Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 613]
| |
Les Industries à domicile en Belgique. Vol. I. Bruxelles, J. Lebègue et Cie en Osc. Schepens et Cie, 1899.Het Arbeidsambt heeft nadere inlichtingen willen inwinnen over den toestand onzer werklieden. Daarom heeft het op verscheidene punten van 't land en voor verscheidene ambachten en nijverheden een onderzoek ingesteld. Hier hebben wij de verslagen over de Luiksche wapennijverheid, door M. Ansiaux, de Kleernijverheid voor mannen te Brussel, door E. Tardieu, en de Mesnijverheid te Gembloux, door Ch. Genart. Eene algemeene bemerking: een dergelijk onderzoek naar behooren doen is lastig. Daar is veel werk, groote nauwkeurigheid en ook veel aanleg voor noodig. De algemeene indruk is dat onze onderzoekers nog hier en daar wat te wenschen overlaten; men zou somtijds meenen dat men voor een werk van beginnelingen staat. De eerste en de laatste studie nochtans zijn lezensweerd, zij geven ons een goed denkbeeld der wapen- en mesnijverheid. Waarom begint M. Ansiaux niet met sommige technische woorden uit te leggen; dat zou, voor oningewijden in de wapennijverheid, de lezing vergemakkelijken? Wat het verslag van M. Tardieu betreft, wij kunnen er zooveel goed niet over zeggen. M. Tardieu is leeraar in de fransche letterkunde aan de krijgsschool, en de letterkunde komt maar al te veel door. Hier en daar goede denkbeelden en belangrijke inlichtingen nochtans, maar bijna verloren in een overvloed van algemeene beschouwingen en bemerkingen die niet alleen voor de kleermakers, maar voor al de Brusselsche werklieden gelden.
E. Vl. | |
Liederboek van pastoor D. Cooreman. Eerst verschenen in Het Katholiek Onderwijs. 3e Bundel CI-CL. Gent, A. Siffer.Pastoor Cooreman, pastoor te Melsele (Waas), is een toondichter van natuurswege, die geene classieke muzikale opvoeding ontvangen heeft. Hij laat zijne ziel zingen, en schrijft op dien zang eene begeleiding, enkel op welluidendheid gesteund. Dit stelsel heeft zijn kwaad: het oor van een afzonderlijk mensch is niet altijd geoefend of volmaakt genoeg om, met vaste zekerheid, welluidendheid van wanklank te onderscheiden; hiertoe moet de enkelling geholpen worden door de harmonijleer, tegen dewelke onze toondichter bij wijlen zondigt; daarbij, elke uitboezeming is niet geschikt om geboekt te worden, want als zij te weinig verheven is, vervalt zij tot het eentoonige of het kinderlijke. - Dit stelsel heeft zijn goed: die zielezang kan niet missen oorspronkelijk te zijn, en, spiegel der schoone ziel van dien eerbiedweerdigen pastoor van te lande, eenvoudig en helder lijk | |
[pagina 614]
| |
Vlaanderens natuur en Vlaanderens kind. De toondichter heeft soms zeer gelukkige grepen in de melodij, die zijne liedjes in 't geheugen bewaren en in den schat der volksliederen plaats nemen doen. Vooral dient pastoor Cooreman geprezen om de verheffing welke hij geeft aan den cantique, die in 't Vlaamsch, bijna zoo diep als in 't Fransch, tot den laagsten trap gemeenheid en zoutloosheid vervallen was: de cantiquen van pastoor Cooreman reken ik onder de beste. Waar pastoor Cooreman bijzonder in uitmunt, is, nogmaals spiegel van zijne ziel en zijne omgeving, in het landelijk, eenvoudig verhalende lied, dat, lijk boerenborsten heldenherten kunnen toonen, soms manhaftig en gespierd wordt. Na deze korte voorstelling van den toondichter, hoeft er weinig bij over het nieuwverschenen Liederboek, dat liederen voor Eerste-communie, Kerstdag, Jesus, Maria, H. Jozef, H. Familie, legenden, vaderlands- en andere liederen bevat, op woorden van meestal Vlaamsche dichters, vrienden van den ouden pastoor, als Claeys, Janssens, Joos, Lootens, Scheiris, Sevens, Van Britsom, enz. Meestal zijn zij in eenvoudigen trant geschreven; boeiend schoon zijn Ik zinge van kasteelen en Blinkt de ster niet aan den Hemel, en Eens zat aan 's beekjes zoomen, en Eens zat op d'oever van de Dijl, benevens Tusschen aarde en hemel stondt gij, en Een engel uit den Hooge. De reeks Boerenkrijgliederen, getoondicht voor de normalisten te St Niklaas, verdienen eene bijzondere melding: Kent gij de mannen uit den tijd, kloek en zwierig; het gebed o God, wij heffen en wij hoûen, in rémin., klagend, hijgend, met een schoon refrein in koor; Wij willen de vadren vereeren, statig, juublend, en o Kruise, den Vlaming door moeders hand, droevig en moedig lijk 't Kruis en de Vlaming die 't verdedigt. Deze reeks Boerenkrijgliederen is de kroon van het schoon, nuttig boek. | |
Almanak voor Nederlandsche katholieken, onder redactie van J.C. Alberdingk Thijm en Jan F.M. Sterck, 49e bundel. Amsterdam, C.L. van Langenhuysen, 1900.Wij kondigen met genoegen dit Jaarboekje aan, wat zich wel te lang heeft laten wachten, doch niet bij vroegere jaargangen behoeft achter te staan. Men weet, dat het, nu bijna eene halve eeuw oud, indertijd gesticht werd door Jos. Alberdingk Thijm en van Nouhuys, te Amsterdam. Het muntte steeds uit door ernstige, bestudeerde en daarenboven kunstzinnige bijdragen, in zeer smaakvollen vorm uitgegeven. Dat de prozastukken dit jaar overwegen bij de gedichten, is voor het nut des boeks nog geene fout. De hoofdzakelijke bijdragen zijn van J.R. van der Lans, Het mooie in natuur en kunst, wat zeer veel wetenswaardigs bevat, vooral omdat onze hoogere scholen eer het denkbeeld van kunst laten vallen dan het kweeken: phono-, tele- en andere -grafenstudie laten geen tijd voor minder stoffelijke bezigheden. Misère! De rector der hoogeschool van Leuven heeft in zijne openingsrede van October 1899 terecht daartegen gewaarschuwd! Wij vinden merkwaardige historische bijdragen van H.J. Allard S.J.: De eerste Jesuiet te Amsterdam (1559), verdediging van het kloosterleven in de Egmonder-abdij, ao 950-1250, door P.M. Bots, eene aanvulling van Römers bekend werk, Iets over Jansenius, door H.B.J. en Joost van den Vondel de Jonge, zeer net in 't licht gesteld, door Sterck. Daarenboven vermaakt en sticht ons het boek door eene groote verscheidenheid van dichterlijke bijdragen - alles zeer aanbevelenswaardig voor belgische niet minder dan voor hollandsche minnaars van goede, smaakvolle lectuur. | |
[pagina 615]
| |
Nos Grêves houillères et l'action socialiste d'après une enquête faite sur place, par G.C. Rutten. Bruxelles, Goemaere. 1900.E.p. Rutten, der Predikheerenorde, heeft verleden jaar voor eenige weken zijn habijt verwisseld tegen het zwart mijnwerkerspak; hij wilde het werk der mijnwerkers en bijzonder hunne denkbeelden van naderbij leeren kennen. Na in een dertigtal bladzijden het mijnwerk, het personeel der mijnen en den toestand der mijnnijverheid in Belgie vluchtig geschetst te hebben, bespreekt hij breedvoerig de twee laatste groote werkstakingen onder onze mijnwerkers ontstaan: deze van 1897, ter gelegenheid der werkhuisreglementen en deze van 1899, gedoopt als ‘werkstaking der 20%’, omdat de mijnwerkers eischten dat hun dagloon met 20% zou verhoogd worden. Volgens de berekeningen van het beheer der mijnen, verloren de werkstakers in 1897 439.000 daghuren, ongeveer 1.675.960 fr.; geen letter werd aan de werkhuisreglementen veranderd; de werkstaking van 1899 had voor gevolg een verlies van 1.146.298 daghuren, en eene vertraging in 't bekomen van hooger loon, daar de bestaande contracten, met de oude prijzen, moesten uitgevoerd worden vooraleer de bazen loonsverhooging konden toestaan. Twee zaken treffen bij het lezen dezer studie: de onwetendheid en lichtgeloovigheid der mijnwerkers op wie de socialistische hoofdmannen en pennevoerders almachtig zijn, en de houding dezer laatste: ofwel zondig lichtzinnig, ofwel volkbedriegers. Zij kunnen kiezen tusschen de twee. Schrijver duidt op bl. 319 vier oorzaken aan ‘qui sont comme autant de sources alimentant à jet continu, dans nos bassins houilliers, les dispositions à la grève. Ce sont: 1o L'esprit de révolte, qui fermente plus que jamais à l'heure actuelle dans le cerveau de presque tous les ouvriers mineurs et qui se manifeste même chez le petit nombre de ceux qui ne sont pas socialistes; 2o l'insouciance de beaucoup d'actionnaires et de directeurs vis-à-vis des besoins religieux et moraux de leurs ouvriers; 3o la tolérance impardonnable des pouvoirs publics, et surtout de certaines administrations communales vis-à-vis du colportage d'écrits immondes et des excitations révolutionnaires; 4o l'invraisemblable audace d'exagération et de généralisation de presque tous les chefs des puissantes fédérations socialistes de mineurs, jointe à l'excessive crédulité des ouvriers’. En welke middelen kunnen, volgens schrijver, aangewend worden om werkstakingen te voorkomen? Hij wijst er verschillende aan, waaronder de bijzonderste is de nadere betrekkingen tusschen baas en werkman. ‘Nous connaissons un directeur-gérant de charbonnage qui voit régulièrement les plus pauvres et les éprouvés de ses mineurs. Jamais, même en 1886, on n'est parvenu à mettre son charbonnage en grève, malgré les efforts coalisés de tous les socialistes des environs’ bl. 354. Al wie met onze mijnwerkers en de werking der socialisten in onze mijnstreken wil kennis maken, zal met veel vrucht en genoegen het werk van E.p. Rutten lezen. Het is klaar geschreven en stelt de zaken levendig en onpartijdig voor. De schrijver heeft niet enkel zijn onderwerp willen doorleven, hij is alle mogelijke bronnen te radegegaan: personen, ambtelijke stukken, bijzondere schriften; wat voor en tegen ingebracht wordt geeft hij steeds onpartijdig en klaar weer.
E. Vl. | |
[pagina 616]
| |
Beitrag sur Frage der Konkurrenzfähigkeit des Kleinbetriebes gegenüber dem Grossbetriebe in der Landwirtschaft, Eberhard von Kahlden. Berlin, Franz Weber. 126 bl.De socialisten voorspellen den ondergang van het klein bedrijf in zake van landbouw, handel en nijverheid. De kleine kan met den grootere niet wedijveren, hij wordt door dezen laatste opgeëten. Tot vóor weinige jaren vond de socialistische leering vele aanhangers, tot bij de orthodoxe staatshuishoudkundigen toe, althans wat handel en nijverheid aangaat. De geestdrift is gekoeld. Eenige socialisten zelf verwerpen de ‘fatale evolutie’. In sommige vakken van handel en nijverheid verdringt de groote den kleinere, niet in alle. Wat den landbouw betreft, hier werd de socialistische leering van den beginne af bestreden. Bernhardi in Rusland, Passy in Frankrijk, John Stuart Mill in Engeland, Roscher in Duitschland, Emile de Laveleye in België, toonden aan hoe de kleine hoeve nevens de grootere kan blijven bestaan. Iets nochtans ontbrak aan hunne bewijsvoering: cijfers, die klaar, als een en een twee is, doen zien dat het merkelijk zoo is, dat de zuivere opbrengst per hectaar in de kleine hoeven ten minste zoo groot is als in de grootere. Jaren lang heeft men a priori geredetwist, men beweerde het moet zoo zijn; daarmede vorderde men weinig, immers voor en tegen zijn beweegredenen. De kleine boer kan met den grootere niet wedijveren, zegde men: deze heeft minder onkosten, kan met machines werken, beschikt gewoonlijk over meer kapitaal, heeft meer kennissen, enz. Jawel, was 't antwoord, de kleine kan den strijd volhouden: hij heeft minder onkosten daar hij zelf met zijn gezin het bijzonderste werk verricht, machines in den landbouw zijn niet zoo voordeelig als in de nijverheid, het werk wordt beter, met meer zorg gedaan, op de kleine hoeven is er meer vee dan in de grootere en de stal is tegenwoordig de bijzondere bron van inkomen voor den boer, enz. Zoo was men altijd even ver. In Duitschland is men in deze laatste jaren de boeken van groote, middelmatige en kleine hoeven beginnen nagaan en met malkander vergelijken. Auhagen en Stumpfe in Thiel's Landwirtschaftliche Jahrbücher van 1896, hebben het voorbeeld gegeven; sedert dien zijn verscheidene dergelijke onderzoekingen gedaan geweest. Het onderhavig werk vergelijkt de zuivere opbrengst van 7 hoeven van Noord-Schlesiën: een latifundium van 5156 hectaar, twee adellijke goederen, het eene van 316 hectaar, het andere van 178 hectaar; twee groote hoeven, de eene van 67,4 hectaar, de andere van 36 hectaar en ten laatste twee kleine hoeven van 20 en van 8,5 hectaar. Per hectaar nu was het zuiver inkomen: 72,91 mark, 96,82 m., 98,47 m., 103,44 m., 101,27 m., 100,7 m. en 108,23 mark. Dus hooger in de kleine hoeven dan in de grootere. Stumpfe, Auhagen, Luberg en Schulte komen ook tot het zelfde besluit: de kleine boer kan met den grooten wedijveren, moest een van de twee verdwijnen, het zou veeleer dezen laatste zijn. Hoe minder de prijzen van 't graan zijn, hoe meer de boer zijn bestaan in den stal zoeken moet, hoe meer de kleine boeren in de boerengilden de bijzonderste voordeelen van het groot bedrijf vinden, | |
[pagina 617]
| |
hoe meer het zal waar zijn dat de kleine hoeve voor de grootere niet moet onderdoen. Van langs om meer zal het ook blijken dat het landelijk socialismus op het zand gebouwd is; immers als de kleine hoeven zooveel en meer voortbrengen dan de grootere, dan kunnen de socialisten het ons niet ten kwade duiden dat wij trachten den kleinen en middelmatigen boer op zijne hoeve te behouden; wij mogen aan de socialisten vragen wat het baten zou den grond eigendom te maken van den Staat om hem in groote hoeven van duizende hectaren te doen bebouwen. Niet alleen in maatschappelijk, zelf in economisch opzicht ware het een achteruitgang.
E. Vl. | |
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden naar hunnen oorsprong en beteekenis verklaard, door Dr F.A. Stoett. - Zutphen, W.J. Thieme, 1900.Deze eerste aflevering maakt door de degelijkheid van haren inhoud een allergunstigsten indruk. De titel, wil men hem aandachtig bezien, behelst een heel programma, en wil men ook even nadenken, dan zal men spoedig inzien welk een lastige taak Dr Stoett op zich heeft geladen. Zoo van menige aangehaalde uitdrukking de zin of de oorsprong voor de hand ligt, voor menige andere is het ontstaan een raadsel, en vraagt men zich af hoe ze aan haar beteekenis mag gekomen zijn. Intusschen, indien uitdrukkingen als: ‘geene a voor eene b kennen’, wat den zin betreft, geen uitlegging behoeven, toch zal men zeker wel belang erin stellen te vernemen sedert hoelang men haar bij de schrijvers reeds in gebruik vindt, alsook hoe men hetzelfde denkbeeld nog anders uitdrukte, en hoe de overeenkomstige spreuk luidt in 't Engelsch, in 't Duitsch, in 't Friesch. En bij vele andere uitdrukkingen, b.v. die met aap (iemand voor den aap houden, aap wat heb je mooie jongen, hij heeft den aap binnen, den aap in de mouw hebben, in den aap gelogeerd zijn, al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een leelijk ding) zal men met genoegen den schrijver volgen in zijn bespreking van hun oorsprong, geschiedenis en gebruik. De eerste aflevering behandelt niet minder dan 205 spreekwijzen. ‘Langs historischen weg,’ wordt te recht in den Prospectus gezegd, ‘heeft Dr Stoett getracht zijne verklaringen te geven door na te gaan hoe oud de spreekwijze is, in welke gedaante zij in vroegere geschriften van de middeleeuwen af tot nu toe voorkomt, welke veranderingen zij heeft ondergaan, en welke beteekenisontwikkeling zich in verschillende tijden voordoet.’ Van de dialectwoordenboeken uit Noord- en Zuid-Nederland is vlijtig gebruik gemaakt, en veel wat tot hiertoe duister gebleven was, werd door de vergelijking der synonieme zegswijzen uit de levende volkstaal verklaarbaar. - Moge de uitgave ook hier te lande belangstelling wekken; ze verdient het ten volle. Terecht wordt het werk door de uitgevers aanbevolen als ‘het eerste wetenschappelijke spreekwoordenboek, dat in ons land verschijnt.’ - Het geheele werk zal 10 afleveringen tellen, van 3 à 4 vel druks, en 5 gulden kosten.
L.S. | |
Moedertaal. - Practische Taal- en Stijloefeningen, door P.-A. De Vos. Twee stukjes. Lier, drukk. Van In. 1889 en 1900.De heer professor De Vos, uit het St.-Norbertusgesticht te Antwerpen, staat in onze schoolwereld gunstig bekend. Zijne talrijke schriften op het gebied van onderwijs en opvoeding onderscheiden zich door hunnen practischen aard. Het hier vermelde werk moet tegen zijne oudere niet onderdoen. ‘Ons taalboekje’, zoo schrijft de kundige | |
[pagina 618]
| |
man in zijn voorbericht, ‘steunt op dit beginsel, dat, althans bij de eerste studiejaren, taal en stijl als één ondeelbaar geheel dienen behandeld te worden. Daarom gaan onze taaloefeningen onafscheidbaar vergezeld van stijloefeningen. Beide helpen elkander tot het bereiken van het ééne doel: ‘De leerlingen zóó verre brengen, dat zij het gelezene recht verstaan, en zij hunne gedachten, zoo schriftelijk als mondelijk, zuiver, duidelijk, beschaafd en ordelijk uitdrukken.’ - Die woorden zitten vol waarheid, en, naar ik hier en daar vernemen mocht, bewijzen deze boekjes van den heer De Vos veel dienst. Ja, de meester die ze verstandig weet te gebruiken, zal er veel nut uit trekken. De oefeningen zijn zeer methodisch voorgesteld; zij behagen door inhoud en verscheidenheid, en mochten zij sommigen hier of daar wat te lang of te gemakkelijk voorkomen, men denke wel na hoe een handboek moet gebruikt worden, eer men de vrijheid neemt het af te keuren. Naar mijn bescheiden oordeel, haalt de heer De Vos andermaal eer van zijn werk, en mag hij aanspraak maken op den dank der schoolwereld.
9 Mei 1900. J. Mdm. | |
Drabos en Peer Startens, de ontwikkeling des kwaads, de drank, de invloed der vrouw, door Leonard Lehembre. Aalst, De Seyn-Verhougstraete, 1899. 0,80 fr.De titel geeft uit wat de novelle in heeft: tendenznovelle, niet slecht geschreven, maar doorspekt met wijsgeerige bedenkingen; ook wel onnatuurlijke samenspraken en toestanden. Drabos heeft gestolen en een kind geroofd; 't gerecht zoekt hem op, en eenige uren van de plaats waar het misdrijf gepleegd werd woont Drabos onder den deknaam van graaf Bonifaas van Dylta, in een middeleeuwsch kasteel, en dat in een tijd waar telegraaf en telephoon de landelijke gemeenten verbinden en de veldwachters op velo rijden! | |
Wie is waar, uit het Engelsch door M. Hugenholtz-Zeeven. M.C.M. de Groot. Schiedam, 1899.Socialistische vertellingen die alle hierop neerkomen: ‘de hedendaagsche maatschappij is eene broeikas der leugen.’ De toestand kan slechts verbeterd worden ‘door ons strikt aan de waarheid te houden.’ In Een woord vooraf, bekent de vertaler dat het boekje faalt ‘waar het een program van aktie voor de toekomst tracht te geven... Het wil zijn een “eye-opener”... de oogen openen voor de onwaarheid, voor de huichelarij, die de huidige maatschappelijke verhoudingen kweeken. Daartoe zijn de gebruikte voorbeelden misschien wat sterk geaccentueerd...’ | |
Rekenkundige opgaven over spaarzaamheid en vooruitzicht door Maria Du Caju, 2de uitgave. Prijs 1 fr. Gent, A. Siffer.Arithmétique de l'épargne et de la prévoyance, van dezelfde schrijfster, 3de uitgave. Prijs 1 fr.‘Dit boek van Mej. Du Caju beoogt tevens toepassingen op de rekenkunde, en oefening van het denkvermogen en het oordeel, vooral in de richting van het practische leven... Het beantwoordt ten volle aan den eisch: De school voor 't leven... Het boek verdient de bijzondere aandacht van allen, die het onderwijs toegedaan zijn. Wij willen het, met de toelating der schrijfster, voor onze lezers vertalen; zoo | |
[pagina 619]
| |
zal het hier te lande kunnen geraadpleegd worden, en ook voor onze scholen groot nut en voordeel aanbieden...’ (Uit El Hogar y la Escuela van Buenos-Aires. 21 Februari 1900). | |
Evenredige vertegenwoordiging.Het behoort dat elke Belg, die zich aan de belangen van zijn land gelegen laat, op de hoogte zij van deze wet van 29 December 1899, die geheel ons kiesstelsel wijzigt eu verandert tot in zijn diepste zijn en wezen. Onder de menigvuldige werken over het onderwerp verschenen, noemen wij de volgende: La représentation proportionnelle, notes sommaires et pratiques à l'usage de tous les électeurs, avec tableaux synoptiques à l'usage des présidents et des témoins des bureaux électoraux, par A. Aelvoet, chef de bureau de l'Association catholique et constitutionnelle de l'arrondissement de Gand. Prix fr. 0.40. Gand. A. Siffer. Le mécanisme de la Représentation proportionnelle, par Jean Mommaert. Prix fr. 1.50. Bruxelles, O. Schepens. Beide werken zetten klaar en duidelijk het evenredig stelsel uiteen, bespreken den tekst der wet en lichten alles toe met gepaste en sprekende voorbeelden. Vermelden wij ook Table de divison pour la Répartition proportionnelle des sièges avec exposé de la méthode, par V. D'Hondt, prof. à l'Université de Gand. Prix, fr. 3.50. Dit werk geeft de sleutel en de oplossing van al de berekeningen die te maken zijn. Dat de vader van het evenredig stelsel de juiste man was om dit onderwerp te behandelen vraagt natuurlijk geen betoog. Voegen wij bij die werken nog: Volledig kieswetboek met de wet op de Evenredige vertegenwoordiging (Vlaamsche en Fransche uitgave (0.75), en Onderrichtingen voor de getuigen, (0.15), ook in beide talen. |
|