij op de eerste lettergreep niet valt, bijna overal te vinden is. Dit werkje dient aanbevolen te worden, en zal zonder twijfel bij de studenten welkom zijn. De schrijvers zeggen dat zij sommige uittreksels meer of min gewijzigd hebben; dit is geenszins een misslag, want die veranderingen zijn uiterst voldoende, en dienen eerder verbeteringen te heeten.
V.V. | |
Engelsche Spraakkunst voor Schoolgebruik, door P. Roorda. Deel I, achtste, herziene druk. 199 bl. met een plan van Londen, prijs fl. 1,25. - Deel I. supplement, derde druk. 200 bl. fl. 1,25 - Deel II, vierde, herziene druk. 222 bl. prijs fl. 1,25 - Groningen, P. Noordhoff, 1900.In het eerste deel dezer spraakkunst geeft de schrijver de voornaamste regels der uitspraak, en zij vinden hunne toepassing in de leesoefeningen die volgen. Daarna volgt de eigenlijke spraakkunst, vergezeld van talrijke oefeningen. Eene alphabetische woordenlijst aan het einde van het boek, stelt den leerling in staat, zonder groot tijdverlies, de vertaling der Nederduitsche woorden te vinden. In het supplement, vangt de schrijver aan de bewoording der regels in 't Engelsch te geven. De voorbeelden zijn allen vertaald. De oefeningen bestaan meest uit samenspraken, brieven, beschrijvingen, enz., en leeren terzelvertijd het land, de bewoners, de gebruiken en de zeden van Engeland kennen. In de thema's komt men reeds eenige eigenaardigheden der taal tegen, en zij dienen om de regels der spraakkunst in 't eerste deel gezien, soms te herhalen en ze samen met de nieuwe regels in 't geheugen te prenten. De woordenlijst, waar hooger van gewaagd werd, vindt men hier nogmaals weder. | |
[pagina 91]
| |
Het tweede deel bevat eene meer grondige studie van het Engelsch; zij is afgewisseld door talrijke oefeningen. Het werkje eindigt nogmaals met eene woordenlijst. Het werkwoord is breedvoerig behandeld, evenals het voegwoord en de voorzetsels met werkwoorden en bijvoegelijke naamwoorden. In de woordenlijst komt de uitleg voor van ettelijke synoniemen. De spraakkunst van den H. Roorda kennen wij sedert jaren, wij hebben ze met veel nut gelezen, en daarom bevelen wij ze allen ten warmste aan. De schrijver weet de moeilijkheden der spraakkunst zoo te schikken, dat de leerling, zonder het te vermoeden, ze na korten tijd machtig is. Sedert verscheidene jaren streven de Duitsche en Hollandsche spraakkunsten naar het doel de studenten met de omgangsspraak bekend te maken, zij zijn immers overtuigd dat het volk gansch de taal is; dit beseft de H. Roorda insgelijks, en daarom zijn sommige zijner oefeningen op de omgangsspraak gesteund. De keus der voorbeelden verdient ook een woordje lof, de schrijver heeft ze weten behendig te kiezen, en dikwijls spreekt de gedachte er uitgedrukt levendig aan 's leerlings inbeelding en helpt hem op die wijze den spraakregel beter onthouden. De schrijver beweert dat hij voor leerlingen schrijft, maar volgens ons bescheiden oordeel, zullen zelfs leeraars met nut de beide deelen, doch bijzonder het tweede lezen.
V.V. | |
A Short History of English Literature bij A.E.H. Swaen. 60 bl. prijs fr. 1. - Groningen, P. Noordhoff, 1900.Het inzicht van den schrijver is eene beknopte handleiding voor de geschiedenis der Engelsche letterkunde te verveerdigen. Vooral betracht hij ‘den overgang van het eene tijdvak in het andere, het ontstaan en de ontwikkeling eener bepaalde school duidelijk in het oog te houden en den jeugdigen lezer zoo beknopt en helder mogelijk mede te deelen’. Ons dunkens is de H. Swaen volkomen geslaagd in zijne poging, de beknoptheid gaat samen met klaarheid voor de acht tijdstippen der Engelsche letterkunde die ons beurtelings onder het oog komen. Veel goeds en nuttigs is er in dit boekje te leeren, bijzonder aangaande sommige schrijvers wier werken en streven wat breedvoeriger behandeld worden; dit is het geval voor Milton, Scott, Shakespeare, Byron, Dickens en anderen. Spijtig dat het oordeel, over den laatstgenoemden schrijver geveld, wat al te streng is. De aanteekeningen over de Schotsche letterkunde en het drama verdienen aandachtig gelezen te worden. Alles samengenomen is dit werkje bestemd om nuttige wenken aan de studenten te geven, en om ze in te wijden in de kennis der Engelsche letterkunde, die eilaas dikwijls te weinig gekend is.
V.V. | |
Darwin voor ieder begrijpelijk gemaakt, naar het Engelsch van dr E.B. Aveling, door M.P. Zaalberg, uitgave van M.C.M. de Groot, Schiedam 1899.Welk is de oorsprong van den mensch? Dit tracht men in dit boekje aan te wijzen en wel door den oorsprong langs evolutiezijde op te speuren. 't Komt eindelijk op dit neer: de mensch is natuurlijkerwijze en zonder schepping ontsproten uit eene lange reeks levende dieren die opvolgenlijk steeds hoogere en hoogere ontwikkeling genoten. Dat de schrijver in zijne bewijsredenen te kort schiet is buiten | |
[pagina 92]
| |
kijf. Vele gezegden zijn niet gestaafd, andere door nieuwere ontdekkingen dezer laatste tijden tegengesproken. 't Boekje is in volkstrant, voor minder ontwikkelden geschreven, en naar de inleiding luidt, tot lezing voor werklieden bestemd. 't Wordt in Nederland in socialistische kringen verspreid, en 't doet mij denken dat in Nederland de werkman vrij wat meer moet ontwikkeld zijn dan hier, want voorzeker, hoe volkswetenschappelijk ook, 't is hoog boven de verstandelijke vermogens onzer werkende klas. Gheel.
Dr Fr. Meeus. |
|