Omroeper.
Uitzet van kerkelijke kunst. - Deze tentoonstelling is ons te laat bekend geworden, dan dat wij in de 6e aflevering van 1899 daarover nog konden spreken.
Hierom ook moeten wij ons heden, tegen onzen zin en onze gewoonte, bij enkele regelen bepalen. Het onderwerp boezemt aan de Dietsche Warande, gelijk zij sedert het jaar 1855 bestaat, te groote belangstelling in, dan dat wij het niet van harte zouden toejuichen. Den wederbloei der kerkelijke kunst te bewonderen was steeds het streven van het tijdschrift.
Wij hebben dan ook al onze erkentelijkheid over voor de heeren Carton de Wiart, Henry Moeller en Vanden Bosch, die de ontwerpers waren der zaak.
Voor eene eerste dergelijke poging is de onderneming zeer wel gelukt, al ontbreken ook eenige namen van belang en is de beeldhouwen zoogenaamde kleinkunst niet overvloedig vertegenwoordigd.
Wij willen dan ook verder over sommige denkbeelden uitgedrukt ter inleiding van den catalogus niet strijden, al deelen wij die niet alle, maar wel ons liever hartelijk verheugen in de meer dan 270 kunstwerken, welke hier zijn bijeengebracht.
Daar is veel, veel te prijzen! Ziet even welke gelukkige gedachte en schoonheid van uitvoering in het Saint-Roch retabel van Joseph Janssens. Bewondert de groote vorderingen van den jongeren Wante, die meer en meer begint te denken en hooger op te streven!
Eekermans, Feldmann, verdienen zij niet onze aanmoediging? Puvis de Chavannes en Loureiw's Stanislas, niet onzen dank?
Begroeten wij niet gaarne de hertelijke, schoon wat kokette schilderwijze van Mej. von Oer?
Meer dan gewonen dank voor den alouden Guffens, Lybaert, van Hove, wegens hunne zoo oorspronkelijke bijdragen.
En van der Ouderaa, en de schilder van den kruisweg te Lanaeken, ook zij mogen niet vergeten worden.
Men vergeve, gelijk gezegd is, dat tijd ons ontbrak naar wensch bij nog vele andere merkwaardige zaken te verwijlen. Men neme dit weinige voor lief.
Alb. Th.
Jonge kunst - Een zeer begaafde maar erg jonge schilder treedt daags vóór de opening eener tentoonstelling van schilderijen in de zaal waar zijn laatste werk is opgehangen. Hij vindt het niet, vraagt den opzichter, deze wijst het hem.
‘Wat is dát?’ roept hij uit, ‘gij hebt mijn landschap 't onderste boven gehangen!’
‘O, mijnheer, verschooning’, is het antwoord.
‘Doch, laat zien’, gaat de kunstenaar voort, op zijn werk turend, ‘laat het zoo hangen; het bevalt mij eigenlijk aldus nog beter’.
Vlaamsche beweging. - Jean Finot heeft in de Revue des Revues aangetoond, dat, in België alleen sedert de laatste twintig jaren, het fransch door 348,000 personen minder wordt gesproken dan vroeger.
In de Nineteenth Century bespreekt Max Muller het aloude geheugen der Brahmanen die (evenals onze epische zangers in de 13e eeuw)