Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 680]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II (slot).Ga naar voetnoot(1)‘Novus oritur rerum ordo’, er ontspringt eene nieuwe wereldorde - Gods wil geschiede’ - zoo riep hij uit. ‘Een stuk wereldgeschiedenis is ingestort.... Ik kan mij slechts eenigermate troosten door de gedachte, dat God geduldig is, dewijl hij eeuwig is, en dat zijne molens zeer langzaam, doch steeds zeker malen, gelijk het spreekwoord zegt. Ik voor mij verlang niets anders dan: ‘Fiat justitia’ (Moge het recht zegevieren!), ‘maar hoe meer mij de Politiek afkeer verwekt, des te ijveriger werp ik mij op de Kunst’. Hij hield woord. De volgende jaren zijns levens en de dagteekening der door Pastor uitgegeven lijst van Reichenspergers tallooze werken, geven daarvan het bewijs. Het was hoofdzakelijk Montalembert, welke hem tot politische werking bleef aanzetten en hem steunde tegen zijnen onlust. De groote Fransche staatsman laakte de algemeene vrees voor de toekomstige gebeurtenissen: ‘Tout le monde a peur, l'audacieux | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l'emporte’. Alleen de blinde koning van Hannover ‘vreest niet’, zoo sprak hij. Montalembert meende verder, dat het oecumenische concilie, als persoonlijk bedrijf van Pius IX, een wapen was tegen de voorstanders van een meer absoluut pausschap; want het parlementarismus zou aldaar wel ‘den hoogsten toon aangeven’. ‘Doch,’ zoo meende Montalembert, ‘de paus heeft meer moed dan volharding’. ‘Aussi l'Angleterre a plié’, schrijft hij, maar het moest hem welkom zijn dat Reichensperger van de andere zijde in Engeland de energie des volks en de uitbreiding der verstandige kunst in haren aangroei oprecht kon bewonderen. Het was bovendien de erkenning der kracht van Reichenspergers overtuiging, gelijk die hem van vele kunstenaars en kunstbeschermers, ook van het buitenland, en bijzonder van Engeland, ten deel viel, die hem opbeurde tegenover den afkeer, die de vijanden der Duitsche ‘ultramontanen’ hem toonden. De eene noemde hem een ‘kunstjezuïet’ (dus à la Palmerston), de andere (onder de Kaulbachsche kunstenaars) zocht hem belachelijk te maken ‘omdat’, zegde men, ‘Reichensperger geen man was dien men kon dood zwijgen.’ Eenvoudigeren van bedoeling, ofschoon van geheel andere politieke richting, gingen wel is waar soms zijne schriften ter leen vragen en lezen, ‘omdat er toch iets wezenlijks moest schuilen achter een' man, waarover men met zooveel bitterheid en woede spreekt’. Weer anderen eindelijk waren er, en ongelukkig onder dezen, dezulken die Reichenspergers stelsel in godsdienst en staatkunde schenen te deelen, en daarbij geene vreemdelingen waren in de geschiedenis der kerkelijke kunst, welke (de schrijver dezes heeft zulke mannen persoonlijk gekend) luid uitspraken: ‘Wij laten ons door Reichensperger drie honderd jaren kunstgeschiedenis niet rooven!’ Welke grove miskenning zijner bedoelingen! Men gaf daardoor een bewijs Reichenspergers kunststelsel niet geheel te ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan. De meester veroordeelde, ik herhaal het, de renaissance niet, wanneer men daardoor de beoefening der heidensche oudheid verstaat, maar hij verwierp alleen het misbruik daarvan, de Pfuscherei, welke niets was dan een slecht afgietsel van een pot Sammelsudia, waarin, als een vet-oog op eene kloostersoep, hier en daar eene mislukte herinnering aan de oudheid herkenbaar was. Hij zeide steeds, aan wien het maar wilde hooren, dat hij, ofschoon de kunst der dertiende eeuw bovenaan stellende, in 't geheel die der heidensche oudheid niet zou bekampen, indien slechts bekwame mannen zich daarmede bezig hielden, en niet, onder den aanmatigenden naam van Re-naissance, appelen voor citroenen verkochten. Bij alle dwaze tegenwerking van verschillende zijden, bij al dat wanbegrip moet het ons dan ook niet verwonderen, dat Lübke, de in Vlaamsch België steeds nog gezochte kunstgeschiedenis-schrijver, op de geestige(?) gedachte kwam te zeggen: ‘Alles wat niet tot de middeleeuwen behoort, verklaart Reichensperger voor werk van den duivel.’
Daarmede was het jaar 1870 aangebroken. Op het aandringen zijner vrienden - Mallinckrodt, von Savigny, v. Windhorst, zijn broeder Peter en vele anderen - stemde hij toe weder in den Pruisischen landdag te treden. Hij was niet onbezorgd over de eenheid der katholieken en bemoeide zich levendig met de gronding der centrums-afdeeling, gelijk die heden nog bestaat. En toch, het lag niet in zijnen geest de scheiding der verschillende godsdienstpartijen nog breeder te openen. Integendeel: het centrum zou dan ook openstaan voor allen, hetzij katholieken of niet, welke het met waarheid en gelijkheid van recht oprecht meenden; van den beginne af waren er dan ook meerderen, b.v. von Gerlach, de Hanno- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veranen Nieper, von Lenthe, von Grote, von Erxleben, die zich, hoewel protestanten, daarbij aansloten. Zoo vormde het centrum niet eene confessioneele, maar eene staatspartij; 48 leden van het parlement maakten onmiddellijk daarvan deel. Kort daarna werd Reichensperger ook in den Duitschen rijksdag gekozen. Men behoeft, na al het gezegde, niet te vragen, wat zijne houding was gedurende de jaren van den zoogenaamden Culturkampf; daarvan eene beschrijving te geven zouden deze bladen niet toelaten: hoe hij optrad voor de rechten des aartsbisschops van Keulen, hoe hij het gezantschap aan 't pauselijk hof verdedigde, hoe hij zich weerde tegen eene staatkunde van toenemende centralisatie, hoe hij moedig optrad tegen de wet op het burgerlijk huwelijk, en hoe ten laatste zijn strijd tegen de ondoordachte, holle blufwoorden (Schlagwörter) gehuldigd werd in drie nieuwe uitgaven van zijn bovengenoemd schrift, in zes weken verschenen. Dit alles en honderd andere zaken zag de regeering menigmaal met leede oogen aan, zoodat men, schoon te vergeefs, trachtte hem van het centrum los te scheuren. De spanning, de vervolging klom, en daarmede Reichenspergers energie, met zulk gevolg, dat, toen hij, na 45 jarigen dienst, uit den staatsdienst trad, geene enkele officieele onderscheiding hem ten deel viel. Daarvoor was hij te zeer A man geweest, in den zin van den door hem bewonderden Shakespeare, door Pastor aangehaald, in een kenspreuk op het titelblad der levensbeschrijving. Reichensperger bleef ondertusschen energisch in den rijksdag voortwerken, hetzij hij partij trok voor de belangen der werklieden (wat de tegenstanders ‘een verbond tusschen de zwarten en de rooden’ noemden), hetzij hij de algemeene zedelijkheid verdedigde, door verzet tegen de opheffing der toevluchtshuizen voor gevallen meisjes en weezen, hetzij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij voor de rechten der bewoners van den Elzas streed, of tegen de vervalsching der levensmiddelen, of in 't algemeen de richting van den Culturkampf bevocht. Steeds was hij onwrikbaar, maar geduldig, steeds met ontzag voor de tegenpartij vervuld, vast van overtuiging, sterk door de samenhang van zijne denkbeelden. Zoo schatten hem zijne vrienden, zijne kiezers, die hem te Crefeld ook bewogen opnieuw in den landdag te treden. Dat was in 1879. Ook hier zeide hij weder ‘rijst eene nieuwe wereldorde’, door het toenemen zijner partijgenooten, en de toenaderende beweging van Bismarck, welke met groote voorkomendheid Reichensperger en andere genooten voor de eerste maal op een middageten uitnoodigde, en ‘als een goede huisvader’, met eene lange pijp in den mond, na het eten, zittend, zich met hen over allerlei belangen onderhield. Doch Reichenspergers werkzaamheid in het politieke leven, uitgeput als hij zich gevoelde door vele ‘Strapazen’, liep toch ten einde. In 1884 nam hij geen mandaat voor den rijksdag meer aan, weldra gaf hij ook zijn afscheid aan den landdag en werd... doodelijk ziek. Toch bleef hij nog eenige jaren voor de kunst behouden. Afwisselend had hij, tusschen zijne parlementaire werkzaamheid in, geheel Duitschland doorgereisd, opwekkend, aanvurend, raadgevend met zijne gewone vriendelijk toegevende woorden, maar vaste overtuiging. Nu was het weder de voltooiing van den Ulmer dom, op welken hij, in een heildronk bij die gelegenheid uitgesproken, een standbeeld van Maria als kronende topbloem op den toren toewenschte, eenmaal heenschouwende zelfs over de kruisbloemen van den Keulschen domGa naar voetnoot(1); dan was het weer Lübeck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Danzig wat hem riep of bezighield, steeds op de wacht naar verbetering van het gebrekkige, of voltooiing van het goede en waarschuwende tegen ‘wandaalsche verfraaiingszucht’. De kunst was voor Reichensperger te recht ‘de fijnste bloem der beschaving (die feinste Blüte des Culturlebens’). Zij kan den goeden opmerker dienen ‘om den hartslag van een volk te beoordeelen’. In dezen geest sprak hij dan ook herhaaldelijk in 't parlement; men zag hem daarmede voet voor voet veld winnen, merkwaardiger wijze het meest bij zijne politische tegenstanders, vooral die uit Noord-Duitschland. Het anticentrumsblad de Schwäbische Merkur (het hoofdblad van Wurtemberg) laakte oprecht de hoonspreuk van wie den kunstenaar niet begrepen, namelijk: Reichensperger wil ‘niets anders dan Gothiek’. De kunstzinnige strijder had deze bewering, door de aanbeveling van monumenten uit de 16e en latere eeuwen (b.v. te Triër), en al wat wij in dit opzicht mededeelden, reeds lang wederlegd. Doch het was daarom nog niet te verwonderen, dat hij voor het Duitsche parlementsgebouw te Berlijn den germaanschen-gothischen stijl aanbeval, volgens het plan van den beroemden engelschen bouwmeester Scott. Te vergeefs. Er werd tusschen de staatslieden lang genoeg heen en weder gehaspeld, of het parlementshuis met eenen grooten ronden toren moest versierd worden, of niet; maar van de historische, nationale, kunstrijke, ja zelfs van de practische inrichting, en vooral van de uitdrukking der Gedachte van een Duitsch parlementshuis sprak slechts een klein, klein gedeelte der redenaars. En als Reichensperger nu, in overeenstemming met Bismarck, een uitstel van het besluit der bouwcommissie had voorgeslagen, beschuldigde men hem van moedwillige, antinationale vertragingszucht en van onwil, op zulk eene wijze dat hij, na achtjarigen arbeid, zijn afscheid nam van het gezelschap der beoordeelaars. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij stond alleen. Zelfs zijne beste vrienden (dewijl zij geene technische kunde bezaten) lieten hem aan zijn lot over. Toen eindelijk een bouwplan aangenomen was (dat van Wallot), drukte Reichensperger met zijne gewone humaniteit zich zoo uit: hij hoopte ‘dat aan Wallot het leven niet moge verbitterd worden; ‘maar voorzeker’, zeide hij, ‘de nakomelingschap zal zeer versteld opzien, dat men, ter eere der gronding van een samenhangend Duitsch rijk, en gedrongen door de zeer verklaarbare fierheid eens overwinnaars, aan Italië voorbeelden is gaan vragen, hoe men het meest grootsche gedenkteeken ter herinnering van die gebeurtenis moet tot stand brengen.’
Ondertusschen werkte Reichensperger, door voordrachten en schriften, steeds verder ter verspreiding zijner kunstbegrippen. Over monumentale schilderkunst, over de aloude bouwhutten, over musea en galerijen, over het ‘kunsthandwerk’, over den bouw van kleine woningen, enz., enz.Ga naar voetnoot(1), stelde hij tallooze schriften op. Eindelijk was de dom te Keulen, ‘de droom zijner jeugd’, zooveel mogelijk voltooid. Hoofdzakelijk het grondbelegsel ontbrak nog. Maar Reichensperger sprak het luide uit, ter beschaming der tooneelmuziek in vele kerken gehoord: ‘Dan eerst zal de dom afgewerkt zijn, wanneer de rechte, kerkelijke muziek daarin zal gehoord worden.’ ‘Hiertoe wordt eene orgelschool, worden ‘koorknapen’ (men zegt veelal misdienaars) vereischt. Hieruit zijn de meeste onzer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muziekmeesters van de zestiende en zeventiende eeuw opgegroeid; de meesten werden priesterGa naar voetnoot(1)’. Ondertusschen zou midden in den kerkstrijd het nationale feest der voltooiing gevierd worden. Maar de aartsbisschoppelijke stoel stond ledig, ten gevolge van den Culturkampf. Reichensperger en de katholieken in 't algemeen besloten zich deswege van het feest te onthouden... Eene ware beproeving! ‘En zoo ging’, zegt hij ‘het dom-voltooiings-spektakel voorbij, enkel met een mager Te Deum’. Dat geschiedde in het jaar 1880.
Op het aandringen van tallooze kunstvrienden liet Reichensperger zich bewegen eene schets der jongste geschiedenis van den dombouw te schrijven. Met dezelfde bescheidenheid, die hij zijn leven lang pleegde, met dezelfde kennis van zaken, die hij steeds toonde, gaf hij dan zijne aanteekeningen ‘Zur neueren Geschichte des Dombaus in Köln’ in 't licht, en stelde daarin de verdienste van anderen verre boven de zijne, ofschoon hij ‘viel Geld und manches Opfer’ (offers van tijd, geld en wil) voor de zaak ten beste had gegeven, en velerlei strijd met onkunde en eigenwaan had te kampen gehad. Doch het stond er nu, het verhevenste gedenk-teeken van christelijk-germaansche bouwkunst. Het stond er niet alleen voor eene enkele klasse van geleerden, van kenners, van aristocraten, van theoretici, maar het stond er voor het volk; het sprak tot het volk; zijn aanblik zou het volk veredelen, het riep als het ware, reeds door zijne wondervolle aaneenschakeling van spitse portaalbogen, het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volk aantrekkend tot binnengaan, ten gebed. ‘Naar hooger, naar hooger’, is de uitdrukking dier reusachtig oprijzende lijnen, ‘naar hooger’, is de roep van het tooverachtig kleurenspel der vensters. Zag Reichensperger hierin het doel zijns levens verwezenlijkt: het was, gelijk wij gezien hebben, toch slechts eene enkele zijde van zijn levenslang streven. Op litterair en politisch gebied werkte hij op volkomen dezelfde wijze - steeds voor het volk het allerbeste zoekende, steeds met achterstelling van zijnen persoon. Aldus had zich het Borromäusverein door zijne werking, onder de koesterende vleugelen van het Dombauverein, ontwikkeld: eene vereeniging tot verspreiding van nuttige, christelijke, kunstrijke boeken onder het volk, die zich sedert 1845 over geheel westelijk Duitschland had uitgebreid en, door algemeene samenwerking, over een aanzienlijk kapitaal beschiktGa naar voetnoot(1). Zulke practische inrichting ter bevordering der christelijke beschaving lag gansch in Reichenspergers geest. De grootste boekerijen, de geleerdste folianten met de diepste wetenschap schenen hem zelfs in 't algemeen minder aan de behoeften te voldoen dan de vlugschriften over edele onderwerpen, door bekwame hand geschreven. Door dergelijken practischen zin gedreven, konden hem ook de diepst doordachte verhandelingen over de wijsbegeerte der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunst, zoo zeide hij menigmaal, geene zoo groote voldoening schenken als die, eene kleine kapel voor het volk van den ondergang te hebben gered. Dit practisch streven, benevens zijn aanzien en verdienste, bracht hem ook in aanraking met tal van personen - belangrijke en minder belangrijke - aan wier geest hij weder nieuwe stof voor zijn werken ontleende, want: ‘Steeds is er van anderen wat te leeren’, was een zijner geliefde spreuken. Die volksgezindheid volgde hem nog verder op letterkundig gebied, trok hem zelfs tot de Catalaansche spraakbeweging in Spanje, drong hem tot eene ernstige studie van Shakespeare's werken en diens ‘verhouding tot de middeleeuwen en den tegen-woordigen tijd’. Eene dergelijke gedachte wekte ook zijne belangstelling voor de gewestspraken, als levendige volksuiting; niet alleen tot die der Rijnlanden, maar ook tot die van het buitenland en tot de volkstaal der Vlamingen. Daaraan heeft de schrijver dezes dan ook almede den belangrijken omgang met den grooten volksman te danken. Verder bevorderde Reichenspergers verlangen naar wisseling en wrijving van denkbeelden niet weinig den omgang met de aanzienlijke bouwmeesters Ungewitter, Statz, Fr. von Schmidt, den Rijnlandschen ‘Erzmeister’ in Oostenrijkschen dienst, den ontwerper van het grootsche, gothische stadhuis te Weenen, enz., enz., von Essenwein, den voormaligen bestuurder van het Germaansche museum te Neurenberg; met historieschilders, als de christelijke Steinle, Cornelius, Andreae; met beeldhouwers en medailleurs en eindelijk met de edeldenkendste der protestantsche kunstenaars en geleerden, in binnen- en buitenland - in Engeland bij voorbeeld de beroemde architecten Pugin, Scott, en den vermogenden kunstbeschermer Beresford-Hope. In België en de Nederlanden zocht hij niet minder te onderrichten en onderricht te worden. Hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 690]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhaalde steeds met genoegdoening van de Mechelsche congressen, en zijne aandoening te midden der gedenkteekenen van godsdienst en hooge kunst, te Antwerpen, te Brugge en elders. Bethune te Gent en Helbig te Luik behoorden tot diegenen welke hem het meest aantrokken. Guffens en wijlen Swerts wekten zijne hoogste belangstelling op, Kervyn de Lettenhove, de Haulleville, Schollaert, Mgr Laforêt, die hem tot doctor der Leuvensche hoogeschool benoemde, Thonissen, de Robiano, Mgr Cartuyvels, de aartsbisschop Stercx, de staatsminister Dechamps en vele anderen, waartoe ik zelf gelukkig was te behooren, worden, nú weer met erkentelijkheid, dán weder met de hoogste achting, hetzij wegens hunnen kunstzin of geleerdheid, maar vooral wegens hunnen zin voor algemeene volksbeschaving, door hem opgezocht en in zijne brieven herdacht. Hij schatte van enkelen bijzonder de vlaamschgezindheid en gevoelde zich natuurlijk ook naar het germaansche wezen der noordelijke Nederlanden getrokken, waar hij Jos. Alberdingk Thijm, den architect Cuypers, Schaepman, den dichter Tepe (van Heemstede) en den beeldhouwer Mengelberg leerde kennen, van wien hij bijzonder roemde, dat hij met groote vaardigheid de echt gothische vormen ter voldoening van nieuwe behoeften wist aan te wenden. Daar kwam hij met verschillende staatslieden in aanraking, welke min of meer zijne overtuiging op staatsgebied deelden; zoo leerde hij schatten het welbekende langjarige hoofd der hollandsche politiek, Thorbecke, zoo ontmoette hij den minister Eyschen in Luxemburg, burgemeester Pyls te Maastricht, enz., enz., steeds luisterend en vreedzaam wederleggend, steeds nieuwe gedachten, nieuwe ondervinding uitlokkend. In Italië stond hij bovendien hoofdzakelijk in betrekking met baron Galucci en graaf Mello, gedurig beijverd, om in hun vaderland de herinneringen aan de kunst der middeleeuwen te verlevendigen en den naturalistischen stroom der conventie te stuiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 691]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder ingrijpend was zijne verhouding met een groot getal fransche kunstminnaars en geleerden, waarvan ik er slechts eenigen noem, zooals den beroemden oudheidkundige Didron, de Caumont, Viollet-le-duc, Rio, en Montalembert. Vooral stond hij met dezen laatste steeds in levendige briefwisseling. Gelijk overal komen ook in de betrekking tot deze mannen weder Reichenspergers verdraagzaamheid en vreedzame zin, maar ook zijne onafhankelijkheid aan het licht. Zoo verweet hij bij voorbeeld aan Didron, dat deze te zeer uitsluitend de kunst der dertiende eeuw verdedigde en te hard op zijne tegensprekers nederviel; ofschoon Reichensperger, van de andere zijde, de kenspreuk van den beroemden Lassus, den hersteller der Notre-Dame gaarne liet gelden: ‘L'éclectisme est la plaie de l'art’. Charles de Montalembert was een zijner idealen: want deze had ‘iets germaansch’ in zijn wezen; van zijne moeder en zijn oponthoud in Engeland had hij immers ook iets angelsaksisch! De Dombau voerde deze mannen te zamen en tot aanhoudende briefwisseling, vooral in de jaren van 1847 tot 1870, waarin, zegt Pastor, ‘fast das halbe Leben Montalemberts beleuchtet wird’. Uit dezen strijder voor de vrijheid van Kerk en staat moesten de jongelieden, zegt Reichensperger, ‘in elk geval leeren mannen te worden zonder vrees en schuld, “sans peur et sans reproche”’. Ook sloot hij zich geheel aan zijnen vriend in de opvatting van het woord ‘Vrijheid’, d.i. ‘afwering van absolutismus’, en onbepaalde overmacht van den eenen mensch boven den anderen. Want wat heeft, vraagt hij den Univers, ‘sedert den 2n December 1851 de nieuwe Imperator voor de Kerk tot stand gebracht?...’ ‘Onze democratie’, zoo schrijft hij verder, ‘is niets anders dan een gemaskerd Despotismus’. En deze woorden onderschrapte Montalem- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 692]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bert in Reichenspergers briefGa naar voetnoot(1). Hij bekende bescheidenlijk dat zijne staatsgedachten aan die van Montalembert als 't ware gelijk klimop opgeschoten waren. Aan alle leed wat de fransche staatsman ondervond nam Reichensperger even hartelijk deel, als aan diens zege, en riep hem huldigend toe: ‘Gij zijt de navolger van onzen grooten Görres voor mij geworden’... En toen Montalembert kwam te sterven: ‘Een diepe scheur is in mijn geestesverkeer gereten’... al wordt ‘de overledene met lofzangen overstelpt, zelfs door diegenen welke bij zijn leven slechts smaad voor hem veil hadden’. Later nog nam Reichensperger steeds partij voor zijnen hooggeschatten vriend, toen men dezen wilde brandmerken als vijand der Jezuïeten, door middel van een trouweloos, gebrekkig uittreksel van eene zijner schriften, waarin eenige volzinnen ter wederlegging van de Civiltà Cattolica voorkwamen. Evenzoo stond Reichensperger op voor Montalembert tegenover Döllinger, den beroemden geschiedschrijver en medeopbouwer van ‘het Oud-Katholicisme’, toen deze door een misbruik van vertrouwen de nagedachtenis van Montalembert verdacht had willen makenGa naar voetnoot(2). De kerkelijke en politieke vrijheid, bij deze twee groote geesten ineengesmolten, scheen hun het beste wapen ‘ter verdediging der bruid Christi, ja het eenige wat het moderne ongeloof niet licht verbrijzelen kan’. Daarmede loopt het leven des grooten, edelen en bescheidenen mans aldra ten einde, wien wij, door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 693]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den aard dezer bladzijden gedwongen, alleen op het gebied der kunst, en al te weinig op dat der staatkunde hebben betracht. De laatste jaren zijns levens waren slechts de bevestiging van hetgeen hij altoos met grootheid van ziel, en vrijen gezichteinder had nagestreefd. Door de frischheid van zijnen jeugdigen geest, bleven deze eigenschappen hem bij tot aan zijn levenseinde. Een groot bewijs van de uitgebreidheid des krings van zijn denken gaf hij nog, door de wijze waarop hij Bismarck bij diens afscheid als rijkskanselier, beoordeelde. Voorwaar 's graven staatkunde tegenover Oostenrijk, het uitsluiten van acht millioenen Duitschers uit de Duitsche rijkseenheid, kon hij niet goedkeuren; maar van de andere zijde hield hij zich overtuigd dat Bismarck niet uit haattegen de Kerk, doch uit gronden van meer wereld-politischen aard den Culturkampf had in 't leven geroepen, en dat hij bij mannen à la Gambetta, Crispi, Tisza, enz. niet mag vergeleken worden. Reichensperger vermaande ook de katholieken dat zij zich moesten herinneren hoe de ‘ijzeren kanselier’ zelfs den paus tot scheidsrechter bij eene internationale vraag had opgeroepen en aan diens antwoord gehoor had gegeven. Ook heeft Bismarck tot de opheffing van den Culturkampf zelf het sein gegeven. ‘Ware Bismarck aan het roer gebleven’, zoo schrijft Reichensperger, ‘dan zouden voorzeker de Jezuïeten reeds teruggekeerd zijn, al ware het ook maar om zekere pedante, vijandige partij te ergeren’. Wat hebben wij nu? De goede verhouding tot het buitenland heeft afgenomen en van binnen heerscht wanorde: van de eene zijde drang tot spaarzaamheid, van de andere, velerlei eischen van altoos toenemende millioenen voor zaken van weelde. Daartoe rekende Reichensperger voorzeker de voortdurende uitbreiding der strijdbare macht (6 Juni 1890). Hoezeer Reichenspergers aanzien steeds klimmende ging tot aan zijn afsterven, wordt bewezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 694]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door den herhaalden druk zijner werken, b.v. Die Kunst jedermanns Sache, waarin zijn populaire geest zich zoo sprekend afspiegelt; dan, de eer die hem wedervoer, bij het vijftigjarig bestaan van het Dombauverein, waarvan hij tot het laatste toe als de grondlegger en de voornaamste raadsman werd betracht. Bij deze gelegenheid werd hem eindelijk ook eene nieuwe officieële onderscheiding, eene ‘roode-adelaarsorde’ van de derde klasse, met den strik toegekend. Reichensperger antwoordde natuurlijk, bij 't ontvangen, dat hij deze onderscheiding niet eens verdiend had. Dat was in de maand Februari 1892. Hij had toen den ouderdom van 82 jaren bereikt en verheugde zich nog in eene voortdurende gezondheid. Hij bleef nog steeds levens- en reislustig, al weerhield weder en wind hem soms van lange lichaamsoefeningen. De tevredenheid, het geluk steeg bij 't vieren van de gouden bruiloft in de maand Mei van hetzelfde jaar, toen hem in de groote zaal Gürzenich te Keulen eene even vorstelijke als hartelijke hulde werd gebracht door kunstenaars, geleerden en vrienden, van alle partij, van alle kleur en opvoeding. Maar van de andere zijde werd hem ook de beproeving niet bespaard, eerst door het verlies van zijnen edelen, oprechten vriend, den ook in België welbekenden geschiedschrijver Joannes Janssen, en vervolgens door den dood zijns broeders, den staatsman Peter Reichensperger, die met zijne staatsbeginselen geheel overeenstemde, al was er ook in de strijdwijze der beide broeders een eigenaardig verschil. Ging Peter steeds vooruitdringend en nederslaand met zijne tegenpartij te werk en plantte hij die onmeedoogend tegen de wand (au pied du mur), August, ofschoon even energisch van beginselen, liet den tegenstander veelal ‘een poortje open’, om voorloopig met fatsoen te ontsnappen. Eindelijk werd August Reichensperger, in eigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 695]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezondheid beproefd, op het ziekbed geworpen, gekweld door toenemende doofheid; maar, door christelijke onderwerping gesteund en verlicht, verloor hij nog den werklust niet. Met zijnen gewonen practischen zin greep hij nog in de laatste jaren zijns hoogen ouderdoms elke gelegenheid aan, tot het verbreiden van gezonde, christelijke denkbeelden over kunst en levensdoel. Hij verscheen nog in 1894 op de vergadering der katholieken te Keulen, en hield er als eerevoorzitter eene voordracht, natuurlijk door luide jubeltonen begroet. Hij vermaande daarin tot vrede, maar ook tot energie, tot eenheid, maar vooral tot liefde: ‘in omnibus charitas’, voor allen ‘die van goeden wille zijn’. Het waren de laatste woorden door den edelen kamper openlijk uitgesproken. Nog eenmaal richtte hij een opwekkend, vermanend, waarschuwend schrijven aan de jeugd, aan de studenten, wier feestvergadering hij moest mijden, om zijne gezondheid te ontzien. Die regels waren vooral tegen den zoogenaamden Frühschoppen (het morgenbier) gericht. Deze laatste vermaningen van den grijsaard hebben, onder Gods zegen, eenen onvoorzienen grooten invloed op de studeerende jeugd uitgeoefendGa naar voetnoot(1). Hij deelde nog menige les mede, uit zijn verleden geput, herdacht zelfs nog eenige trekken uit het politisch leven van België, als navolgingswaardig voorbeeld (II, 434), namelijk om de verkiezingen gedwongen te maken; ook werkte hij nog hier en daar voor de Kölnische Volkszeitung en het Zeitschrift für christliche Kunst, en schreef ten slotte een opstel voor het vijftigjarig jubilee van het door hem gestichte Borromaeusverein... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 696]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit was nu zijn laatste openlijk werk... Toch kon hij nog tot thuis zitten - ‘Haushockerei und Wetterscheu’ - niet besluiten. Zijne vrouw speelde evenwel ‘de gendarme-rol’ daarbij, en hield hem van ‘Excessen’ terug. Zijne twee laatste opstellen (aan Ludwig Pastor gericht), werden gedicteerd, en grootendeels door de hand zijner dochter, of wel met potlood en in bevende trekken door hem zelven neergeschreven. Het eene opstel was eene bijdrage tot de jongste geschiedenis van den dom, het andere een vriendenbrief, waarin, ter gelegenheid der Geschichte der Päpste, ondere andere wordt uitgewijd over het ‘Skandal’ der afbraak van St.-Pieterskerk te Rome in 1506, door den bouwmeester der nieuwe St.-Pieterskerk, BramanteGa naar voetnoot(1). Zoo was Reichensperger werkzaam tot aan zijnen laatsten ademtocht. Ondertusschen vervielen de krachten des edelen lijders meer en meer.
Doch met dat verval klom zijne christelijke onderwerping en berusting in den wil des Heeren. De catechismus was het laatste boek waaruit hij zich, en met kinderlijke ootmoedigheid, liet voorlezen, ‘want daartoe’, zoo sprak hij, ‘moeten wij toch allen terugkeeren.’ Door de heilige Sacramenten verder op den dood voorbereid, stierf hij den 16n Juli 1895 een' christelijken en stichtenden dood. Vriend en vijand stonden aan zijne lijkbaar, allen in hem den man van geweten, van karakter, van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 697]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezonde, practische beginselen huldigend. Ja, velen daaronder moesten bekennen, dat door Reichenspergers invloed eene menigte vooroordeelen, zoowel tegen de katholieken als tegen de middeleeuwsche kunstrichting waren vernietigd, vooral met den blik op den Keulschen Dom, ‘een nationaal Duitsch monument’, waarvoor hij als leek krachtiger en zinrijker had gewerkt dan de meeste kunstenaars van 't vak dit hadden kunnen doen.
Ziedaar de schets van Reichenspergers voortreffelijk harmonisch leven, de worstelingen zijner jeugd, tegen de wereld en den twijfel, zijne grootheid van ziel in den kamp, de uitbreiding van zijnen gezicht-einder, in het politieke leven, zoowel als in dat der kunst; zijn met taai geduld volgehouden streven naar daden, naar handelingen die aan het volk meer nut brengen dan ‘de langste theorieën’; ziedaar zijn oprechten godsdienstzin, zich uitsprekende niet alleen in kerkelijke handelingen, maar evenzeer in eene algemeene christelijke liefde, waarvan zelfs zijne politische redevoeringen steeds waren doordrongen, zijne volharding in de eenmaal als juist erkende beginselen en toch daarneven zijn lust andere meeningen te hooren en zelfs uit te lokken tot eigene onderrichting... Dat alles is in de bovenstaande bladzijden, zoover de ruimte dit toeliet, met de studiën in de hand van onzen vriend Ludwig Pastor, die de geheele briefwisseling van den werkzamen kunstenaar ter beschikking had - dus naar geloofwaardige schriften - geteekend. Wij willen alleen herhalen, wat wij in den loop van ons verhaal alleen in 't voorbijgaan hebben kunnen bespreken, welke dwaling het is 1o (met Lübke) te beweren dat Reichensperger alle kunst ‘duivelswerk’ verklaarde, die tusschen 1450 en 1895 is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 698]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot stand gebracht, in zooverre zij den voorafgaanden eeuwen niet is nagewerkt; 2o hoe dwaas het is te meenen, dat alle vormen en kleuren, welke aan de eeuwen vóór 1450 herinneren, door Reichensperger werden goedgekeurd en 3o daarbij niet in te zien, dat hij in vele gevallen, wegens de gebrekkige kennis der kunstenaars, een parlementshuis van Wallot, of een spoorweggebouw, gelijk het nu te Keulen is opgebouwd, verkoos, boven eene zoogenaamde ‘Gothik’, gelijk de meeste bouwmeesters die verstonden; zoodat hij voor den Ring (den geheel modernen boulevard van Keulen) meer zin had dan voor het ‘gothieke’ Machwerk, waarvan de meesters meenen, dat de ‘gothische Kunst’ bestaat in eene samenstelling van spitsbogen. Zoo zijn er, helaas, heden nog velen. Het zal dan verder ook niet noodig zijn er nog eens op te wijzen, hoe Reichensperger de kunst der heidensche oudheid en vooral die der Grieken wist te schatten; al is de schrijver zijns levens van meening dat Reichensperger den samenhang tusschen de kunstoverleveringen van het oud-Italië, als onmiddellijke moeder der latere Renaissance aldaar, eenigszins miskendeGa naar voetnoot(1). Reichensperger wilde alleen (en in dit punt stemt hij met Tolstoï's kunstbegrip overeen) dat alle kunst, zooveel mogelijk toegankelijk, begrijpelijk gemaakt wierd voor het volk; hij zag dat onze kunstacademiën in den regel inrichtingen zijn voor het aristocratisch gedeelte des volks en een streven toonen, gelijk het in meer volksgezinde eeuwen onbekend was. Dit stemt overeen met een gesprek wat de kunstenaar eens met Richard Wagner heeft gehouden, over diens bijzonderste werken. Dat was in 1871, bij den minister Schleinitz, alwaar Reichensperger op eenen muziekavond was uitgenoodigd. Wagner zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 699]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene voordracht ‘over Opera’ houden. Reichensperger (zoo schrijft hij zelf) roemde daarvan den schitterenden vorm, doch, zegt de schrijver, ‘hij bouwt zijn plan op het high life, op de aristocratie, niet op het volk en diens geloof en overleveringen’. ‘Ik had met den kunstenaar een ernstig en lang gesprek en voorspelde hem een eindelijk mislukken van zijne plannen.’ Hij nam deze voorzegging vriendelijk op. Hij scheen zelfs zijne dwaling in te zien, maar vindt den rechten weg niet terug, of wil dien niet vinden. Wagner's vrouw was bij ons gesprek tegenwoordig, alsmede de Amerikaansche gezant Bancroft, welke mij ten gevolge van die redetwist, later, door Wagner begeleid, opzocht. Ook aan den redacteur van den Kladderadatsch, Dohm, verweet Reichensperger, bij dezelfde gelegenheid, zijne miskenning van de volksbehoefte. Dohm gaf hem gelijk, maar verzekerde dat hij menigmaal niet kon uitvoeren wat hij wilde. Men ziet uit deze en andere voorbeelden alweder hoe stelselmatig Reichensperger een recht christelijke man des volks was, die eene onpractische geleerdheid minachtte. Deze liefde tot het Christelijke volk doordrong geheel zijn leven. Zoowel zijne kunst- als zijne vrijheidsliefde, zijn schrijven, zijn spreken, alles getuigt in harmonische eenheid van dezen grond zijns denken en trachtens. De adel van beginsel, waardoor hij in alle zijne handelingen werd geleid, wordt dan ook meer en meer erkend door allen die door vooringe-nomenheid niet zijn verblind. Wij vinden dat ook door vriend en vijand bevestigd, en wij sluiten daarom met de woorden van eenen protestantschen schrijver in de Deutsche Literaturzeitung (nr 6), Prof. Paulsen, welke den grooten Christen op de volgende wijze kenschetst. Hij zegt: ‘Wellicht zal Pruisen het aan het katholicismus (van Reichensperger en diens genooten) te danken hebben, dat het niet tot het pijl van een beambtenstaat nederzinkt... Hij vormde, door zijne gematigdheid, van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 700]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene zijde een afweer tegen absolutistisch streven, van den anderen kant tegen radikaal-democratische neigingen... Reichensperger was een door en door geestig, vrijdenkend, in vele vakken buitengewoon wel onderwezen man; daarbij evenzoo welwillend om zijne gedachten mede te deelen, als die van anderen aan te hooren. Vast op zijn standpunt, was hij toch vrij van waanwijsheid en onfeilbaarheidsgedachten, zooals aan het grootste getal dergenen eigen is, welke, zonder eigene overtuiging, den breeden en platgetreden weg van anderen volgen. Hij was in eene leerrijke school - die der politische minderheid - geweest. Dit sterkte hem in den strijd: hij weifelde nimmer en was nooit verbitterd; van toenemende zelfstandigheid, wist hij toch de verdienste van anderen te schatten en de miskenning deed zijne natuurlijke neiging tot het humoristische sterker ontwikkelen. Hij was een meester in de ironie. Als zijn tegenstander schijnbaar van eigen voortreffelijkheid overtuigd scheen, bracht hij hem door twijfelende vragen in verlegenheid en had weldra de lachers op zijne zijde. Doch die spot was zoo vol humaniteit en goedhartigheid, dat zij nimmer kwetste. Hij vreesde in 't geheel den strijd niet, maar was ondertusschen steeds vredelievend en toegevend. Zijn leven lang predikte hij den vrede en zocht dien persoonlijk bij ‘alle menschen van goeden wil’, gelijk hij pleegde te zeggen’. En wat nu de kunst in 't bijzonder betreft, sluiten wij ons overgaarne aan bij de woorden van Karl Iller, in het Berlijnsche Centralblatt der Bauverwaltung van 1895 geuit, wie voorzeker niet als partijganger van den overledene kan beschouwd worden. Hij verklaart openlijk: ‘De onvermoeide bestuurder der belangen van den Keulschen Dom en der echt Duitsche middeleeuwsche kunst pleegde de overtuiging, dat aan de kunst eene hoogst gewichtige rol in het zedelijk leven der volken toekomt. Daarop waren zijn studiën in kunstzaken gegrond. Voor dit beginsel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 701]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft hij met woord en daad gestreden, om aan het Germaansche volk den zegen van eene christelijke en nationale ontwikkeling te schenken...Zoo moeten wij aan Reichensperger, als voorvechter der erkenning en nieuwe bezieling der aloude, gezonde beginselen onzer middeleeuwsche bouwkunst en hare menigvuldige vertakkingen, op deze plaats onze oprechte hulde wijden en innig betreuren de gaping, welke door zijnen dood is ontstaan in de rijen van strijders voor de Waarheid in de kunst.’ Zoo hebben wij dan een driedubbelen plicht van dankbaarheid tegenover den afgestorvene te vervullen. Hij was ons een voorbeeld van vaste beginselen ten nutte der edelste, echt germaansche, en natuurlijk ware kunst, die hij pleegde ter eere Gods en der schoonheid. Hij was ons verder een voorbeeld van matiging, van menschenliefde, van toegevendheid op het gebied der staatkunde, zonder een schrede af te wijken van zijne overtuiging. Hij is ons eindelijk ook een voorbeeld van zedelijke kracht in zake van godsdienst en geweten, van bescheidenheid, van zelfbeheersching. Dus luidde de algemeene stem in de dagbladen, onmiddellijk na zijn afsterven. Reichenspergers Lieblingsspruch was: ‘Surge igitur et fac et erit Dominus tecum.’ ‘Verhef u, handel, en de Heer zal met u zijn.’ ‘Deze woorden,’ zegt Pastor terecht (II, 275), ‘kenteekenen Reichensperger het best, niet alleen op het gebied der staatkunde, maar ook op dat der kunst.’ God zegene hem in de Eeuwigheid!
Dr. Ludwig Pastor, hoogleeraar te Innspruck, de schrijver der levensgeschiedenis, heeft zich, gelijk wij zeiden, de verdienstelijke moeite gegeven eener lijst van Reichenspergers werken, naar tijdsorde opgesteld, aan zijn werk toe te voegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 702]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit practisch overzicht beslaat 25 bladzijden druks. Wij kunnen daarin van jaar tot jaar Reichenspergers werken op litterair gebied nagaan, beginnende met het jaar 1834. Zijne schriften over den dombouw beginnen in het jaar 1840, met ‘Einige Worte’. De eerstvolgende schriften knoopen zich onmiddellijk aan dit onderwerp. In 1842 volgde o.a. in het Domblatt, nr 6, het schriftje ‘Der Baumeister des Kölner Doms ein Belgier’. Na eene reeks van kleinere schriften volgde: ‘Die christlich germanische Baukunst und ihr Verhältniss zur Gegenwart’, tintelend van gezonde, klare, logische en geestvolle wenken en opmerkingen (Trier, Linz, 1845). In 1846 ontstond, onder vele andere schriften: ‘Kirchliche Kunstleistungen in Belgien’ in den Mainzer Katholik. Al wat op het gebied der germaansche kunst werd geschreven vond in hem eenen bespreker. De volgende jaren geven daarvan roemrijke en tallooze getuigen. Het jaar 1851 bijvoorbeeld telt 35 schriften, waaronder een aantal reisaanteekeningen, artikels uit de Volkshalle, bijvoorbeeld: ‘Alberdingk Thijm’, ‘Hollandsche bouwkunst’, ‘Ein Wort über den Londoner Glaspalast’, enz., enz. In 1852 verscheen de tweede uitgave zijner bovengenoemde Geschichte, aanzienlijk vermeerderd, in 1854 eindelijk, na velerlei andere zaken, het beroemde werk: ‘Fingerzeige auf dem Gebiete der kirchlichen Kunst’, en in 1856 reeds: ‘Vermischte Schriften über christliche Kunst’, waarin onder andere het karakteristieke artikel voorkomt: ‘Der Humor in der Kunst.’ In 1856 volgde: ‘Das Gothische Musterbuch’, eene derde omgewerkte uitgave der ‘Christlich germanische Baukunst’ enz. In 1863 verscheen het eveneens zeer beroemde: ‘Eine kurze Rede und eine lange Vorrede über Kunst’. Na velerlei andere keurige opstellen, ontving | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 703]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men in 1867: ‘Allerlei auf dem Kunstgebiete’, in 1871 zijne beschouwing van Shakespeare's oorspronkelijke kunst. Zoo volgden elkander de jaren in levendige werking op. In 1875 verscheen nog: ‘Ueber das Kunsthandwerk’, in 1876: ‘Ueber monumentale Malerei’, in 1877 eene levensschets van August Welby Northmore Pugin, als grondlegger der christelijke bouwkunst in Engeland. Weder werd ook de geschiedenis van den Keulschen Dom opgevat en nieuw toegelicht, eene lange verhandeling over Profan-Architektur geschreven, ter gelegenheid der uitlegging van de stad Keulen. Dan volgde weldra het algemeen bekende: ‘Die Kunst jedermanns Sache’, waarvan wij hierboven melding maakten en wat herhaaldelijk is gedrukt. In 1891 verscheen eene levensschets van den grooten bouwmeester F. Schmidt (of, wilt ge? Freiherr von Schmidt), eene bespreking van Prof. Dr. W. Lübke (zie hierboven, blz. 682), om de nieuwe ‘kunstschrijverij’, namelijk de ‘Antikisch-wälsche Kunstmanier’, de ‘Deutsche Renaissance’ te geeselen, enz., enz. Hierbij zouden dan nog alle schriften van politischen aard geteld moeten worden, doch die minder vallen in den geest der Dietsche Warande. Zoo sluiten wij het overzicht van deze lijst, uit meer dan 750 groote en kleine schriften en schriftjes bestaande, en (als gezegd is) met ijzeren vlijt door Pastor te zamen gesteld. Ten slotte onzen innigen dank aan den begaafden opsteller, welke daarmede aan de kunst en de geschiedenis eenen grooten dienst heeft bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 704]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tafel der eigennamen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 705]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|